Simone Zeefuik in debat met Quinsy Gario via Zoom, tijdens Verkiezingen zijn niet genoeg! in het Stedelijk Museum, Amsterdam, 14.3.2021, foto Maarten Nauw
Simone Zeefuik: ‘Als je het eenmaal ziet, kun je het niet meer ontzien’
Haar volle aandacht gaat op dit moment uit naar het mede vormgeven van het MA-programma Blacker Blackness aan het Sandberg Instituut en het maken van programma’s bij Bijlmer Parktheater. Joram Kraaijeveld spreekt Simone Zeefuik over haar toneelstukken, de centrale rol van taal in haar werk en kijkt ook nog even met haar terug naar hun beider betrokkenheid bij het debat Verkiezingen zijn niet genoeg! in het Stedelijk Museum Amsterdam.
Waar ben je nu mee bezig, welke projecten ben je aan het ontwikkelen?
‘Ik ben nu vooral bezig met Blacker Blackness, een tijdelijk MA-programma op Sandberg Instituut. Ik ben dat aan het vormgeven samen met Zawdie Sandvliet en Ola Hassanain. We zijn bezig met het curriculum voor de komende twee jaar. Dus dat voornamelijk. En ik ben programmamaker bij Bijlmer Parktheater. Daar zijn we heel erg aan het nadenken – mochten we nog langer in deze online periode blijven zitten – wat voor programma’s interessant kunnen zijn om te ontwikkelen en te bekijken. Ik heb mezelf voorgenomen om me te richten op die twee dingen. En af en toe schiet er nog wel eens een essay of artikel voorbij, maar geen andere projecten.’
Ik kan me voorstellen dat het opzetten van een curriculum een tijdsintensief traject is?
‘Jazeker, en ik wil daar mijn volle aandacht aan geven. Dat is een van de keuzes die ik heb gemaakt aan het begin van de pandemie: probeer echt je volle, volle aandacht aan dingen te geven. Dat dacht ik voorheen ook wel altijd, maar nu denk ik dat als je iets minder doet, het je werk eigenlijk alleen maar ten goede komt.’
De tijdelijke master Blacker Blackness gaat in september van start. Het is een programma waarin verbeelding als methode zal worden gebruikt om representatie van Zwartzijn in kunst en ontwerp te dekoloniseren, decoderen en te bevrijden. Kun je dit toelichten? Wat betekent verbeelding in dit programma?
‘Als we het hebben over een onderwerp als, laten we het maar houden bij Zwartzijn, wordt dat vaak uitgelegd aan de hand van wat het betekent in relatie tot witheid. Bijvoorbeeld: er is ergens een kunstobject en dan zeggen we: ‘‘In Europa zouden we dat zo en zo hebben gedaan’’. Of, een ander voorbeeld: klederdracht wordt heel vaak een ‘‘jurk’’ genoemd. Dat mensen zeggen: “Djellaba is eigenlijk een jurk.” En dan denk ik: ‘‘Nee, waarom noem je het niet gewoon djellaba?’’. Waarom blijf je iets uitleggen volgens een bepaalde standaard die heel veel dingen reduceert? Ik ben een groot filmliefhebber, en ik geniet altijd van het werk van makers die iets maken vanuit de gedachte dat ze hun eigen publiek zijn. Dat zij zelf heel erg kiezen voor het laten zien van iets dat normaal is voor ons. Ik hou heel erg van die alledaagsheid. Die alledaagsheid van Zwartzijn, daar gaat het eigenlijk over. Wat voor vragen stel je als het werk niet meer heel erg uitgelegd hoeft te worden, als de verbeelding voorbij het uitleggen gaat? Als verbeelding eigenlijk het hebben van een conversatie is? Wat zouden we dan van elkaar willen weten? Stel bijvoorbeeld, je zou iets willen uitleggen over de geschiedenis van Senegal of Madagascar. In plaats van dat je dan hun president vergelijkt met een president in Europa, zou je de geschiedenis van Senegal kunnen zien in relatie tot bijvoorbeeld die van Ghana. Wat zijn de overeenkomsten daartussen? In plaats van te zeggen ‘‘O, dit was de Afrikaanse Napoleon’’, of ‘‘O, dit was de Afrikaanse Mozart’’ zou je het moeten vergelijken het met een andere muzikant. Een muzikant die misschien niet voor iedereen heel erg bekend is, maar wel bekend voor de mensen waar je tegen kan zeggen: ‘‘dit is voor jullie’’.’
Ruim opgevat, klinkt dat voor mij als onderwijs als bevrijding. Dat doet me denken aan de kritische pedagogie van bell hooks. Is dat een inspiratiebron?
