Mickey Yang, Upaya (2020), foto: Peter Cox, nabewerking: Gijs Leijdekkers.
Van teleurstelling tot tentoonstelling – in gesprek met Mickey Yang over ‘Upaya’ bij KM21
De titel van haar solotentoonstelling bij het Haagse KM21 verwijst naar de begeleiding op het Boeddhistische pad naar verlichting – het zijn filosofische en spirituele begrippen als ‘Upaya’ die er steeds meer westerse (mis)interpretaties bijkrijgen. Mickey Yang vertelt Eline van der Haak over deze toe-eigeningen, haar praktijk als zelfonderzoek en de kleine plastic dino die ze als ‘zakheilige’ bij zich draagt.
Dolgelukkig was Mickey Yang toen de curatoren van destijds nog KV Leipzig (Verein für zeitgenössische Kunst in Leipzig) haar show in P/////AKT Amsterdam hadden bezocht en haar vervolgens uitnodigden een expositie bij de Kunsthalle in Osnabrück te maken. Afgelopen oktober zou die eerste internationale solotentoonstelling van Yang, Upaya, openen in de Duitse stad. Het publiek heeft de volledig opgebouwde tentoonstelling door de coronamaatregelen nooit kunnen bezoeken. Het wrange, en misschien juist bijzondere, is hoe dat jammere verloop resoneerde met het tentoonstellingthema dat zij vanuit de Kunsthalle kreeg voorgeschoteld: teleurstelling. Waar Yang aanvankelijk nog even worstelde met dat thema –ging haar werk daar wel over?– vond ‘teleurstelling’ uiteindelijk makkelijk een ingang in haar werk; corona maakte de opbouw van de tentoonstelling vrij complex, en het feit dat Upaya nooit open kon voor publiek is natuurlijk helemaal teleurstellend te noemen.
Uiteindelijk is het werk nu toch te zien in KM21 in Den Haag, de stad waar Yang niet alleen kunstenaar werd, maar ook veel heeft ontdekt over haar identiteit. Upaya is een term uit het boeddhisme en verwijst naar de begeleiding op het pad naar verlichting, waarvan de richting niet meteen bekend is – Yangs expo bij KM21 is wellicht het resultaat van zo’n voorheen onbekende ‘afslag’ te noemen.
In haar werk is Yang altijd bezig met verwondering, verbeeldingskracht en beeldvorming. Zij geeft aan dat dit juist voortkomt uit een zeker verzet tegen teleurstelling. Het verwarrende aan beeldmanipulatie intrigeert haar, mede vanuit haar achtergrond als grafisch vormgever en door bepaalde ervaringen uit haar jeugd. Yang: “De constante blootstelling aan beelden zorgt ervoor dat er een zekere romantische kracht van uitgaat die ik weer terug probeer te winnen in mijn werk.”
“De constante blootstelling aan beelden zorgt ervoor dat er een zekere romantische kracht van uitgaat die ik weer terug probeer te winnen in mijn werk.”
Omdat Yang tot voor kort weinig wist over haar Chinese achtergrond verdiepte zij zich in wereldfilosofieën en volgde zij taallessen: “Ik had de behoefte om meer te weten over waar ik eigenlijk vandaan kom, mede omdat mijn ouders al vrij oud en kwetsbaar zijn. De Kunsthalle is gesitueerd in een oud kerkgebouw; ik vond het spannend om er een vreemde cultuur naar binnen te halen, als een vriendelijke provocatie. Lange tijd schaamde ik me enorm om Aziatisch te zijn, het duurde lang voordat ik mijzelf accepteerde. Dat gebeurde pas op de KABK in Den Haag. Een docent confronteerde mij in het tweede jaar met de vraag waarom ik zo’n afkeer had van mijn eigen afkomst. Het trotseren van de schaamte hiervoor heeft voor mij ook wel iets met teleurstelling te maken.”
