metropolis m

Agenda van de Toekomst (4):
Dat is een hele goede vraag

Als aan de kunstenaar James Lee Byars zou worden gevraagd: ‘wat is de agenda voor de toekomst?’ zou zijn typische antwoord kunnen zijn: ‘dat is een hele goede vraag.’ Hij zou zo reageren vanwege zijn interesse in het theoretische concept van een vraag: Byars geloofde erin dat een goede gedachte een dergelijke vorm wel aan móest nemen om zo de eindigheid en levenloze berusting inherent aan antwoorden, te kunnen ontkrachten. Maar nog belangrijker, zijn antwoord zou een bespiegeling zijn geweest over het dubbelzinnige karakter van deze specifieke vraag, die spitsvondig en subtiel is, tegelijkertijd. Spitsvondig omdat Byars in staat was de verbondenheid van kunst met de toekomst te zien. Hij was er van overtuigd dat men alleen met het stellen van vragen toekomstige potenties kon onderzoeken, dat alleen die ons verder zouden brengen dan waar we nu zijn in het heden.

Kunst als een proces van voortdurend vragen stellen is dus onlosmakelijk verbonden met de toekomst. Tegelijkertijd is de concrete vraag naar de agenda van de toekomst van kunst erg moeilijk te stellen, erg broos zelfs en daarom is het noodzakelijk daar omzichtig mee om te gaan. Niet alleen vanuit een algemene scepsis ten aanzien van het karakter van antwoorden (Byars), immers wie zou er in kunnen geloven dat iets zo dynamisch en veranderlijk als kunst of toekomst, vastgelegd zou kunnen worden in een agenda? Als een agenda echt een lijst van onderwerpen zou inhouden of een inventarisatie van dingen die gedaan moeten worden, dan ben ik bang dat zoiets tastbaars als de kunst, wel het laatste is dat hier voor in aanmerking komt. En dan heb ik het nog niet over het inzicht dat zo’n plan of programma zou vereisen, vastgeklonken als het zou zijn in pragmatisme in plaats van verbeelding. Ik zou hier daarom willen suggereren de kern van de vraag opnieuw te formuleren en een meer bescheiden positie te laten innemen. Dat kan ons ook helpen de valkuilen te vermijden waar discussies over de toekomst vaak last van hebben, namelijk het soort collectieve overeenkomsten die aan een echt engagement voorbijgaan, of in het slechtste geval, manipulatieve krachten die pseudo-profetisch slechts een vorm van engagement suggereren. Is het niet beter om een duidelijke en meer haalbare vraag te stellen, zoals mij onlangs gesteld werd na een keurige lezing over kritische praktijken in de kunst: ‘Maar wat houdt je (mij) nu werkelijk bezig?’

‘Onderwijs’, was mijn antwoord, al gebruik ik dit woord alleen bij gebrek aan beter en misschien ook wel omdat het zo’n algemene term is. Ik wil hiermee niet verwijzen naar de kunstacademies (hoewel die hier in Nederland weleens goed geëvalueerd zouden mogen worden!), en ook niet naar educatie als een soort nevenproduct dat gewoontegetrouw van kunstinstituten wordt verlangd en ingezet om het functioneren van de instelling te verantwoorden. Wat ik echt zou willen benadrukken is dat een bedachtzame erkenning van de hechte relatie tussen kunst en kennis noodzakelijk is. In andere woorden, de artistieke praktijk als ‘educatie’. Binnen deze definitie gaat educatie meer over exploreren dan over instrueren en manifesteert het zich eerder binnen een esthetische dan in een academische context. Om te beginnen met het zorgvuldig onderzoeken van een dergelijk perspectief (en om een voorbeeld te geven van een bescheiden begin) heeft BAK een aantal belangrijke onderwerpen gedefinieerd die volgens ons onderzocht kunnen worden binnen een kritische kunstpraktijk.

