Madelon Hooykaas bij Machinery of Me, foto: Medea Huisman
Madelon Hooykaas over het Wheel of Life bij Machinery of Me – ‘Teruggaan naar waar alles begint’
Madelon Hooykaas is een videopionier die in haar nieuwste werk bij Machinery of Me terugkeert naar de bron van de videokunst: een zoötroop waarin vleermuizen rondvliegen. Maarten Buser sprak met haar over het werk dat ook inhaakt op het boeddhistische concept van het Wheel of Life.
Wheel of Life is een van de weinige exposities van Madelon Hooykaas (1942) in eigen land. Het pionierswerk van de kunstenaar, veelal gemaakt in samenwerking met de Schotse kunstenaar Elsa Stansfield (1945-2004) kan vandaag de dag zowel binnen als buiten Nederland op hernieuwde aandacht kan rekenen. Stansfield/Hooykaas waren voorlopers op het gebied van wat later video-, performance-, time based–media- en installatiekunst zijn gaan heten.
Hooykaas’ solo-expositie Wheel of Life bestaat uit een drietal nieuwe kunstwerken, geïnspireerd op de ligging van Machinery of Me, in een relatief natuurlijk gebied buiten de bebouwde kom van Arnhem. Het ‘titelkunstwerk’ is een zoötroop: een apparaat dat in hoog tempo verschillende afbeeldingen van een vleermuis laat zien, waardoor het dier lijkt te bewegen. Wanneer de cilinder stopt met draaien, is in dezelfde ruimte het geluidswerk Echo te horen, waarvoor de kunstenaar gebruik maakte van field recordings van de omgeving van de presentatie-instelling. Tot slot is er in een aparte ruimte een nieuwe video te zien, Resonance, waarin opnieuw de omgeving centraal staat: dit keer met name de vleermuizen die erin rondvliegen. De typische manier waarop deze dieren zich oriënteren–ze zenden ultrasone geluiden uit die weerkaatsen op hun prooi en vervolgens weer opgevangen worden– resoneert op abstracter niveau opvallend goed met Hooykaas’ praktijk.
[answer Madelon Hooykaas] ‘Jij bent degene die de vragen mag stellen, maar als ik zelf vast een vraag mag stellen: hoe heb je het werk ervaren? Daar ben ik natuurlijk nieuwsgierig naar.’
Ik zag niet aankomen dat Wheel of Life langzaam op zou houden met draaien en er een geluidskunstwerk zou beginnen. Dat voelde bijna als een plotwending in een film. Vanwaar die gefaseerde opbouw?
‘Ik wilde absoluut niet dat de zoötroop hetzelfde moment rond zou draaien als het geluid te horen is: eerst het één, daarna het ander. Het is een compositie. Ik wil dat mensen eerst heel fysiek proberen te kijken. Daarna gaat het licht uit en dan ervaar je de audio, die ook rondgaat. Als beide op hetzelfde moment zouden gebeuren, zou je ze anders kunnen ervaren.’
Het gaat u dus eigenlijk om het prikkelen van één zintuig per keer? De zintuigelijke ervaring is een belangrijk thema in uw oeuvre, toch?
‘Zeker. Ik werk natuurlijk heel veel met aan tijd gerelateerde media, zoals geluid en moving image, zoals ze dat tegenwoordig noemen. Dat zijn media die vooral zintuigelijk overkomen.’
Wat ik interessant vond aan Wheel of Life is dat ik niet goed kon zien of die vleermuizen foto’s waren of tekeningen. Het zijn tekeningen, toch?
‘Nee, het zijn stills uit wetenschappelijk onderzoek die ik zo heb bewerkt dat ze er grafisch uit zien, inderdaad een beetje als een tekening.’
Hoe bent u eigenlijk op het idee gekomen om time-based te gaan werken, of hoe is dat zo ontstaan?
‘Mijn achtergrond is fotografie. Dankzij de Polaroidcamera ben ik met reeksen foto’s gaan werken en daarna met film; echt met 16mm-film. Daarna werd ik, zoals ik nu word genoemd, een Europese videokunstpionier. (Lachend:) Toen zeiden ze dat natuurlijk nog niet, maar nu wel.’