‘Ja, natuurlijk. Ik denk dat ik het iets te veel credit vind om te zeggen dat er een link is tussen mijn werk en het werk van bell hooks. Maar ik geloof wel inderdaad dat het onderwijs een hele grote rol speelt in hoe we naar de wereld kijken. Het zijn dingen waarvan we kunnen denken: “Wat heeft een vak als aardrijkskunde nu te maken met een wereldbeeld?” Maar als ik terugdenk aan hoe ik heb geleerd hoe de wereld eruit ziet, zie ik dat eurocentrisch gedachtegoed in alle vakken naar voren komt. Bij welke vakken leer je wel iets over bepaalde werelddelen en bij welke niet? Dit vormt je beeld en beïnvloedt je ook heel erg in de vragen die je later kunt gaan stellen. Dus ik hou ervan om te kijken of je dat wereldbeeld ietsje los kan laten. Wat makkelijker gezegd is dan gedaan – ik denk dat we het nog heel erg met ons meenemen. Kun je een investering maken om dat ene wereldbeeld minder als waarheid te beschouwen? En welke lijn volg je dan? Als kunstgeschiedenis minder gaat over de Grieken en Romeinen of de Verlichting in Frankrijk, hoe ziet het vak er dan uit? Welke conversatie kunnen we dan hebben over esthetiek?’
Is het gesprek dat dan kan plaatsvinden een manier om het kunstonderwijs te dekoloniseren?
‘Ja, dat denk ik zeker wel. Omdat nog steeds snel wordt gedacht dat het nu eenmaal is zoals het is. En ook die norm is een koloniale norm. ‘‘Misschien kan er een vak bij’’, wordt dan gedacht, of ‘‘misschien kan er één les over kan gaan’’. De kern blijft vaak vaststaan. Als we het op een kunstacademie hebben over wat mooi is, dan horen daar bepaalde beelden bij. Wat als we dit helemaal zouden omgooien? Wat als we een paar lessen zouden hebben over wie heeft vastgesteld wat er mooi is…? Of wat als we een bepaalde kunstvorm uitleggen aan de hand van kunstenaars uit– I don’t know –Zuid-Amerika of uit het Afrikaanse continent in plaats van aan de hand van de voorbeelden die we “westerse kunstenaars” noemen. Welke conversatie hebben we dan?’
Als je nu naar het kunstvakonderwijs kijkt in Nederland is de “golden nugget” nog de gangbare norm. Dat er iets is van een beschavingsideaal of esthetisch ideaal ooit is uitgevonden in Griekenland, overgebracht naar Rome, verdeeld over Europese koninkrijken en uiteindelijk weer in elkaar gezet op de academies in de Westerse wereld.
‘Ja, precies. En ik hoor van de studenten die ik af en toe lesgeef dat ze verhalen missen waarin ze zich vertegenwoordigd voelen. Ze missen verhalen en vinden dat er niet genoeg gebeurt qua veranderingen binnen de vakken die er worden geboden.’
Terug naar ‘Verkiezingen zijn niet genoeg’. En terug naar de relatie tussen je script Nour, een verhaal over een Afro-Nederlandse politieke partij geleid door vrouwen die in de Tweede Kamer komt, en de werkelijkheid. Tijdens de bijeenkomst in het Stedelijk Museum van 11 maart hadden we het over hoe niet de partij maar wel de ideologie van BIJ1 invloed had op je script. Verandert daar misschien iets aan nu BIJ1 in de Kamer zit? Geeft de nieuwe werkelijkheid ook aanleiding voor een nieuwe verbeelding? Kun je nu een epiloog toevoegen, bijvoorbeeld?
‘Leuke vraag. Misschien wel, het laat je weer verder denken. Nour gaat over een partij waarin drie zwarte vrouwen centraal staan, die allemaal in de Tweede Kamer komen – ik kan het nu spoilen, want ik wil nu een ander stuk schrijven. Het is leuk dat de realiteit je uitdaagt om verder te blijven denken. Toen ik het schreef was het een andere periode. Ik heb altijd gedacht dat het een mogelijkheid was. Maar nu dat het is gebeurd, denk je: wacht even, de volgende droom wordt groter dan de vorige. Nu kunnen we iets anders schrijven, wat ook weer haalbaar is. De dingen die je verbeeldt, dagen je ook uit om daar aan voorbij te blijven denken. Er is geen limit aan je verbeelding. Misschien kan nu iemand een stuk schrijven over hoe het land zou functioneren als we een dekoloniale, zwarte minister-president zouden hebben en de corona-pandemie tien jaar langer duurt dan verwacht. Om maar even iets te noemen. Iets waarvan je nu misschien denkt: ‘‘Dat zal de komende vijftig jaar niet gebeuren.’’ Maar misschien gebeurt het wel over tien jaar. En dan heb je over vijftien jaar weer een ander stuk. Het belangrijkste is dat ik nooit heb gedacht dat het niet zou gebeuren. Tegelijkertijd heb ik nooit geweten wanneer het wél zou gebeuren. Die spanning, die zou ik vaker terug willen zien in een geschreven werk, of het nu een film of theaterstuk is.’
