Actie van Oscar Murillo deze zomer in de kerk van het het dorp in Colombia waar hij een huis en atelier heeft
Zorgen voor elkaar – Oscar Murillo – Berichten uit een andere wereld
Wat betekent het om kunst te maken en kunstenaar te zijn in tijden van een wereldwijde crisis? Corine van Emmerik belt met Oscar Murillo, terwijl hij boodschappen doet voor een tijdelijk distributiecentrum in zijn atelier in een dorp in Colombia. ‘We moeten niet historisch, kritisch of antagonistisch bezig zijn, maar iets anders willen laten zien, en nadenken over solidariteit, mensen stimuleren elkaar te steunen.’
Met de wind in zijn telefoon en Spaans geroezemoes op de achtergrond spreek ik met kunstenaar Oscar Murillo (1986). Hij is in Colombia, zijn vaderland waar hij als tienjarige uit vertrok, maar waar hij nu een tentoonstelling voorbereidt in het universiteitsmuseum in Bogotá. Aangezien alles zo snel op slot ging, besloot hij terug te gaan naar zijn geboortedorp om te proberen te werken, maar door de quarantaine stopte alles en dus hij ging zijn gemeenschap helpen. Hij vertelt me over de situatie in zijn dorp van achtduizend mensen, waar het echte probleem de sociale ineenstorting is, een terugkerend thema tijdens ons gesprek. Veel mensen in zijn dorp zijn dagloners, die nu zonder inkomen zitten door wegvallen van werk. Hij zit in de auto met vier vrienden om basisbenodigdheden in te kopen en voedselpakketten samen te stellen. Dit is geen onderdeel van een soort sociale kunstpraktijk, maar het echte leven. De cirkel is rond. De energie die hij normaal zou stoppen in zijn artistieke praktijk wordt nu ingezet in het maatschappelijk belang en niet ten behoeve van de kunst.
‘De situatie waarin de wereld zich momenteel bevindt ‘voelt alsof we naar primitieve bestaanswijzen zijn teruggekeerd, waarin je een hoog niveau van solidariteit en plichtsbesef hebt en zorgt voor elkaar’, vertelt hij. ‘En ik ben daar altijd een voorstander van geweest, zelfs in de context van mijn kunstpraktijk, dus het voelt op de een of andere manier natuurlijk aan, ook al is er een overweldigend gevoel van hopeloosheid, omdat er in deze situatie echt niets is dat we kunnen doen.’ Sommige thema’s die centraal staan in de praktijk van Murillo, zoals de menselijkheid, solidariteit en de spanning tussen het lokale en het mondiale, komen nu tot leven. Een groot deel van zijn projecten, tentoonstellingen en zelfs titels doen bijna profetisch aan in deze tijden van crisis. Daar waar hulp en zorg het meeste nodig zijn, helpt hij zijn gemeenschap en denkt hij in het geheel niet na over internationalisme of het mondiale, waardoor hij op de een of andere manier zijn artistieke praktijk in het echt beleeft. ‘Het is niet langer een idee, een theorie, een voorstel.’
Het gesprek gaat ook over zijn solo Horizontal Darkness in Search of Solidarity in Kunstverein in Hamburg (9.1.2019 t/m 26.1.2020), die hij nog bezig is te verwerken. De tentoonstelling ging over manieren om solidariteit tot stand te brengen, het zwarte gat wanneer je ernaar zoekt, het naar de duisternis kijken en begrijpen wat het is. Tijdens de finissage spraken Murillo en curator Antonia Alampi over het uitbreiden van het idee van solidariteit buiten het theoretische discours om en het kijken naar verschillende manieren waarop samenlevingen over de hele wereld omgaan met activisme en kunst in het kader van het translokale, het vinden van solidariteit, het begrijpen van sociaal-ruimtelijke onderlinge verbondenheid en wat we van hen kunnen leren die de crisis van ver hebben zien aankomen en hoe het is om het nu zelf te ervaren. ‘Die tentoonstelling was op een bepaalde manier profetisch.’