Hoe voelt het om een pionier te zijn? Daar ben ik stiekem altijd wel nieuwsgierig naar geweest.
‘Het is natuurlijk een soort erkenning. Eerst werd video totaal niet geaccepteerd binnen de kunstwereld, net zoals daarvóór de fotografie. Soms lees ik dingen na van journalisten die toen dingen schreven als: ‘Nou, video, dat duurt niet lang, na een jaar is dat allemaal weer voorbij.’ Nu zie je bijna geen kunstmanifestaties meer zonder. Recent zijn video-installaties van me uit de jaren zeventig aangekocht door grote musea die dat destijds nog niet zagen zitten. Ik ben daar best wel trots op. Het is toch ook interessant voor de jongere generaties dat ze die video’s toch nog kunnen ervaren. Dat die werken in collecties terechtkomen betekent ook dat er goed gezorgd voor gaat worden.’
'Eerst werd video totaal niet geaccepteerd binnen de kunstwereld, net zoals daarvóór de fotografie. Nu zie je bijna geen kunstmanifestaties meer zonder'
Heeft die herwaardering te maken met de herontdekking van vrouwelijke pioniers in de kunst?
‘Niet direct. Dat komt misschien nog wel, met de hedendaagse aandacht voor diversiteit. Maar ik denk dat het nu meer over het medium gaat, ook omdat de video nu heel erg geaccepteerd is binnen de kunstwereld. Dan wordt er veel meer teruggekeken naar wat er destijds is gemaakt; wat de geschiedenis is van het medium.’
Video is in de tussentijd natuurlijk wel enorm geëmancipeerd. Om een voorbeeld te noemen: de grote publiekstrekker van het Stedelijk vorig jaar was het retrospectief van Nam June Paik. Jullie combineren beiden een zenboeddhistische insteek met het medium van video.
‘Nam June Paik was een goede vriend van me. Het spirituele deel van zijn werk, dat was natuurlijk een van de overeenkomsten die ik met hem voelde. Ik heb hem voor het eerst ontmoet tijdens de grote expositie Het luminieuze beeld in het Stedelijk, in 1984, waaraan Stansfield en ik ook deelnamen. Dat was een van de eerste keren in Europa dat videokunst van Europese en Amerikaanse kunstenaars samen getoond werden. Kunstenaars konden ook nieuwe werken laten zien waar video deel van uitmaakte, zoals videosculpturen.’
Dat is ook een belangrijke overeenkomst met Paik: uw sculpturale benadering van video.
‘Vroeger heette dat nog een video environment. Toen waren er nog geen projectoren en had je monitoren, waarmee het werk meteen al iets fysieks kreeg natuurlijk. Maar we gebruikten naast de monitoren ook andere middelen, zoals foto’s en natuurlijke materialen zoals zand of bladeren. Dan krijg je echt een environment, waarin je niet één standpunt inneemt, maar rondloopt. Dat is bij Wheel of Life en Echo ook zo.’
Het idee van de video environment en uw interesse in het zintuigelijke lijken me nauw verwant.
‘Dat klopt. Wat belangrijk was, was dat ik live-video kon combineren met eerder opgenomen beelden, en met geluid. Die combinatie gebruikte ik voor veel vroeg werk. Het zintuigelijke volgde daar automatisch wel uit. Eigenlijk waren er drie lagen: geluid, van tevoren opgenomen beeld en live-beeld. Daarin zie ik ook wel de connectie met het zenboeddhisme: live-beeld gaat over werkelijk in het nu zijn; het is een reflectie van het in het nu zijn.’
Hoe is het eigenlijk voor u als zenboeddhist om over het verleden te praten, zoals over uw pioniersrol?
(Lachend:) ‘Dat is geen probleem. Het betekent natuurlijk niet dat je alleen in het nu leeft, maar het nu heeft heel veel te maken met wat je al hebt meegemaakt in je leven. Dat maakt er deel vanuit.’
Een soort gelaagdheid is dus belangrijk voor u, zoals die ook in de verschillende audio- en visuele lagen in uw werk terugkomt?
‘Ja, precies. Ik hoop ook dat mensen die verschillende lagen in mijn werk kunnen ontdekken. Het is niet zo dat je die direct kunt aanvoelen, maar als je het kunstwerk langer ervaart, kun je door je eigen perceptie de verschillende lagen wel ontdekken. Dat is ook een soort ontdekkingsreis.’