Tijdens de bijeenkomst ‘Verkiezingen zijn niet genoeg’ stelde ik dat de samengebrachte kunstpraktijken de parlementaire, representatieve democratie en de gekozen macht uitdagen. Je toneelstukken over politiek, kritiek op eurocentrische musea, en de inzet van verbeelding als bevrijding veronderstellen een politieke kracht van kunst. Maar zou je over je eigen praktijk zeggen dat het de democratie of de gekozen macht uitdaagt? Zo ja, hoe?
‘Ik hoop het. Ik hoop dat het bijdraagt aan het gedachtegoed dat het uitdraagt. Het gedachtegoed dat kritisch is op meerdere velden, meer dan we nu kunnen overzien. In het begin dachten we misschien te beginnen met het dekoloniseren van het onderwijs, maar dat heeft z’n weerslag op zoveel andere dingen. Dat betekent dat we ook anders moeten gaan nadenken over zorg, of over toerisme. Wie mag wel waar naar toe reizen? Wie moet een hele stapel papierwerk invullen en wie moet alleen een paspoort laten zien? Aan de basis ligt het bevragen van de norm: dat is wat uitdaagt. Het zal ook dingen uitdagen waar ik niet aan heb gedacht, en waar mijn tijdgenoten misschien ook niet aan hebben gedacht. Dat je denkt: “O, ik had daar nog niet bij stilgestaan.” Ik denk dat dat wel het belangrijkste is: het gewoon blijven aanwakkeren van dingen. Mijn generatie is niet de eerste die daarmee komt, maar we hebben nu wel het voordeel van technologie: we kunnen een grote groep mensen in een kortere tijd bereiken. Ik denk dat het goed is om uit te dagen op manieren waarvan mensen kunnen denken: “Dat kan ik ook toepassen op mijn praktijk.” Ik weet bijvoorbeeld niet hoe koloniaal – ik noem maar even iets – de detailhandel is. Maar iemand die daar wel in thuis is, kan misschien zeggen: “De ideologie die jullie nu uitdagen, ga ik toepassen in mijn werk.” En daar leren wij ook weer van.’
We hebben verhalen nodig die ons verder brengen dan waar we zijn
Ik had nog een observatie die ik tot een vraag heb proberen om te vormen. Ik hoop dat je de observatie deelt. Het gaat over het project #RewriteTheInstitute dat gericht is op het herpositioneren van zwarte mensen in eurocentrische verhalen die geproduceerd zijn door instituten als het Rijksmuseum, het Van Abbemuseum en het Tropenmuseum. Wat mij opviel in de lezingen die je hebt gegeven, is dat je inzoomt op een detail van een zaaltekst of afbeelding. En door middel van close-reading een systeemkritiek ontwikkelt. Ik vind dat een opvallende en interessante strategie: die close-reading heeft een zekere onweerlegbaarheid. Hoe heb je deze strategie ontwikkeld?
‘Ik hou heel erg van tekst. Dat is denk ik mijn weapon of choice. Waardoor ik ook heel erg kijk naar hoe andere mensen dat inzetten. Ik organiseerde vroeger poetry avonden, dus ik ben altijd al erg bezig geweest met literatuur en met wat je zegt, zelfs als je het niet zegt. Ik kan me nog een zin herinneren van een oude zaaltekst in het Van Abbe: dat kunst in het Westen werd uitgevonden. Als ik zo’n zin lees, springt die er bij mij direct uit. Dus het is iets dat mij zelf verwondert. Als je het eenmaal ziet, kun je het niet meer ontzien. Dus ik denk dat ik sinds kleins af aan – ik hield van lezen en doe dat nog steeds veel – scherp ben geweest op tekst, omdat ik weet wat het kan doen. Het is te waardevol om er laks mee om te gaan. Ik stoor me vooral aan teksten die laks zijn geschreven. En vervolgens ook aan het feit dat ze eurocentrisch zijn en alles. Het is voortgekomen uit een eigen ergernis, meer dan dat het een hele strategische praktijk is. Het is meer gewoon iets van: “Dit zijn de dingen waar ik mijn wenkbrauwen van optrek als ik daar naar zou kijken.” En nu ben ik gelukkig in de positie om dat vraagteken iets meer volume te geven. Dat is heel erg mooi meegenomen. En ik ben blij wat er uit ontstaan is, maar het is niet een bewust gekozen strategie. Het is puur gebaseerd op de dingen die mij storen aan een tekst. Waarom kies je voor gemak – of ten minste, wat voor bepaalde mensen gemakkelijk is – als dat zo schadelijk is? Waarom kies je daar dan alsnog voor? Taal kan zoiets moois en machtigs zijn, waarom maak je dit ervan? Het komt eigenlijk vooral voort uit die verwondering.’
