metropolis m

Fritz Haeg in de moestuin van Salmon Creek Farm, foto Katja Mater

Als oprichter en editor van Girls Like Us magazine, een queer en feministisch kunsttijdschrift, ben ik al jaren gefascineerd door collectieven en collaboraties, omdat deze manier van werken heel erg verankerd zit in queer & feminist culture en haaks staat op patriarchale principes als ‘ego’, ‘individu’, ‘genius’, et cetera. Ik denk dat zulke kunstpraktijken alternatieven kunnen bieden voor de huidige doorslaande kapitalistische cultuur, en dat we er veel van kunnen leren. Wat betekenen begrippen als economie, ‘currency’, identiteit, en ook kunst als je hier vanuit een meer collectieve invalshoek naar kijkt? Hoe doe je dingen in je eigen tempo, buiten de dwingende druk van de markt om?

En hoe zit het met het ‘systeem’? Veel kunstcollectieven hebben een moeilijke verhouding tot zowel de institutionele als de commerciële kunstwereld. Vaak is het werk niet object gerelateerd, wat het moeilijk verkoopbaar maakt. Maar het niet verkopen is vaak juist het punt. Het uitdragen van een andere soort praktijk staat voorop: een gedeelde praktijk, die veel meer gaat over dingen doen, in een eigen tempo, vaak ook met eigen middelen, buiten het gesubsidieerde of commerciële circuit. Of met één been erin, en één been eruit. Geld verdienen met kunst verkopen om het vervolgens in je eigen project te stoppen. Maar lukt dat? En hoe doe je dat?

Sinds 2017 bezoek ik regelmatig kunstenaars slash activisten in hun eigen vormgegeven biotoop. Ik wilde hun verhalen horen, een soort van best practice lijst verzamelen. Niet enkel om ideeën te exploreren, maar ook om handvaten aan te reiken.

Niet iedereen die ik interviewde identificeert zich als queer, en ook niet iedereen werkt op een totaal collectieve manier. Wel delen ze allemaal de drive om een eigen plek te creëren, weg uit de institutionele en commerciële wereld. Om een project te creëren – vaak maar niet altijd vanaf scratch – waarbij onderzoek en proces even belangrijk zijn als het eindresultaat. Projecten die meer inclusief zijn, gedragen (en gebouwd!) door meerdere handen. Die  misschien ook meer intuïtief zijn en ruimte openlaten voor falen, imperfectie, twijfel en self-care. Safer spaces of beauty, die eigenlijk nooit af zijn. Een soort van eindeloos proces dat beetje bij beetje vorm krijgt en constant wordt bijgestuurd.

Hello Salmon Creek Farm!, foto Katja Mater

CHAPTER 1: SALMON CREEK FARM

Ik begin mijn traject bij kunstenaar Fritz Haeg, die bezig is een oude hippie commune om te bouwen tot een cultureel complex: Salmon Creek Farm in Californië. De Amerikaanse Westcoast (en Amerika at large) hebben een lange geschiedenis van communes en alternatieve levensvormen, en dit is precies wat Fritz voor ogen staat. Hij is jaren op zoek geweest naar een geschikt stuk land om zijn levenswerk te realiseren: een community van hoofdzakelijk queer kunstenaars.

Fritz’ werk als kunstenaar – architect was altijd al gefocust rond community-building en samenwerkingen, vaak in opdracht van musea en instituten. In zijn artistieke praktijk maakte hij nooit verkoopbare objecten, dus zijn ‘verdienmodel’ was vanaf het begin af aan al anders dan de meeste kunstenaars. Hij heeft ook nooit met een commerciële galerie gewerkt. In creëerde hij in 2000 het Gardenlab, een project rond community gardens dat hij gedurende meer dan tien jaar bij verschillende instituten over de heel wereld heeft uitgerold.

In 2006 zag de Sundown Salon het levenslicht, een dome ergens in de heuvels rond Los Angeles, die fungeerde als verzamelplek en podium voor andere kunstenaars en performers. Maar Fritz wilde iets meer lange termijn en duurzaam dan de tijdelijke dome, en na deze verkocht te hebben aan een instelling, had hij voldoende startkapitaal om eindelijk zijn eigen lap grond te kopen. 