Dat doet me denken aan dat eerst de zoötroop van Wheel of Life draait, daarna daarmee stopt, en dat je dan de soundscape Echo hoort. Wanneer het rad weer begint te draaien, dan hoor je die vleermuisgeluiden eigenlijk nog in je hoofd.
‘Er is toch wel een moment van overlapping tussen de twee werken. Dat heb ik ook heel bewust gedaan. Maar zoals gezegd wil ik niet alles steeds tegelijkertijd hebben, omdat dat je ervaring verandert.’
In Resonance, verderop te zien in een aparte ruimte, zijn beeld en geluid wel gelijktijdig. De audio lijkt wel in zekere zin los te staan van de heel natuurlijk overkomende beelden, die de omgeving laten zien en de vleermuizen daarin. Het geluid klinkt veel kunstmatiger: je herkent ze als natuurlijke geluiden, maar ze klinken wel bewerkt en daardoor veel elektronischer.
‘Dat geluid is een compositie gemaakt door een Engelse componist en geluidskunstenaar Harry Ovington, die ook met geluiden van vleermuizen heeft gewerkt. In Resonance zit een herhaling van de beelden, maar de soundtrack loopt ondertussen door; daarin zit niet die herhaling. Het werk heeft dus qua geluid een begin, en het begint wordt gemarkeerd met een citaat van de Amerikaans-Britse dichter T.S. Eliot, maar is qua beeld te zien als een loop. Daardoor kunnen mensen alsnog binnenkomen wanneer ze willen, en hoeft er niet iets aangekondigd te worden in de trant van ‘de film begint dan en dan’, dat vind ik zelf nooit zo prettig werken. Soms blijven mensen twee of drie keer kijken naar de video en dan zit er ook niet echt meer een begin of einde aan; de toeschouwer bepaalt dan zelf hoelang het duurt en dat geeft vrijheid.’
Maar voor een schilderij kun je toch ook gewoon zolang staan als je wilt? Een time-based kunstwerk stuurt toch wel in sterkere mate de ervaring.
‘Dat klopt. Zo’n kunstwerk kan veel van een bezoeker vragen omdat je er echt de tijd voor moet nemen om het te ervaren. Dat vraag ik ook van de bezoeker.’
Was die tijdsbeleving een van de redenen om de overstap te maken van fotografie naar video?
‘Nee, dat kwam meer doordat de mogelijkheden van video me aantrokken, met name het feit dat je daarmee het beeld dat je schoot direct terug kunt zien. Met de digitale beelden van nu is dat heel gewoon, maar destijds, met analoge materialen, was dat helemaal niet zo normaal. Dat was heel spannend.’
Viel dat werkproces vaak tegen of juist mee?
(Lachend:) ‘Nou ja, ik ben daar inmiddels natuurlijk vrij ervaren in. Ik werk zelf niet met een uitgebreid script, dus in die zin blijft het spannend. Als kunstenaar ben ik eigenlijk ook een soort ontdekkingsreiziger. Ik maak beelden van dingen die ik tegenkom en die me raken. Soms moeten die beelden nog wel een tijdje rusten voordat ik ze kan gebruiken.’
Hoe bent u aan de slag gegaan voor Resonance? Die beelden zijn hier in de omgeving geschoten.
‘Niet allemaal, maar wel veel. Toen ik voor de expositie gevraagd werd, ben ik rond gaan lopen met een van de curatoren, Maarten Verweij. Toen vielen me de houten huisjes op waar de vleermuizen in wonen. Die dieren kunnen hun prooi detecteren door middel van geluid. Dat hele idee interesseerde me altijd al: onzichtbare dingen zichtbaar of hoorbaar maken. Ik hoorde ook dat naast het Machinery of Me-gebouw vroeger een radar stond, voor de vliegtuigen, die zich oriënteert op dezelfde manier als de vleermuizen. Zo is het idee voor Resonance ontstaan.’
Hoe is het idee voor de vorm van de zoötroop ontstaan?