Kunst gaat dus niet meer enkel over het doen van voorstellen, maar over het verwerkelijken daarvan. Op eenzelfde manier lijkt het alsof fictie is uitgegroeid tot een realiteit die in staat is om verbindingen en solidariteit te intensiveren. Een goed voorbeeld komt uit de voorbereidingen voor een tentoonstelling in Rome, die aanvankelijk voor dit jaar gepland stond, met als kern een heftige sociaalpolitieke kritiek. Voordat de coronacrisis Italië trof, was Murillo in Rome om zich voor te bereiden, plekken te bezoeken, in het atelier te werken, enzovoorts. Maar toen de situatie snel verslechterde, werd de focus verlegd naar overleven. ‘In zekere zin was kunst uit het gesprek verdwenen. ‘Er is geen kunst meer, we hebben het over mensen.’ Hij vertelt me dat hij een atelier had om te blijven werken en schilderen, om actief te blijven, toen hij een tube Michael Harding-olieverf zag in de kleur Italian Green Umber, een rijke, aardse groentint, een kleur die je verwacht te zien in een plafondschildering in een Romeinse villa. De tube deed hem denken aan de tentoonstelling, of ze zou kunnen plaatsvinden of niet, en de samenleving en mensen in landen als China, Italië en Spanje ‘die zo zwaar zijn gestraft, en dat de tentoonstelling niet langer gaat over kritiek, maar dat we op de een of andere manier het leven moeten vieren en elkaar wat opmonteren.’
Het sluit aan bij wat de Belgische wetenschapper en filosoof Isabelle Stengers betoogt: kritiek is het diskwalificeren van de ander, wat de situatie op dit moment niet van ons vraagt.[1] Gezien de wereldwijde crisis, is dit misschien het moment voor een andere benadering, zoals Murillo opmerkt. ‘We moeten niet historisch, kritisch of antagonistisch bezig zijn, maar iets anders willen laten zien, en nadenken over solidariteit, mensen stimuleren elkaar te steunen.’ Murillo deed dat vaker, mensen bijeenbrengen, in contact met elkaar, zoals in For The Cleaners’ Late Summer Party in de Serpentine Galleries in Londen in 2012. Familie en vrienden werden uitgenodigd voor een avondje dansen. Maar nu bedoelt hij iets anders.
Kunst gaat niet meer enkel over het doen van voorstellen, maar over het verwerkelijken daarvan
‘Ik heb vaker aangegeven dat wij als kunstenaars graag geloven dat we in de frontlinie van het denken staan, met onze neus op wat er gebeurt in de samenleving. Ik wil mijn positie gebruiken om na te denken over hoe we een nieuwe visie op de maatschappij kunnen creëren en vervolgens in praktijk kunnen brengen.’ Een aspect van zijn praktijk die hij nooit echt goed benoemd zag is het thema migratie. Murillo gebruikt zijn eigen ervaringen in projecten die vertrekken vanuit het perspectief van migratie: ‘maar wat over het hoofd is gezien, is bijvoorbeeld wat mijn papier-maché figuren representeren; dat zijn de onderdrukten die aan de zijlijn van een kapitalistisch systeem staan.’ Hun positie houdt direct verband met de neoliberale samenleving, die onder Ronald Reagan en Margaret Thatcher is opgebouwd. Hij geeft ze in zijn poppen een gezicht. Het is diezelfde arbeidersklasse die ironisch genoeg ook nu weer de klappen op moeten vangen. Ze bevinden zich in een ‘situatie van leven of dood, zoals hier in Colombia, waar mensen in opstand komen, omdat ze zonder werk direct honger moeten lijden’.
De spanningen tussen mensen van verschillende afkomst, ideologie, cultuur en meer, vormen de kern van Murillo’s artistieke praktijk. Hoe om te gaan met deze spanning? Doordat hij is opgegroeid in Colombia, in een context van verschillende culturele realiteiten, mensen met Afrikaanse of inheemse achtergronden, is hij gewend aan veel sociale verschillen. Hij trekt een vergelijking met de rassenkwestie in de Verenigde Staten waar het kapitalisme alles bij elkaar houdt. Iedereen presteert onder het kapitalisme, omdat het je een plaats in de samenleving geeft.’ Het onderwerp is ook opgeleefd in de kunstwereld, maar louter op ‘een performatieve wijze’; er wordt niet echt iets aan de scheve onderlinge verhoudingen gedaan. Een succesvolle manier van culturele uitwisseling binnen de institutionele infrastructuur is, volgens Murillo, de tentoonstelling Vida Americana over de invloed van Mexicaanse muralisten op de Amerikaanse kunst die februari dit jaar opende in het Whitney Museum of American Art in New York, ‘Voor mij bezit zo’n tentoonstelling, die ironisch genoeg in de Verenigde Staten wordt georganiseerd, een soort oprechtheid, omdat ze het gevoel geeft dat het een diepere laag te hebben. Maar veel van de revisionistische tentoonstellingen in de Amerikaanse context vind ik beschamend.’
