Overzicht Sarah Maldoror: Cinéma Transcontinental, onderdeel van ‘Six Continents ou Plus’, Palais de Tokyo (26.11.2021 – 20.3.2022). Foto: Aurélien Mole.
Hoe zet je een tentoonstelling op voor een kunstenaar die categorieën tegenwerkt? Een gesprek over Sarah Maldoror
Quinsy Gario gaat in gesprek met curatoren Cédric Fauq en François Piron en assistent-curator Clément Raveu over het retrospectief van ‘de Moeder van de Afrikaanse cinema’ Sarah Maldoror dat nu te zien is in Palais de Tokyo in Parijs.
Op 13 april 2020 overleed de baanbrekende antikoloniale filmmaker Sarah Maldoror in haar huis in Seine Saint-Dénis in Parijs aan de complicaties van Covid-19. Maldoror werd negentig jaar oud en liet een indrukwekkend archief na dat haar dochters nog steeds aan het uitkammen zijn. Met het overlijden van Maldoror heeft de wereld een stem en een visie verloren die van cruciaal belang waren voor de ontwikkeling van de wereldcinema en de strijd in de Zwarte diaspora. Het collectief The Celluloid Liberation Front noemde Maldoror na haar overlijden in de Los Angeles Review of Books de ‘Moeder van de Afrikaanse Cinema’ en vertelden in hun essay over haar indrukwekkende leven en de enorme erfenis die ze achterliet ー maar ook dat ze niet zo bekend is als haar mannelijke tegenhangers.
De in Moskou opgeleide filmmaakster, wier regiedebuut Monangambée (1969) werd gefinancierd door de onafhankelijke Algerijnse FLN-regering en die vervolgens vijf films maakte met de dichter en politicus Aimé Césaire, werkte onvermoeibaar door. Haar laatste film maakte ze in 2009 en zoals haar dochter Annouchka de Andrade tijdens een recente lezing opmerkte, liet ze nog eens tientallen filmconcepten na die ze niet heeft kunnen produceren. Allemaal zaken die De Andrade nu aan het ontdekken is terwijl ze haar archief onder handen neemt.
Een van de dingen die ik fascinerend vind aan Sarah Maldoror is dat ze uit Zuid-Frankrijk komt. Het deed me denken aan de kunstschaatsster Surya Bonaly die ook uit Zuid-Frankrijk komt en de wereld versteld deed staan met haar prestaties. Maldoror was een pionier en tartte altijd de regels. Is dat een van de redenen waarom jullie vonden dat Maldoror dit retrospectief verdiende?
‘Wauw! Dat is nog eens verbanden trekken! François en ik waren allebei op de hoogte van haar werk en hadden de films al eens gezien. Hoewel het niet erg voor de hand lag, bedachten we dat het verrassend en interessant zou kunnen zijn om een project rondom Sarah Maldoror op te zetten. Niet alleen omdat ze niet een erg bekende figuur is, maar ook vanwege het belang van de onderwerpen die ze aansnijdt, en de media waar ze in werkte. Maldoror was betrokken bij theater aan het begin van haar carrière, en bezig met muziek, poëzie, film en ook met beeldende kunst.We realiseerden ons dat enkel een filmretrospectief niet alles zou dekken, dus dachten we aan een tentoonstelling.’
‘Maldoror overstijgt inderdaad de grenzen van elk medium. Ze komt uit een surrealistische traditie die dichters, beeldende kunstenaars en ook filmmakers aantrok. Toen Maldoror in de jaren vijftig verscheen op de Parijse scene, paste ze haar naam aan naar Les Chants de Maldoror, een populair gedicht onder de surrealisten. Ze raakte al gauw betrokken bij surrealisten zoals schrijver Jean Genet en schilder Wilfredo Lam. Het surrealisme was in de jaren vijftig op sterven na dood, maar had naam gemaakt in veel gebieden op de wereld en mensen uit vele landen bijeengebracht. Na de tweede wereldoorlog werd Parijs steeds meer kosmopolitisch. In 1956 werd in Parijs de eerste editie van de Black Writers and Artists Congress georganiseerd. We weten dat Sarah daarbij aanwezig was, op grond van de notities die ze er maakte. Dit evenement werd georganiseerd door haar toekomstige partner Mário Pinto de Andrade, die op dat moment werkte bij de uitgeverij Présence Africaine. Dit werd ons startpunt, een verzameling gebeurtenissen en mensen die ons een andere geschiedenis van Frankrijk konden vertellen waarin de Zwarte invloeden duidelijker aanwezig zouden zijn.’