De totaalinstallatie van audiovisuele en sculpturale elementen in KM21 is onder meer uit zulke overwegingen ontstaan. Upaya gaat in op de vooronderstellingen en opvattingen over Aziatische filosofieën en spiritualiteit en het toe-eigenen hiervan in het Westen. Yang: “Ik realiseerde me dat er allerlei openingen en projecties zijn rond dit onderwerp waar ik mee kan spelen. Ik vind het fijn om met een suggestief narratief te werken, waar juist geen duidelijke logica inzit. Zo bestaat de video in de tentoonstelling uit aan elkaar geplakte fragmenten van passages uit zowel zelfhulpboeken als originele geschriften; bronnen die ik kan toe-eigenen, omdat ik mezelf erin herken. Het spreekt mij aan als teksten niet veroordelend zijn. Als ze iets zeggen, maar tegelijk ook juist niets. Binnen het boeddhisme bijvoorbeeld bestaan allerlei bevestigingen en ontkenningen tegelijkertijd; het is niet dit, maar ook niet dat, niet zus en niet zo. Dit spreekt mij aan, omdat ik bijvoorbeeld geen videokunstenaar ben, maar ook geen beeldhouwer, daarnaast ben ik ook niet echt Chinees, maar voel me ook niet heel Nederlands.” Het overal tussenin zweven is iets wat Yang probeert te omarmen door tegenstrijdigheden in zowel materiaalkeuze als tijd en cultuur samen te laten komen tot een uitgebalanceerd geheel.
'De tentoonstelling bestaat uit aan elkaar geplakte fragmenten van passages uit zowel zelfhulpboeken als originele geschriften; bronnen die ik kan toe-eigenen, omdat ik mezelf erin herken'
Opvallend in de tentoonstelling zijn de twee metalen poortwachters die af en toe in beweging komen en de metalen constructies die aan Chinese karakters doen denken. Yang: “In vergelijking met mijn eerdere ervaringen met het werken met mallen en gietprocessen kon ik deze keer veel intuïtiever en directer werken. Die mogelijkheid om sierlijke, decoratieve vormen uit te voeren in toch vrij robuust materiaal fascineerde mij. Een onderzoek naar de oorsprong van het Chinese schrift en de relatie van deze sterk beeldende taal met Oosterse filosofie ging met dat proces gepaard. Het bewerken van metaal is een eeuwenoud ambacht. Ik vind het interessant om terug te gaan naar de oorsprong van de karakters en te ontdekken hoe taal, artefacten en het dagelijks leven verbonden zijn met hedendaagse en vroegere vormen van boeddhisme en Chinese filosofie.’’
Yang vertelt verder: “Het Chinese schrift komt voort uit hiërogliefen. Iedereen die de betekenis van het beeld kent, kan ze in zijn eigen taal lezen en begrijpen, ondanks de verschillende dialecten die er bestaan. Taal en beeld, en traditie en hedendaagse cultuur, kwamen zo voor mij samen. Tijdens het smeden creëer je direct vanuit het materiaal nieuwe vormen, zoals golven en ornamenten; sierlijke elementen die vaak worden toegepast om een huis te beschermen. Omdat het ambacht heel oud is leek het mij interessant om daar visuele associaties en interpretaties aan te koppelen. De Chinese cultuur is oud en nieuw tegelijkertijd; tradities gaan goed samen met moderne vooruitgang. Uit die ambiguïteit ontstond het idee om deze beeldtaal in concrete vormen te smeden.”
Ze realiseert zich dat de poortwachters ook refereren aan een eerder werk dat zij ooit maakte voor een expositie bij Nest in Den Haag: een enorme dinosaurus van pvc-buizen. Destijds had zij net ontdekt dat er zogenaamde ‘zakheiligen’ bestaan; kleine beeldjes die mensen bij zich dragen ter bescherming. Yang: “Sindsdien draag ik een kleine plastic dino bij me. Ik vind het interessant dat deze wezens, waar we steeds meer van weten, nog altijd een mythisch karakter hebben. Ook vind ik het grappig dat zo’n plastic poppetje zo duidelijk fictief is. Ik blies mijn zakheilige tot enorm formaat op. Ik besef me nu dat de poortwachters een zelfde soort betekenis hebben. Ze zijn mijn persoonlijke beschermers, maar voor het publiek zijn het denk ik mooie, krachtige en imposante mannen om te bekijken. Ook hier komen weer tegenstrijdigheden in naar voren; tussen luchtigheid en ernst, hemel en aarde, geweld en harmonie. Ik laat materialen graag als objecten met elkaar clashen, om tegelijkertijd in de gaten te houden dat het een kloppend geheel blijft.”