Wat heb jij meegenomen uit de bijeenkomst ‘Verkiezingen zijn niet genoeg’? Wat vond jij belangrijke observaties of conclusies?
‘Even denken hoor, er zijn zoveel interessante dingen gezegd. Nu ben ik bang dat ik iets ga vergeten. Ik vond dat Jonas veel interessante dingen zei. En Sarafina zei ook hele rake dingen. En natuurlijk Caitlin en Quinsy. En Teresa en Harpo. Iedereen eigenlijk.’
Een observatie die ik zou willen delen, is dat er een bepaalde overlap was in de voorstellen die werden gedaan om andere instituten te creëren buiten het parlement om, om zo de democratie te vernieuwen of versterken. Het artistieke en het politieke liepen steeds in elkaar over. Een bureau voor anti-discriminatie, een intergenerationeel klimaattribunaal, een ambassade voor de Noordzee: dat zijn allemaal instituten die nog niet bestaan en gericht zijn op het rechtvaardiger maken van de samenleving. Er lijkt een nood aan instituten buiten het parlement die de samenleving rechtvaardiger maken.
‘Ja, klopt. En het interessante is hoe het overlapt. We denken dat het losstaat van elkaar, maar het informeert elkaar ook heel erg. Voor mij was dat ook wel de take-away.’
Joram Kraaijeveld organiseerde als Research Fellow van Metropolis M en in samenwerking met het Stedelijk Museum Amsterdam op 14 maart de bijeenkomst Verkiezingen zijn niet genoeg! Kunstpraktijken als democratische vernieuwing, over de correlatie van binnen- en buitenparlementaire politieke en artistieke actie. Met Sarafina Paulina Bonita van Ast, Teresa Borasino, Quinsy Gario, Harpo ’t Hart, Caitlin Schaap, Jonas Staal en Simone Zeefuik. In het kader vand e bijeenkomst sprak hij met alle deelnemers en deed daarvan verslag op deze website. Dit is het laatste en afsluitende gesprek.
Simone Zeefuik is een Afro-Nederlandse, in Amsterdam-Bijlmer gevestigde schrijver, cultureel programmeur en organisator. Haar werk draait om representatie, alledaagsheid, inclusiviteit en sociale gerechtigheid. Ze richt zich op verbeelding als toegang, vreugde, de (de)spectakularisering van Zwartzijn, digitale archieven en bewegingen tegen het illegaliseren van de zogenaamde ongedocumenteerde leden van de Afro-Nederlandse gemeenschappen. Ze is programmeur bij het Amsterdamse Bijlmer Parktheater, docent bij Zawdie Sandvliet’s Afro-Dutch Studies en gemberthee criticus. Samen met Richard Kofi (haar collega-programmeur bij het Amsterdamse Bijlmer Parktheater) heeft ze de podcast Project Wiaspora opgezet en host deze. Van 2021-2023 is Zeefuik hoofd van de tijdelijke master Blacker Blackness aan het Amsterdamse Sandberg Instituut, waar ze ook gastdocent is. Haar MA-programma richt zich op verbeelding als een methode om representaties van Zwartzijn in kunst en design te dekoloniseren, decoderen en bevrijden. Andere projecten en digitale archieven die ze initieerde: Literair platform RE:Definition (2008 – 2013), #RewriteTheInstitute , Blaccupy en de Topple Dem Statues-workshop serie. Ze is mede-initiatiefnemer van: #UndocumentedNL, #DecolonizeTheMuseum en sprekersplatform Soapbox (2010-2012).
Joram Kraaijeveld
is curator, docent en schrijver en zet zich als zodanig in voor de positie van de kunstenaar in en de waarde van de kunsten voor de samenleving. Hij werkt aan actieve vormen van solidariteit binnen en buiten de kunsten