Moestuin Salmon Creek Farm, met cabin 1, Orchard – Fritz’ huis in de achtergrond, foto Katja Mater

The Triangle aka magic deck naast Cabin 8, Salmon, foto Katja Mater

Na een lange zoektocht werd hij in 2014 getipt over Salmon Creek Farm, een oude en verlaten hippie-commune in Albion, 200 km boven San Francisco. Hij ging het domein bezoeken en was op slag verliefd. De onderhandelingen duurden even (ook al woonde er niemand van de oorspronkelijke eigenaren nog op het terrein, meerdere mensen hadden nog inspraak, onderhandelingen met een collectief van eigenaren was niet makkelijk). Uiteindelijk werd zijn bod aanvaard. Daarna volgden een aantal intensieve jaren waarin Fritz met de hulp van friends & strangers de plek geleidelijk aan restaureerde. Hij vertelt me dat hij in de maand voordat ik langskwam nog een nieuwe cabin had ontdekt. Veel delen van het domein waren totaal verwilderd en overgroeid waren, en elke dag werd hij wel weer iets nieuws geconfronteerd. Alsof het terrein zich maar heel langzaam wilde prijsgeven, en afwachtte wat hij precies van plan was vooraleer zich helemaal te laten kennen. Hij ziet de eerste jaren als meer fysieke inspanningsjaren, om de plek later te kunnen laten evolueren naar een community met focus op andere activiteiten (dans, performance, schrijven, lezen,…) – een community met een vaste kern bezoekers die geregeld zouden langskomen.

Ik vraag hem naar zijn motivatie voor dit project, en zijn beslissing om zich terug te trekken uit de kunstwereld. Voor hem is het een superlogische beslissing, gezien hij al zijn hele leven lang geïnteresseerd is in wat hij ziet als de echte basisprincipes van het dagelijkse leven: koken, schoonmaken, bouwen, tuinieren en zelf voedsel produceren. Fritz zegt worden getriggerd door vragen als ‘Waar komt ons eten vandaan? Wie kweekt de groenten? Wie maakt de keuken schoon? Dit zijn geen retorische vragen. Je kan dit soort vragen onmogelijk  beantwoorden zonder een levensstijl te omhelzen die deze in de praktijk brengt. Door ontzettend te downscalen en alle overbodige troep overboord te gooien.

Salmon Creek Farm was voor Fritz de logische volgende stap in zijn leven. En natuurlijk ook de meest radicale, want SCF is méér dan een fulltime bezigheid, en tijd om nog andere kunstprojecten, laat staan tentoonstellingen te doen, heeft hij nauwelijks.

De giant Redwood bijsnoeien (understatement), foto Katja Mater

De giant Redwood bijsnoeien (understatement), foto Katja Mater

Ik vind dat een mooi idee; om de kunstwereld of in ieder geval het systeem en de instituten achter je te laten en een omgeving te creëren waar veel mensen uit deze wereld je komen bezoeken. Op jouw voorwaarden en met een soort van onuitgesproken intentie om de bezoekers te laten mee helpen met het bouwen aan die plek. Want dat is natuurlijk de deal.

Inkomen genereren doet SCF niet echt, iedereen betaalt een kleine fee (vrijwillige bijdrage) voor het verblijf en helpt mee met het werk. Denk aan tuinieren, bomen kappen, het samen bouwen van een sauna, composteren en een beurtrol in de keuken. Hoe houd je zo’n plek op lange termijn financieel overeind?

Fritz’ credo is, zoals altijd, om te proberen zoveel mogelijk te halen uit de beperkte middelen die aanwezig zijn. Hij heeft zich ontzettend laten inspireren door het handelen van de jonge hippie universiteit drop-outs die SCF in de jaren zestig hebben opgebouwd. Die hebben alles in z’n geheel opgebouwd met gevonden materiaal. Ze waren ontzettend inventief en ook heel zelfvoorzienend.