Het is tegelijkertijd frustrerend en opwindend, dat Maldoror niet in een hokje te plaatsen is.
Maldorors vader kwam uit Guadeloupe en ze heeft filmportretten gemaakt over Aimé Césaire. Kunnen jullie iets meer zeggen over hoe de Zwarte Diaspora in het werk van Maldoror een rol speelt in jullie onderzoek en de tentoonstelling?
‘We weten dat Maldoror meerdere films heeft gemaakt met Césaire vanaf het midden van de jaren zeventig, nadat ze met hem bevriend raakte tijdens het Black Writers and Artists Congress. Daarvoor studeerde ze film in Moskou en daarna verhuisde ze met haar hele familie naar Algerije. Ze ging films maken vanuit de stellige overtuiging dat haar cinema een bijdrage aan de bevrijding van de Afrikaanse landen kon leveren. Vooral in de Portugees sprekende landen, waartoe ze zich verbonden voelde door haar huwelijk met Mário.’
‘Aan het begin van de jaren zeventig was ze terug in Frankrijk en kwam ze weer in contact met het Caribisch gebied. Ze heeft er echter nooit gewoond en is er nooit echt geaccepteerd. Ze werd echt als een Française beschouwd. Het is zelfs grappig als je de gesprekken hoort die ze met Césaire had in de eerste speelfilm die ze samen maakten. Ze heeft zo’n typisch Zuid-Frans accent dat helemaal niet Martinikaans of Guadeloups is. Ik denk dat ze om politieke redenen vertelde dat ze een Guadeloupse filmmaker was.’
‘Dat blijft een zeer interessant geval met betrekking tot hoe complex identiteit is. Het zal voor Maldoror een manier zijn geweest om zich opnieuw uit te vinden, door zichzelf een andere naam te geven en te liegen over haar geboortejaar op haar paspoort. Ze was altijd met meerdere dingen tegelijk bezig. Dat komt ook terug in de manier waarop mensen haar labelen. Soms is ze een Franse-Guadeloupse filmmaker, soms is ze de eerste vrouwelijke Afrikaanse filmmaker, en soms benadrukken mensen juist het feit dat ze uit het zuiden van Frankrijk komt. Het is tegelijkertijd frustrerend en opwindend, dat ze niet in een hokje te plaatsen is. Ze werkt buiten grenzen. Ook de manier waarop ze over ras spreekt is een poging om te ontsnappen aan het idee van essentialisme.’
Ik zou graag jullie gedachten horen over het gegeven dat veel mensen haar willen zien als een activistische filmmaker, terwijl zij dat idee zelf verwierp.
‘Ik ben er niet zeker van dat ze dat idee altijd verworpen heeft. In de jaren zestig had ze de intentie om een actieve bijdrage te leveren aan de bevrijdingsstrijd. En ze heeft altijd geschreven en gesproken over Sambizanga (1972) als een activistische film. Maar toen ze merkte dat het een manier werd om haar werk in te kapselen, heeft ze consequent elke poging om haar in dat hokje te plaatsen gedwarsboomd en wilde ze gewoon als filmmaker worden beschouwd.’