‘Dat was vroeger omstreeks 1860 een soort kermisattractie, die ook wel het wheel of life werd genoemd. Fotografie was net nieuw en dat was al heel wat, maar mensen wilden ook bewegende beelden zien. ‘Zoo’ komt van ‘zoölogie’, van ‘dier’; ‘troop’ van ‘beweging’. Je kijkt door de spleetjes naar een aantal beeldjes in een soort ronddraaiende trommel. In je hoofd ontstaat dan het gevoel dat je naar beweging kijkt. Omdat ik al heel lang met bewegende beelden werk, dacht ik ook: ik kan teruggaan naar de bron van cinema. Dat strookt ook wel met het idee van het zenboeddhisme: teruggaan naar waar alles begint. In het boeddhisme wordt trouwens ook gesproken over het Levenswiel, dat over geboorte en wedergeboorte gaat.’
Ik vind dat wel een spannend idee: een pionier die terugkeert naar de bron. Dat cyclische idee keert vaker terug in de expositie, zoals in het citaat van T.S. Eliot dat twee keer te zien is in Resonance: aan het begin en op de helft, wanneer de woorden de video als het ware doormidden breken. Hij heeft het over ‘We shall not cease from exploration / And the end of all our exploring / Will be to arrive where we started / And know the place for the first time.’ Maar dat strookt ook met de echolocatie van vleermuizen: het geluidssignaal keert terug en ze leren de omgeving kennen.
‘Dat heb je goed gezien. Dat citaat heeft er ook mee te maken dat ik ook veel in andere landen heb gewoond en geëxposeerd. Als je dan weer terugkeert naar je eigen land zie je weer nieuwe dingen. Anders is dat ook zo. Ik ben net terug uit Venetië, waar ik voor de derde keer een residentie had. Dan denk je dat je de stad al een beetje kent, maar je ervaart toch weer nieuwe dingen.’
Over de ervaring gesproken: ik bedenk me net pas dat de beelden van de zoötroop helemaal niet geprojecteerd worden, zoals ik gewend ben, maar gedrukt zijn op het materiaal. Uiteindelijk komt het bij u allemaal neer op de zintuigelijke ervaring, of niet?
‘Exact. Je hoofd brengt die beelden bij elkaar. (Lachend:) En daardoor zie je ze vliegen.’
'Je hoofd brengt de beelden bij elkaar. (Lachend:) En daardoor zie je ze vliegen.’
Ervaart u eigenlijk verschillen tussen de beeldcultuur van de jaren zeventig en die van nu?
‘Nu maakt iedereen foto’s en video. Dat is totaal anders in dat opzicht. Vroeger was er nog de term ‘‘videokunstenaar’’, maar dat is nu ook voorbij. Veel kunstenaars werken in heel veel verschillende media. Sommigen huren een professionele crew in; anderen doen dat zelf. Vroeger, ook op de academies, werd er heel erg gedacht vanuit hokjes. Dat dat niet meer gebeurt geeft meer vrijheid, maar kan er wel voor zorgen dat de technische beheersing van een medium door kunstenaars afneemt. Dat geldt ook voor het werken met video.’
Ik kan me voorstellen dat er in de jaren zeventig ook al wel reflecties waren op beeldcultuur en op massamedia. U en Elsa Stansfield hebben ook werk voor tv gemaakt, toch?
‘Tv en radio, de massamedia van die tijd, werden nog niet echt omarmd door kunstenaars. Video en audio zijn media van voorbijgaande aard; ze zijn niet fysiek. Vooral dat vluchtige paste heel erg binnen de conceptuele beweging en het denken van toen. Er waren kunstenaars die heel erg tegen de tv waren, maar dat waren Elsa en ik in elk geval niet. Films van ons zijn ook uitgezonden op tv, maar ook binnen het filmfestivalcircuit, waardoor we weer veel nieuwe mensen leerden kennen. Televisie kon wel lastig zijn: als vrouwelijke regisseur kreeg je de kans niet om zelf een crew samen te stellen. Vooral in Groot-Brittannië waren de vakbonden ontzettend streng. Om geld te krijgen, hebben we weleens een mannelijke crew gehuurd voor één dag. Dan konden die op de aftiteling vermeld worden en daarna konden we op de resterende dagen zelf de film opnemen. Toen video opkwam vielen die restricties weg. Dan werkte je meer binnen het kunstcircuit en daarin waren niet die vakbonden die alles besloten. Maar ook in de kunst zag je destijds eigenlijk nooit dat twee vrouwen samenwerkten.’