'Het kan fijn zijn om werk te maken over dingen die je altijd heel irritant vond of waar je je tegen hebt verzet, zoals bijvoorbeeld spiritualiteit'
Yang groeide op in een klein dorp in de buurt van Eindhoven, als dochter van Singaporese immigranten. Ze is hun jongste kind, een nakomer, en heeft nooit de Chinese taal geleerd. Zij werd vooral gestimuleerd om het goed te doen op school en zich op de Nederlandse taal te richten. Yang: “In mijn jeugd kwam ik nooit andere Aziaten tegen en in de dorpse samenleving viel ik door mijn uiterlijk altijd op. Ik wilde juist zo onzichtbaar, of eigenlijk zo Nederlands mogelijk zijn. Mijn eerste Chinese vriendin kreeg ik pas op de KABK, daarvoor kwam ik nooit in aanraking met Aziatische leeftijdsgenoten. Met veel dingen in mijn leven ben ik echt een laatbloeier. Zo kwam ik pas met beeldende kunst in aanraking toen ik voor mijn opleiding grafische vormgeving aan ArtEZ musea moest gaan bezoeken. In het begin raakte ik van sommige exposities totaal verward en geïrriteerd, maar achteraf zijn deze mij juist het meest bijgebleven. In dezelfde periode zag ik Sophie Calle in De Pont, waardoor ik op slag verliefd op beeldende kunst was. Ik ervaarde een gevoel van echte liefde dat ik tot die tijd nog niet kende. Toen ik later op de KABK startte met mijn studie Beeldende Kunst, wist ik nog steeds niet echt wat dat precies was. Tijdens de opleiding daagde ik mezelf vaak uit op zoek te gaan naar datgene wat ik niet ben, omdat ineens alles mogelijk was. Dit hielp mij om meer lef en zelfvertrouwen te krijgen, door bijvoorbeeld in plaats van klein ineens heel groot werk te maken. Het kan fijn zijn om werk te maken over dingen die je altijd heel irritant vond of waar je je tegen hebt verzet, zoals bijvoorbeeld spiritualiteit. Hiermee kunnen zulke dingen ineens toch heel verrijkend blijken.”
Vroeger werd Yang regelmatig agressief benaderd en zelfs achtervolgd op basis van haar Aziatische uiterlijk. Lange tijd was dit gelukkig niet meer aan de orde, maar in de coronatijd namen racistische reacties helaas weer toe. Ook zogenaamd goedbedoelde opmerkingen, van mensen die bijvoorbeeld “Ni hao” naroepen of haar vertellen over hun reis naar China, komen nog regelmatig voor. Yang: “Het is gek voor mij om deze reacties te ervaren. Ik zie er Aziatisch uit, mijn visuele voorkomen roept bepaalde reacties en overtuigingen op bij anderen. Tegelijkertijd weet ik er ook weer niet veel van. Het is iets waar ik eigenlijk totaal geen controle over heb, en dat maakt het zeer vermoeiend. Ik ben wel bang om gezien te worden als een typisch Aziatische kunstenaar, doordat ik voor mijn huidige projecten inga op onderscheid, overeenkomsten en vooral misvattingen tussen de Aziatische en Westerse cultuur. Dit kan opgevat worden als reeds bekende materie, maar in mijn geval betreft het eigenlijk een zelfonderzoek wat heel nieuw en persoonlijk is.”
Nog tot oktober werkt en woont Yang in Maastricht bij de Jan van Eyck Academie. Door corona verliep deze bijzondere studieperiode soms wat sober en wist ze even niet hoe verder te gaan, het hielp haar om dieper op het thema van Upaya in te gaan. Er heerst nu bij haar vooral veel energie om zichzelf weer opnieuw uit te vinden. Een droom is om voor een residency een tijd te wonen en werken in Azië. Yang: “Het zou interessant zijn om te zien welke kant ik dan opga met mijn werk, misschien verdwijnen de oosterse elementen er dan juist helemaal uit en sla ik een heel andere weg in.”
Mickey Yangs ‘Upaya’ is nog t/m 15 augustus te bezoeken in KM21
Eline van der Haak
is fotograaf, filmmaker en onderzoeker