De geweldige cabins op het terrein raken mij het meest tijdens mijn bezoek. Er is er eentje die ontworpen is door een dertienjarig jongetje en ook eigenhandig door hem is gebouwd, samen met zijn moeder. Geen van de oorspronkelijke bewoners had een ontwerpdiploma; het is allemaal heel intuïtief gebouwd. Ik vind het heel bijzonder om buiten naar het toilet te gaan en dat te composteren. Om elke dag je kachel aan te doen (ik was er in februari) en in de koude buitenlucht te douchen. Om door het stikdonkere bos naar de gemeenschappelijke keuken te lopen. Ik ben sinds deze ervaring niet meer bang in het donker.

Cabin 6, River, foto Katja Mater

Cabin 2, Rainbow die momenteel wordt gerenoveerd, foto Katja Mater

Maar goed, terug naar het geld. Fritz gelooft niet in subsidies vanuit het bedrijfsleven, stichtingen of beurzen. Hij vindt dat dit soort ondersteuning een heel andere dynamiek creëert, die maakt dat je een plek nooit helemaal eigen kan maken. Geld lost niet alles op, verre van. In de huidige kunstwereld circuleert er zó veel geld, dat het steeds minder duidelijk wordt waar het precies vandaan komt en wie het controleert. Het wordt zo allemaal heel abstract, en SCF wil laten zien dat het anders kan; door je aan dit ontzettend complexe en ontransparante economische systeem te onttrekken, en een proces van enorme simplificering te ondergaan. In SCF staat niet de uitwisseling van geld, maar die van een pure ‘barter’ centraal: een 1 op 1 uitwisseling die mensen motiveert en voldoening geeft om tijd vrij te maken en mee te helpen het project van de grond te krijgen. Om onderdeel van de community te worden, want daar gaat het tenslotte om.

Maar laat één ding duidelijk zijn. SFP is geen utopische plek, hoe mooi en ideaal het allemaal ook moge klinken. Fritz geeft aan het woord ‘utopie’ heel modernistisch te vinden – het echoot het idee dat je dingen ‘helemaal overnieuw’ kan doen. ‘Starting from scratch, met een proper blad’. In werkelijkheid kan dit natuurlijk niet. Je zal moeten leren omgaan met beperkingen, hindernissen en compromissen. Een goed doordacht en genuanceerd proces, waarin verschillende onderdelen langzaam georganiseerd, toegevoegd en bijgestuurd worden, is van essentieel belang voor een project als dit. Maar het feit dat iedereen zo bezig is met het idee van utopie zegt veel over hoe het momenteel met de (kunst)wereld is gesteld. De kunstwereld is sowieso een heel erge stadswereld; erg gefocust rond een paar grote en invloedrijke steden. Daardoor treedt er een vervreemding op, en een verlangen naar de natuur, naar een soort van wildernis en simpelheid.

Zulke verlangens klinken misschien naïef in de oren, maar de overproductie en het spektakelgedrag van de kunstwereld de afgelopen twintig jaar doet zeker wel verlangen naar iets anders. Naar een ander soort van betrokkenheid, weg uit het professionalisme, het overgekapitaliseerde, de hoge drempels, het snelle tempo en de prestatiedruk. En misschien nog het meest belangrijk, weg van de MFA’s en andere diploma’s die vandaag de dag blijkbaar nodig zijn om kunstenaar te worden, of in elk geval als kunstenaar serieus te worden genomen.

Een liefde voor het amateurschap en voor manieren van leren die ruimte openlaten voor falen en experimenteren is herontdekt. Net als de behoefte aan een soort van willekeur.

De afgelopen jaren zijn mensen van een heel diverse pluimage naar SCF getrokken. Als is het een nieuw bedevaartsoord. Sommige bezoekers zijn oude vrienden en collaborators van Fritz, anderen zijn mensen met een (artistieke) praktijk die nauw aansluit bij wat SFC voorstelt. Praktijken die bestaan uit wildplukken, tuinieren, pickelen en fermenteren bijvoorbeeld, maar ook uit yoga, performance, en allerlei andere soorten body/mind-achtige praktijken die floreren in een omgeving van gelijkgestemden in perfecte isolatie. Maar er komen ook mensen die gewoon willen helpen met bouwen, betonneren, renoveren, schoonmaken.