In plaats van ras, waarin Murillo niet geïnteresseerd is, kijkt hij liever naar manieren waarop een dieper cultureel begrip van de wereld helpt bij het overbruggen van onderlinge verschillen. Het zijn vooral zijn reizen die hem daarbij inspireren. In zijn project Frequencies (2013-heden) bijvoorbeeld krijgen kinderen over de wereld voor een jaar een doek om op te tekenen of schilderen en op te hangen bij hun tafeltje in het klaslokaal. De creativiteit wordt er wereldwijd mee in kaart wordt gebracht. Het doet me denken aan de Peruviaanse antropoloog Marisol de la Cadena die het verschil in ontologische termen ziet als gedeelde vormen van menselijk begrip, die andere maar met elkaar verbonden werelden bewonen.[2] Solidariteit ontstaat juist in het verschil, waarna weer andere verbindingen en uitwisselingen mogelijk worden en nieuwe vormen van solidariteit. Murillo’s artistieke praktijk is in staat om deze verschillen te intensiveren en vraagt ons om de dingen anders te doen, kunst en de relaties die we met elkaar hebben te heroverwegen bij een zoektocht naar translokaliteit en solidariteit.
OSCAR MURILLO DOET MEE AAN SONSBEEK 21-24
Een andere voor dit jaar geplande tentoonstelling die geen doorgang kan vinden is Sonsbeek in Arnhem, die nu is uitgesteld tot volgend jaar. Murillo vertelt me dat hij al zeven jaar bijna religieus stenen uit klei en maïs maakt, waarbij hij het idee van arbeid wil representeren, het actief zijn en werken met materialen die een brede vertegenwoordiging in de samenleving kennen. Maïs is bijvoorbeeld over de hele wereld basisvoedsel. De installatie die hij voor Sonsbeek zou samenstellen, zou om die ideeën gaan. Hij laat zich inspireren door zijn installaties in Baku, Azerbeidzjan, waar hij samen met een groep ambachtslieden mozaïekachtige ramen maakte met afgedankt metaal dat in eerste instantie zou worden gebruikt om fabrieken mee te bouwen in de Sovjet-Unie. De techniek voor het maken van deze ramen is ontwikkeld voor het paleis in Şəki, in een provincie die grenst aan Rusland. Het idee was ‘om dit soort maatschappelijke botsing, een botsing van ideologieën’ na te bootsen die niet meer bestaan, de Sovjet-Unie met het kapitalisme dat ‘voortdurend in twijfel wordt getrokken en niet meer functioneert’.
Met diezelfde botsing in het achterhoofd presenteerde Murillo afgelopen zomer in The Shed in New York een performance van de Mexicaanse muralist Diego Riviera. Riviera kreeg de opdracht om een muurschildering te maken in het Rockefeller Center, wat resulteerde in een socialistische afbeelding die verwijderd werd door de kapitalistische broers Rockefeller. Tijdens Murillo’s performance initieerde hij een processie van de Hudson naar de West Side met de papier-maché beeltenissen, eindigend bij het Rockefeller Center als een eerbetoon aan Riviera en de samenleving die is afgebroken. Dit zijn enkele van de thema’s die Murillo tijdens Sonsbeek hoopte te behandelen, samengebracht met het idee van solidariteit en wat dit betekent in het kader van het maken van tentoonstellingen. Maar we zullen tot volgend jaar moeten wachten om te zien hoe dit vorm krijgt.
DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NUMMER 3-2020 TROEBELE WATERS. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE DIT NUMMER OF HET NIEUWSTE GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]
Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen
1 Andrew Goffrey en Isabelle Stengers, In Catastrophic Times: Resisting the Coming Barbarism, Open Humanities Press, 2015
2 Marisol de la Cadena, Earth Beings: Ecologies of Practice across Andean Worlds, Duke University Press, 2015
Corine van Emmerik
is kunsthistoricus