‘Ik denk dat dat een van de belangrijke dingen in de tentoonstelling is, hoe we het verhaal rond haar opzetten. We willen ons niet alleen richten op de eerste films die ze produceerde en die bij haar altijd als mijlpalen gezien worden, maar ook dieper ingaan op haar andere producties. Ze heeft bijvoorbeeld ook met komedie gespeeld, zoals in A Dessert for Constance (1982). Het zal ook interessant zijn om in de tentoonstelling de verbanden tussen Sambizanga, Monangambée, haar andere films, en haar portretten van dichters te kunnen beoordelen. Ze heeft ook korte tv-documentaires gemaakt die laten zien dat ze haar engagement nooit verloor. Ik denk aan de serie Mosaïque, een tv-programma uit de jaren tachtig waar ze veel korte documentaires voor maakte en waarin ze zich richtte op Franse immigratie en relatief onbekende culturele figuren uit bijvoorbeeld Maghreb en Afrika.’
Ze maakte hiervoor ook een korte film over Zwarte vrouwelijke schrijvers van kranten, opiniestukken en publieke documenten, die in Parijs in ziekenhuizen werkten of in de sociale woningbouw. Het is opmerkelijk dat deze vrouwen evenveel aandacht kregen als meer gevestigde schrijvers zoals bijvoorbeeld de Algerijnse Assia Djebar.’
Ook in A Dessert for Constance is er die aandacht voor de erfenis van het kolonialisme in de openbare ruimte. Dat is heel sterk aanwezig in de manier waarop ze de hoofdpersonen van de film, twee Zwarte mannen die als schoonmakers voor de stad Parijs werken, in beeld brengt.’
‘Ze maakte hierbij slim gebruik van een genre als komedie door hiermee de aandacht te vestigen op de werk- en leefomstandigheden van arbeiders die daarvoor nooit eerder op televisie te zien waren.’
De belangstelling voor opsluiting is een constante in het werk van Maldoror.
Zal in de tentoonstelling ook aandacht worden besteed aan de manier waarop de Coronamaatregelen een rol hebben gespeeld in het Zwarte leven in Parijs en in Frankrijk in het algemeen? Ik kom van St. Maarten en ik weet dat er aan de Franse kant van het eiland veel gebeurt op het gebied van steun maar ook van repressie. Ik vraag me af of het gegeven dat ze stierf als gevolg van de complicaties van Covid-19 en dat veel mensen uit migrantengemeenschappen en Zwarte gemeenschappen onevenredig getroffen zijn, aan bod zal komen in de tentoonstelling?
‘Dat is een goed punt.’
‘En een interessant punt. Gisteren hadden we een ontmoeting met Jean Luc Boissier. Hij was vroeger docent aan de universiteit van Parijs-VIII, de universiteit die na ’68 werd opgericht en waar de intellectuele avant-garde zich actief bezighield met het verenigen van kunst en activisme.
Het was een universiteit die was opgericht om alle ‘gevaarlijke’ denkers te verzamelen en om te voorkomen dat ze zich te veel zouden verspreiden binnen het universitaire systeem van Frankrijk. Deze universiteit was waarschijnlijk de minst gefinancierde universiteit in Frankrijk, maar werd ook een broedplek voor de grootste geesten uit de jaren zeventig: beroemde filosofen als Gilles Deleuze en filmmakers als Jean-Luc Godard. Docenten als Boissier steunden samen met de studenten de strijd van met name de Algerijnse gastarbeiders die in sociale huisvesting woonden. Deze woningen waren beschikbaar gesteld door de Franse regering om de Algerijnse bevolking onder de duim te houden gedurende de onafhankelijkheidsoorlog in hun land. Veel studenten en linkse politieke partijen kozen de kant van de Algerijnen, en demonstreerden tegen de erbarmelijke omstandigheden waarin ze moesten leven en de constante dreiging van uitzetting. De studenten op de universiteit boden ondersteuning bij demonstraties en technische hulp bij het drukken van posters. Ze hebben daarvan een omvangrijk archief bijgehouden dat ook deel uitmaakt van de tentoonstelling.’