Fritz Haeg en Jessica Gysel aan het werk, foto Katja Mater

Hout sorteren, foto Katja Mater

In de paar jaar na mijn bezoek heeft SCF de nodige ontwikkelingen ondergaan, vertelt Fritz. Er zijn sindsdien een sauna en een deck om te dansen en voor performances, aan de gemeenschappelijke cabin is een grote buitenkeuken toegevoegd, er is een serre gebouwd en er zijn er een paar oude cabins gerenoveerd, en nieuwe bijgekomen. Vele handen maken licht werk. In de afgelopen jaren waren er ook diverse workshops voor black, queer en non-binary mensen, die één cabin (met de naam ‘Dawn’) volledig gratis en permanent tot hun beschikking hebben.

Het is mooi om te zien dat als je de juiste omgeving en voorwaarden creëert mensen op een natuurlijke manier worden aangetrokken om te komen helpen. SCF kan gezien worden als een experimentele school; een zonder geld, waar mensen niet worden betaald om les te geven, en waar jonge mensen iets kunnen leren van de oudere generatie, maar ook omgekeerd.

SCF zet ook het oude systeem van work vs. play op de helling. Het is altijd wel werk te verrichten, maar je wordt nooit verplicht om mee te doen. Daarnaast lopen werk en ontspanning vaak naadloos in elkaar over; een hele middag onkruid wieden daar was één van de leukste dingen die ik ooit heb gedaan, just saying.

Als ik Fritz in november 2020 spreek zegt hij dat SCF de afgelopen jaren op volle toeren is gaan draaien, met een continue in- en uitstroom van mensen, een drukke agenda met allerlei activiteiten die uit open calls en andere voorstellen zijn gedistilleerd, never a dull moment basically. Maar toen kwam Covid-19 en is alles verstild.

Op dit moment komen er amper externe bezoekers, maar zijn de mensen die aanwezig waren toen de pandemie startte gewoon gebleven, en is er nu een min of meer permanente groep die er ook woont en al dan niet werkt. Het blijft uitzoeken hoe de boel financieel draaiende te houden, maar het lukt net. Iedere bewoner betaalt een maandelijkse bijdrage en elke zaterdag wordt er samen aan klussen gewerkt.

En Fritz? Die is nu voltijds timmerman en houtbewerker (iets wat hij altijd al wilde leren), en schrijft aan een boek over zijn ervaringen en ideeën rond het bouwen van SCF. Hij zegt de kunstwereld totaal niet te missen, en dat hij zo gelukkig is dat Salmon Creek Farm z’n eigen timeframe heeft. Hij hoopt dit zo te houden.

Wordt vervolgd…

ANNEX 1: THE WHOLE EARTH CATALOG ETC.

Mijn ‘guiding tool’ voor dit onderzoek was het Amerikaanse counterculture tijdschrift The Whole Earth Catalog, oorspronkelijke gepubliceerd in 1968. Vooral de ondertitel Access to tools & ideas was helemaal wat ik voor ogen had.

Zou het niet prettig zijn om tools aangereikt te krijgen waarmee je je leven vorm kan geven? Die je helpen zelfvoorzienend te zijn? Die je leren je eigen meubelen, huis of moestuin te bouwen? En die je meer leren over legale self-help, plant-empowered drugs en mystiek?