Voor onderwerpen als ‘oorlog als directe realiteit’, ‘solidariteit’, ‘de publieke intellectueel’ en ‘een tekstuele context binnen een artistieke praktijk’ kunnen kleine, vrij informele discussie- en lezinggroepen worden samengesteld. Deze groepen bestaan dan uit verschillende professionals, zoals kunstenaars, curatoren, schrijvers, et cetera. Nadat ze begonnen zijn met het lezen en bespreken van een aantal teksten voorgedragen door BAK om op te starten, zou het groepsproces binnen deze discussie en op kennis georiënteerde ‘modulen’ zijn eigen verloop en dynamiek moeten krijgen (er worden andere teksten en ook kunstwerken aangedragen om collectief te bespreken). Het doel of de uitkomst hiervan hoeft niet per se gedefinieerd te worden, en is ook niet per definitie een vereiste (met die uitzondering dat er over elk onderwerp een reader wordt gepubliceerd, waarin een bloemlezing staat van de teksten die de groep interessant vond, samen met nieuw aangedragen teksten van kunstenaars en schrijvers die zich in het onderwerp gespecialiseerd hebben). Maar zou de ‘solidariteitsgroep’ het bijvoorbeeld nodig vinden om een tentoonstelling te maken om bepaalde perspectieven uit te werken om de samenhang binnen de kunstwereld te versterken, dan zouden we zo’n tentoonstelling samen realiseren.

Het samen doen – het wij – is de drijvende kracht achter deze inspanningen, net zoals, heel concreet, de gedeelde ervaring, die bij dit soort educatieve projecten hoort. Het lijkt erop dat we, in vergelijking tot het individualisme van de jaren negentig, een productief moment van collectiviteit aan het ervaren zijn. Deze kracht, ontstaan als een reactie op een wereld die de beloften die in de vorige twee decennia zijn gemaakt niet is nagekomen(denk aan de gewelddadige consequenties van een kapitalistische, rechtsgeoriënteerde manier van denken), zou wel eens juist datgene kunnen zijn wat mist in de Nederlandse kunstwereld. Namelijk een actieve, intellectuele uitwisseling, ingebed in het principe van de solidariteit en een werkelijke honger naar kennis in plaats van het maar al te bekende competitiegevoel onder kunstenaars en de hiermee gepaard gaande onverschilligheid.

Ik geloof dat kunst in dit opzicht echt iets kan bereiken wat andere disciplines alleen indirect doen: het tot stand brengen van een onderhandeling, een dialoog door het stellen van vragen en het aanscherpen van opvattingen die van gemeenschappelijk belang zijn, waardoor er ruimte tussen individuen ontstaat. Op het niveau van het symbolische, kan kunst helpen om meningsverschillen aan het licht te brengen die het uitgangspunt kunnen zijn voor een echte discussie. Een discussie waar geen ruimte meer voor bestaat in de zelfbevestigende, publieke arena, zoals werd opgeworpen door de wetenschapsfilosoof Chantal Mouffe. De agenda van kunst zou moeten zijn om zo’n ruimte te bewerkstelligen, een ruimte waarin met kan denken, onderhandelen en dingen anders kan doen dan we gewend zijn. Dit raamwerk zou dan de aanleiding kunnen zijn voor het aanscherpen van gedachten die voor een gemeenschappelijk ‘samen zijn’ van belang zijn. Het zou een ruimte kunnen worden die niet door het spektakel en de snelle uitwisseling van dingen en producten wordt geregeerd, maar door precies het tegenovergestelde: een zorgvuldige, kritische praktijk die ontstaat uit overleg en een geconcentreerde discussie. Vergeet niet, we hebben het hier nog steeds over ‘educatie’.

Het is duidelijk dat binnen zo’n raamwerk, kunst een politieke functie krijgt toebedeeld die verband houdt met de idee van een democratie. Persoonlijk kan ik esthetiek niet los zien van politiek en vice versa, omdat ze hecht met elkaar verbonden zijn door de wijze waarop ze beide een bepaalde macht opeisen; de kunstpraktijk is wat dat betreft altijd al een belangrijk onderdeel geweest van het politieke. Uit een verlangen naar kunstwerken als oases van pure schoonheid, waarmee men kan ontsnappen aan de ontgoocheling in de huidige wereld, zullen velen het in dit opzicht niet met mij eens zijn. Maar om het politieke perspectief binnen een kritische kunstpraktijk te verdedigen, moeten we, denk ik, erkennen dat er een groot verschil bestaat tussen kunst die politiek ís en kunst die slechts politieke gebeurtenissen documenteert. Waarom zou kunst een rol aannemen waarbinnen het slechts volgt en registreert? Zou het zo kunnen zijn dat we simpelweg het vertrouwen verloren hebben in dat wat we zien, en dat we dit moeten compenseren door daarvoor bewijs aan te dragen afkomstig uit ‘de realiteit’? Hoe kunnen we het geloof herstellen in het feit dat niet alleen een gebaar maar ook een visuele afbeelding kennis kan produceren?

Ik geloof dat dit mooie vragen zijn, zoals ook de vragen over educatie, kennis en solidariteit, waar we ons zeker mee bezig moeten gaan houden.

Maria Hlavajova

Recente artikelen