metropolis m

Ai Weiwei

Onmiskenbaar behoort Ai Weiwei tot China’s culturele elite. Zijn vooraanstaande positie hangt onder andere samen met een lange keten van contacten in Zwitserland: met Uli Sigg, voormalig Zwitsers ambassadeur in China, mediamagnaat en eigenaar van de grootste verzameling Chinese kunst, met zijn galeriehouder Urs Meile en met de architecten Herzog & de Meuron. Ai won dit jaar The Chinese Contemporary Art Award, die door Sigg in 1998 is ingesteld.

Niettemin is Ai Weiwei geheel afgesneden van China’s politieke elite. Ai’s vrijheid bestaat slechts op het vlak van de kunst en cultuur, zijn politieke visie wordt systematisch door de Chinese media geweerd. Ai wil de openingsceremonie van de Olympische Spelen boycotten en meent dat de zeventig miljoen communistische partijleden leugenaars zijn, die de hele staat controleren om zichzelf te verrijken, aldus Ai in een interview op 19 januari 2008 voor The Sydney Morning Herald. Desondanks ontwierp Ai het Olympisch Stadion samen met de architecten Herzog & de Meuron en nam vervolgens met hen deel aan de competitie voor het Nationaal Museum in China. Voor een solotentoonstelling in eigen land is Ai niet te porren, zo liet hij weten in weer in een ander interview in het tijdschrift NY Arts. Hoe enthousiast is Ai geweest voor z’n solodebuut in Nederland?

Op de website van het Groninger Museum wordt de argeloze lezer ‘een architectonisch ontwerp van Ai Weiwei voor het Coop Himmelb(l)au paviljoen’ beloofd. Vol verwachting reisde ik naar het Groninger Museum. Misleid en teleurgesteld keerde ik huiswaarts: waarom toont een conceptueel kunstenaar slechts verleidelijke keramische objecten in dit deconstructivistisch paviljoen?

Voor het overgrote deel werkt Ai Weiwei tegenwoordig als architect. Met zijn FAKE design (waarvoor hij negen werknemers in dienst heeft) heeft hij veel projecten onder handen en zijn ontwerpfilosofie luidt ‘make it simple’. De grijze baksteen is zijn handelsmerk. In zijn ontwerpen gebruikt hij de oervorm van de doos, van het archetypische huis met puntdak of van het vogelnestje. Dat laatste is inmiddels uitgegroeid tot het beroemde icoon van de Olympische Spelen in Beijing. Zijn bouwstijl is modernistisch te noemen. Vanuit dat perspectief is het bijna niet voor te stellen dat Ai ooit serieus heeft overwogen om een ontwerp te maken voor het schots en scheve paviljoen van het Groninger Museum.

Bij telefonische navraag bevestigt Sue-An van der Zijpp, conservator eigentijdse beeldende kunst van het Groninger Museum, mijn vermoeden. Zijn installatie Pillars moet je niet beschouwen als een ontwerp voor deze ruimte. Van de zestien keramische zuilen, die Ai heeft gemaakt voor de groepstentoonstelling China Welcomes You (2007) in Kunsthaus Graz in Oostenrijk, staan er maar vijftien in Groningen door tussenkomst van een particulier verzamelaar. Wat in Groningen mislukte slaagde vorig jaar wel in Liverpool, waar Ai de installatie Fountain of light ontwierp voor op een locatie buiten Tate Liverpool.

Van de tentoongestelde werken in Groningen vond ik Pee (2007) het mooiste, die in een vitrinekast staat opgesteld. Het stelt een piemel voor die door zijn eigen plasstraal van gelig porselein omhooggehouden wordt. De piemel lijkt groter dan die van de gemiddelde Chinees en is van roze porselein met zwartgroen haar en staat dynamisch schuin op de straal als van een kleine jongen.

Een intrigerend werk is Ghost Gu coming down the mountain. Door een schromelijk gebrek aan informatie ga ik bij mijn bezoek bijna aan dit werk voorbij. Pas later na lezing van een deskundig verhaal van Philip Tinari in het boek Touching the Stones. China Art Now (2007), samengesteld door Waling Boers en Pi Li, kom ik achter de intrige van dit werk. Op vier schitterende foto’s staan de potten opgesteld bij Ai’s huis en werkplaats. Het eerste wat opvalt is de prachtige, stenen vloer en de immens grote, stenen wand, die Ai zelf ontworpen heeft – wat overigens ook geldt voor de andere gebouwen in dit kunstenaarsdorp Caochangdi. De 96 potten vormen een mooie rechthoek van acht rijen breed en twaalf potten lang. De aanleiding voor dit werk is een guan pot uit de tijd van de Ming-dynastie waarvoor in 2005 bij Christie’s in Londen een immens bedrag werd neergeteld. Het veilingnummer was 88. Ai Weiwei werkte destijds een week met de kunstenaar Serge Spitzer in de eeuwenoude keramiekstad Jingdezhen, waar de kostbare pot met de hand is gemaakt. Ai en Spitzer, die elkaar in Venetië tijdens de Biënnale van 1999 onder Harald Szeemann hebben leren kennen, delen met elkaar de liefde voor getallen. Bovendien duikt er in hun werk vaker vaatwerk op. De traditionele Chinese voorstelling op de guan pot is in cobaltblauw geschilderd, die op de 96 potten in steeds smallere repen is gekopieerd, waardoor een soort minimalistische sequentie ontstaat van een alsmaar krimpend beeld. Om de voorstelling compleet te hebben moet een verzamelaar alle 96 potten kopen. Vanuit één kant gezien zijn de potten egaal lichtgrijs.

Het Chinese geluksgetal 8 is uit de opstelling in Groningen verdwenen: deze derde editie van het werk in roodbruin staat in zes rijen van zestien potten opgesteld op een wit platform, ondanks het feit dat Spitzer altijd geweigerd heeft om de potten op een platform te plaatsen. De vraag is of Tinari in de pas verschenen monografie over Ai Weiwei ook heeft geschreven dat Spitzer weigerde om de potten op een platform te plaatsen. De monografie ligt straks in de winkel van het museum als minister Plasterk Go China! opent. Ai zal dan niet aanwezig zijn. In maart was hij wel op de opening van zijn tentoonstelling in de Mary Boone Gallery in New York, waar prachtig nieuw werk van hem is te zien.

Pedro Bakker

Recente artikelen