The Whole Earth Catalog tacklet al deze topics en nog veel meer. Leuk om even alle hoofdstukken kort te schetsen: ‘Volledige Systemen’ (denk: astronomie, graslanden, biomen van de wereld), ‘Gebruik van het Land’ (denk: de filosofie van het boeren, eetbare landschappen, community gardening, bijen), ‘Community’ (denk: Tactieken, Mediatie, Gay Politics – dit was voor de queer revolutie), ‘Huishouden’ (denk: eenvoudig leven, veiligheid thuis), ‘Ambacht’ (denk: weven, spinnen, boekbinderij), ‘Levensonderhoud’ (denk: geld, persoonlijke financiën, subsidies), ‘Gezondheid’ (denk: Medical Self-care, , adoptie), Nomadics (denk: draagbare boten Portable, goede gidsen), ‘Communicatie’ (denk: symbolen, taal, audiobooks –books on casette in de jaren 70), ‘Opvoeden’ (single parenting, thuisscholing, levenslang leren), en tenslotte een hoofdstuk Gate Five Road over het ontstaan van The Whole Earth Catalog.

Na wat dieper te graven vond ik de New Woman’s Survival Catalog, gepubliceerd in 1973: een feministische interpretatie van The Whole Earth Catalog die onderwerpen als kunst, abortus, trouwen en scheiden, zelfverdediging en meer van dat in kaart brengt op een heel DIY en toegankelijke manier. Een huzarenstuk dat in vijf maanden werd verzameld.

En wellicht nog meer impressionant is de Circle of Lesbian Indexers, opererend tussen 1970 en 1986 en die topics coverde als  Black Lesbians, Coming Out, Hotlines, Menstruatie, Softball en Transpeople. [1]

ANNEX 2 – SCF CATALOGUS

In 2018 – na 4 jaar renoveren publiceerde Fritz de Salmon Creek Farm – The Whole 2018 Catalog (rings a bell?) waarin hij schrijft dat het doel van het project is. Een excerpt:

To commune, compost, construct, convene, converse, cook, clean, climb, create, cultivate, dance, design, eat, engage, drop in, drop out, garden, gather, inquire, labor, lean in, lean back, listen, make, mend, move, nurture, organize, perform, plant, play, prune, read, reflect, resist, surrender, see, speak up, share, sing, smell, sow, step back, step up, touch, tune in, tune out, taste, quiet down, walk, wonder, watch, wonder, work, write…

ANNEX 3 – CEDAR CABIN

As we speak wordt één van de cabins, CEDAR verhuurd voor $750 per week, met een minimum van 2 weken en biedt op deze manier een kleine bron van inkomsten aan het toch wel heel precaire project.

ANNEX 4 – VOOR WIE WEL UTOPIA WIL

Voor wie meer achtergrond over de utopische communes van Californië wil, hier zijn wat boeken die het exploreren waard zijn.

De meest entertaining vond ik zelf Paradise Now, van Chris Jennings, gepubliceerd in 2016, vertelt het verhaal van het Amerikaanse Utopisme. Met groeperingen zoals de Shakers, New Harmony, the Fourierist Phalanxes, Icaria en Oneida die eigenlijk allemaal zijn opgericht door Europese emigranten die op de weidse Amerikaanse gronden hun eigen wereld konden bouwen.

Wil je nog verder terug in de geschiedenis, dan schreef Mark Holloway ‘Utopian Communities in America, 1680-1880, gepubliceerd in 1966 (een voorbode van de 1968 revolutie).

Ik werd heel blij van ‘Doing it in Public’, over de Woman’s Building in Los Angeles, wat aan de binnenzijdes voor ‘Scratch Pink and it bleeds’ en aan de achterzijde ‘The personal is political’ als slogans heeft.

Meer recent is er In the Canyon Revise the Canon, geredigeerd door Géraldine Gourde, gepubliceerd in 2015 door Shelter Press.

[1] Voor meer informatie, check Cait McKinney’s publicatie, Information Activism, A Queer History of Lesbian Media Technologies, 2020 (Duke University).

 

DE POSITIE VAN ONDERZOEKSREDACTEUR IS MOGELIJK DANKZIJ FINANCIËLE ONDERSTEUNING VAN HET MONDRIAAN FONDS

Jessica Gysel

is schrijver, kunstenaar, activist en oprichter van tijdschriften Girls Like Us en Girls Heart Brussels

Recente artikelen