‘De belangstelling voor opsluiting is een constante in het werk van Maldoror. Zo gaat Monangambée over het gevangenissysteem. A Dessert for Constance behandelt dit onderwerp niet letterlijk, maar via beelden van de sociale huisvesting getto’s. Het controleren van bevolkingsgroepen zoals dat in de koloniën gebeurde, werd voortgezet in de sociale huisvestingen in Frankrijk zelf. De ambtenaren die hier verantwoordelijk voor waren, hadden zelfs eerder ervaring opgedaan bij de koloniale administraties. We hebben het dus niet rechtstreeks over de Covid situatie en de invloed ervan op de gekleurde bevolking in Frankrijk, maar ook hierin zet het zich voort.
Wat kunnen jullie me vertellen over de rol van Jazz bij Maldoror?
‘Het is zeker een aspect waar we in geïnteresseerd zijn, allereerst in verband met de soundtracks van haar films. Voor Monangambée was er bijvoorbeeld de samenwerking met het Art Ensemble van Chicago. Voor een van haar latere films, Eia pour Césaire (2009), werkte ze samen met fluitspeler Max Cilla uit Martinique. Ze heeft ook een filmportret gemaakt van Toto Bissainthe, een actrice en zangeres waar Maldoror al mee samenwerkte toen ze bij Les Griots zat.
‘Ik denk dat er veel verbindingen zijn tussen muziek en het idee van de Zwarte bevrijdingsstrijd. De nadruk op muziek verbeeldt ook de verhalen van verschillende bewegingen. Muziek van Afro-Amerikaanse gemeenschappen die via Frankrijk naar Afrika reist, die mensen met elkaar verbindt en inspireert.’
‘In Maldorors werk is het natuurlijk heel belangrijk om verbindingen te leggen tussen poëzie, film, muziek en politiek. Haar werk toont ook aan dat Maldoror echt de vrijheid nam in haar bijdragen aan bevrijdingsbewegingen. Haar eerste korte film, Monangambée, is bijvoorbeeld geproduceerd door het Algerijnse leger. Om te bedenken dat de muziek in deze film verzorgd werd door het Art Ensemble van Chicago is ronduit iconoclastisch. Het was nogal onorthodox om jazzmuziek onder een militante Algerijnse film te plaatsen – maar Maldoror kon het niet schelen. Maldoror wist een brug te slaan waardoor deze film opeens een kunstwerk werd. Bovendien is het een buitengewone getuigenis.’
BIOGRAFIE:
Sarah Maldoror (1929-2020) was een Franse theater- en filmmaker, scenarist en activist van Guadeloupse afkomst. Ze veranderde haar geboortenaam, Sarah Ducados, naar het rebelse personage uit Les Chants de Maldoror (1868) van Isodore Ducasse. Hoewel Maldoror is geboren en gestorven in Zuid-Frankrijk, is ze bekend komen te staan als ‘de Moeder van de Afrikaanse cinema’. Maldoror studeerde film in Moskou onder Mark Donskoy. Met haar eerste film, Monangambée (1968), won Maldoror op de Journées cinématographiques de Carthage meteen de prijs voor Beste Regisseur. Ze maakte vele tientallen films, waaronder Sambizanga (1972), waarin een fictief verhaal over een vrouw die haar gemartelde man gaat zoeken in de gevangenis als metafoor dient voor het lijden van de Angolese bevolking; Fogo L’île de Feu (1979), een antropologisch en etnografisch verslag van het Kaapverdische eiland Fogo; A Bissau, Le Carnaval (1980), waarin de betekenis van Zwarte identiteit wordt besproken in relatie tot carnavalsfestiviteiten; en Un Dessert Pour Constance (1982), een snijdende satire over twee Senegalezen die een oud kookboek proberen te verkopen.
De tentoonstelling Sarah Maldoror: Tricontinental Cinema is te zien in Palais de Tokyo, Parijs (FR), van 26.11.2021 t/m 13.03.2022. Voor meer informatie over de tentoonstelling zie de website van Palais de Tokyo.
Dit artikel verscheen eerder in Metropolis M nummer 2021/4: Onbeperkt toegankelijk.
Quinsy Gario
is beeldend kunstenaar