Hebben beelden in de loop der jaren minder waarde gekregen? Ik moest denken aan mijn vroege jeugd, midden en eind jaren negentig. Dan kwam mijn moeder terug van de fotowinkel, met een mapje ontwikkelde foto’s waar we dan samen met het hele gezin naar keken. Daarna kwam de digitale camera en hebben we nog maar een paar keer samen naar foto’s gekeken.
‘Door de digitale revolutie is de ervaring van het beeld heel anders geworden. In een stad als Venetië zie je iedereen rondlopen met die camera. Dan denk ik: kijk om je heen. Ik hoop dat wanneer mensen naar de tentoonstelling hier komen, ze toch een heel andere ervaring hebben.’
Ik wou zeggen, dat moet toch een beetje pijn doen voor iemand voor wie de zintuigelijke ervaring als rode draad door haar oeuvre loopt.
‘Nou ja, het doet geen pijn, maar ik hoop wel dat mensen door mijn werk een ander bewustzijn krijgen; een moment van rust, van ervaring, in plaats van in twee, drie seconden een beeld voorbij laten gaan.’
'Ik hoop dat mensen door mijn werk een ander bewustzijn van beeld krijgen; een moment van rust, van ervaring'
Speelden zulke vragen ook al in de jaren zeventig?
‘Dat waren toch wel de jaren van de performances en ook van live-video. Op zich was het al heel spannend om met nieuwe technologie te werken, maar wat doe je daarmee? Op sommige plaatsen in de wereld was daar een grote interesse in; daar kon je dan ook site-specific werk maken. Dat werd dan één keer getoond. Je was er niet mee bezig of dat werk dan aangekocht kon worden. Het ging om de ervaring en om de reactie van het publiek. Nu werken kunstenaars ook met nieuwe media, maar dat is vaak digitaal en daardoor vaak toch op afstand; niet direct fysiek.’
Nog even over de titel Wheel of Life: dat is wel een veel specifieker beeld dan het algemenere ‘‘cirkel’’. Een wiel roept gelijk al het idee van beweging op. Die vorm geeft ook een sculpturaal element aan de beelden; die worden daardoor ook zelf ruimtelijker. Dit is niet de eerste keer dat u met een ronde vorm werkt, toch?
‘In 2019 heb ik een groot werk gemaakt in opdracht voor het Centraal Museum, Utrecht Alles is Rond, met een elektronische compositie van Louis Andriessen. Het is een cilinder die in de ruimte hangt. Van binnenuit worden de beelden geprojecteerd op het doek van de cilinder. Je moet in de cirkel gaan staan om de beelden te zien, die via een spiegelende plaat. met een rond gat in het midden terug gekaatst worden op het doek. Er zijn twee projectoren die twee loops tonen waardoor er steeds nieuwe beelden te zien zijn via die plaat. Het bevond zich in de buurt van de entree, dus je kwam het eigenlijk twee keer tegen. Dan zie je misschien weer andere beelden. Wheel of Life voelt wel als een soort vervolg op Alles is Rond, ook door de vorm natuurlijk.’
De sculpturale benadering in het Centraal Museum, maar ook hier in Machinery of Me, is dat een manier om die afstand tot het beeld te verkleinen? Geeft videobeelden zo een fysieke laag?
‘Ja, absoluut. Het is belangrijk dat de toeschouwer echt binnen de ruimte komt en het kunstwerk ervaart. Wat ik ook interessant vind is het combineren van verschillende materialen. Ik gebruik graag hedendaagse middelen samen met materiaal dat al heel oud is. Zo heb ik een werk gemaakt van een steen die ik liet klieven en waar twee lcd-schermpjes in werden gemaakt: Liquid Crystal uit 1991. Daarop zie je beelden van kleine bewegende grasjes: het materiaal waar die steen in feite van gemaakt is. Die connectie moet je zelf maken als beschouwer, maar als je dat doet wordt je bewustzijn van wat een steen eigenlijk is ook weer groter.’
Madelon Hooykaas, Wheel of Life, Machinery of Me, t/m 19 december 2021
Maarten Buser
is dichter en kunstcriticus