metropolis m

A brief history of curating
Hans Ulrich Obrist

Hans Ulrich Obrist is een fameus interviewer, een veelinterviewer, een langinterviewer, een sterinterviewer. Maar is hij ook een goed interviewer?

Iedereen die wel eens een interview geschreven heeft weet dat een interview om het leesbaar te krijgen, vaak volkomen herschreven is. Maar juist daar laat Obrist het vaak afweten. Obrist interviewt, laat de transcripties uitschrijven door assistenten en biedt ze vervolgens aan ter publicatie, soms vele duizenden woorden lang. De redactie op de tekst is niet zijn favoriete bezigheid, reden waarom hij die graag aan anderen laat, bijvoorbeeld de publicerende partij, zoals dit tijdschrift ook heeft meegemaakt.

Ook de interviews in Obrists nieuwste boek, A Brief History of Curating, zijn niet erg zorgvuldig geredigeerd. Voor het boek voerde hij gesprekken met een elftal belangrijke curatoren uit de jaren zestig en zeventig, onder wie onder wie Pontus Hultén van het Centre Pompidou, Johannes Cladders van Abteiberg Mönchengladbach, Jean Leering van het Van Abbemuseum, en Harald Szeemann, de curator der curatoren, die als eerste een onafhankelijke tentoonstellingspraktijk begon, met zijn Museum der Obsessionen. Het zijn figuren die aan de wieg hebben gestaan van het hedendaagse tentoonstellingswezen; mannen en een enkele vrouw op leeftijd, die in sommige gevallen enige tijd na het gesprek (dat soms tien jaar geleden plaatsvond) zijn overleden. Obrist was er dus net op tijd bij. Hij heeft een boek gemaakt dat een stem biedt aan krachtige karakters, eigenzinnige visionairs, die werkzaam waren in een tijd dat de curator nog tentoonstellingsmaker heette en de tentoonstelling nog een schaars goed was; een project waaraan lang werd gewerkt, op grond van nog veel langduriger contacten met kunstenaars.

Door Obrists beroerde redactie vloeit elke spanning al snel uit de teksten weg. De gesprekken kabbelen voort, van tentoonstelling naar tentoonstelling, van museum naar museum, van project naar project, en ontwikkelen zelden spannende momenten. Obrist is een buitengewoon intelligente en belezen veelweter, die weliswaar een poging doet de praktijk van de curator te duiden, maar in de interviews blijft hangen in een oppervlakkige reproductie van persoonlijke geschiedenissen. Alles is opgetekend in een chronologisch verloop volgens het schema van en toen, en toen, en toen … Nergens wordt kritisch doorgevraagd door Obrist, die zich uiteindelijk iets te veel een collega en bewonderaar toont.

Het resultaat is een boek vol interviews dat uiterst ingetogen blijft. Een betere eindredactie had kunnen helpen, omdat de interviews wel degelijk een schat aan materiaal bieden over het hedendaagse tentoonstellingswezen. Althans, zoals zich dat in het Westen heeft ontwikkeld, met een zwaar accent op Europese continent. Zeven van de elf geïnterviewden komen daar vandaan en bieden bij elkaar een interessant historisch zicht op de voortdurend veranderende tentoonstellingspraktijk.

Het ongemak van de saaie redactie neemt niet weg dat A Brief History of Curating verplichte kost is voor kunstprofessionals en liefhebbers. Het mag geen spannende literatuur zijn, links en rechts zijn er wel belangrijke opvattingen te destilleren uit de gesprekken. Jean Leerings uitleg over zijn eigen plotselinge vertrek uit de kunstwereld, midden jaren zeventig, bijvoorbeeld, toen hij plotsklaps het Van Abbemuseum verliet om directeur van het Amsterdamse Tropenmuseum te worden. Of Pontes Hulténs verklaring dat veruit de belangrijkste taak van het museum niet het aanleggen van een verzameling is, maar het creëren van een publiek, om zo het museum een intellectuele basis in de maatschappij te geven. Het is juist op dit gebied dat de meeste musea op dit moment jammerlijk falen, ondanks al hun pogingen meer publiek te trekken – met gevolg een nakend politiek en maatschappelijk isolement. Boeiend is ook de onafhankelijke geest Seth Siegelaub en diens door de jaren zestig gekleurde anti-institutionalisme, alsmede Harald Szeemanns eveneens door de jaren zestig aangestoken onafhankelijke denken, groots en visionair, met een beleving waar weinig onafhankelijke curatoren van tegenwoordig nog voor durven uit te komen. Bij lezing van de interviews is het moeilijk om niet te gaan denken dat dit soort helden tegenwoordig niet meer bestaan. Toch geloof ik niet dat deze verheerlijking van de oude garde terecht is. Zeker is wel dat de praktijk van de tentoonstellingmakers van nu een geheel andere is.

Hans Ulrich Obrist,

A Brief History of Curating,

JRP|Ringier & Les Presses du Réel, Zürich/ Dijon, 2008

ISBN 978-3-905829-55-6

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen