metropolis m

Agenda van de Toekomst (2):
Wie zouden wij kunnen zijn?

Wat is de positie van waaruit de kunstenaar of de intellectueel in de toekomst zal werken en spreken? Tot voor kort leek het antwoord op deze vraag helder. Het vertrekpunt van waaruit een werk ontwikkeld werd, moest persoonlijk zijn. Je zou kunnen stellen dat de collectieve stem terecht een slechte naam heeft, want als je een zin begint met ‘wij’, namens wie spreek je dan? De claim die daaruit spreekt, maakt dat we er meestal de voorkeur aan geven de dingen persoonlijk, particulier en specifiek te houden. Tot wie anders willen we ons immers richten dan tot de hechte gemeenschap van individualisten die onze interesses delen? Vanzelfsprekend kunnen we er bijna niet omheen ons af te vragen of het maken van kunst of het schrijven erover niet juist voortkomt uit de behoefte om gemeenschappelijke emoties en gedachten te articuleren, en dat creatieve mensen om die reden soms in het meervoud spreken, denken en dromen. Maar de spookachtige verschijning van collectiviteit die opdoemt, kan eenvoudig vermeden worden via een retorische truc: begin een zin met ‘persoonlijk ben ik van mening’ en het spook is weg.

De recente hernieuwde aandacht voor het modernisme maakt het echter moeilijk de spookachtige aanwezigheid van collectiviteit te negeren. Schilder een rood vierkant en de geest van de avant-garde ademt in je nek, zachtjes de woorden fluisterend: ‘kunstenaars zijn de ingenieurs van de toekomst en de stem van een nieuwe republiek van internationale geesten’. En hoe reageren wij hier dan op? ‘Ga weg, ik houd het liever persoonlijk.’ Maar waarom zo bescheiden? De houding van het moderne genie die het geweten van de mensheid belichaamd mag dan wel achterhaald lijken, toch is het vreemd als de kunstenaar zich ervoor zou schamen de symbolische positie van een nieuwe globale cultuur te vertegenwoordigen- die iedereen hem al toedicht – te claimen.

Binnen de huidige kunstwereld waarin het organiseren van biënnales centraal staat, wil men juist graag het discours over hedendaagse kunst transformeren tot een discours over een globaal bewustzijn.

Er zijn genoeg redenen om cynisch te zijn over dit verlangen van de kunstwereld om de Verenigde Naties bij wijze van spreken voorbij te streven in hun poging alle culturen van de wereld te omvatten. Maar we moeten wel toegeven dat wat de kunst op dit moment zo interessant maakt, te maken heeft met de internationale tentoonstellings-cultuur, die gedeeltelijk de hegemonie van de kunstmarkt weet te destabiliseren en het speelveld van de kunst heeft uitgebreid. Dus waarom niet hieraan meedoen en je uitspreken voor een nieuwe, globale cultuur?

Een korte blik op hoe de meeste mondiale tentoonstellingen worden georganiseerd, en deze hooggestemde aspiraties verdwijnen als sneeuw voor de zon. In de praktijk is het vaak allesbehalve een mondiale opvatting over collectiviteit dat deze tentoonstellingen oproepen. Kunstenaars worden onvrijwillig gebombardeerd tot ambassadeur voor hun land van herkomst en hun werk wordt geplaatst binnen de context van een rigide raamwerk van afzonderlijke geografieën, biografieën en geschiedenissen. Onbedoeld werd de vorige Documenta een levendig voorbeeld van hoe globalisatie het proces van opdeling alleen maar versterkt; alle kunstwerken waren verspreid over een dolhof van afzonderlijke tentoonstellingslocaties.

Is het dan zo dat alle nagestreefde collectiviteit ten spijt, ieder uiteindelijk gewoon zijn eigen verhaal vertelt en zijn eigen manier vindt om wat kunst te tonen? Hoe komt het dat een bredere opvatting over wereldkunst direct terugverwijst naar de verdeeldheid binnen het culturele circuit? Het probleem is wellicht dat collectiviteit alleen wordt opgevat als iets dat verbonden is met de realiteit. Het wordt opgevat als de cultuur waar je vandaan komt, als het collectieve geheugen van culturele symbolen en gedeelde ervaringen waar een werk op is gebaseerd, et cetera. Gelieerd aan de realiteit, wordt collectiviteit een keten waarbinnen kunst, of het discours daarover, maar niet kan ontsnappen aan de geopolitieke contexten waar ze uit voort zijn gekomen.

De uitdaging voor de artistieke en discursieve productie is daarom om collectiviteit los te zien van de werkelijkheid. Om zich vrijelijk met het collectieve te engageren is het nodig de positie van de maker gedeeltelijk te verlossen van de beperkingen van zijn feitelijke achtergrond en deze te benaderen als een mogelijk onderwerp voor een artistieke fictie. De avant-garde kan opnieuw uitgevonden, maar kan samengaan met een ander verhaal over wat de toekomst had kunnen zijn, als de geschiedenis er niet de draai aan had gegeven die het eraan gegeven heeft. Het ‘wij’ kan als een retorische categorie worden gebruikt zonder dat het op zijn eigen betekenis wordt vastgepind. Er kan nagedacht worden over de vertegenwoordigers van nog niet uitgevonden maatschappijen. Er kan met meerdere stemmen gesproken worden. De collectiviteit kan worden losgekoppeld van de instituten en kan de gangbare identiteitspolitiek van curatoren onderuit halen door de chaotische projectie van het zich verbeelden van nieuwe collectiviteiten.

Recente artikelen