Als in een donkere spiegel
Als in een donkere spiegel
Frank Vande Veire
‘Wat maakt kunst toch zo eigenaardig dat wij er een speciaal woord voor hebben en dat we voor dit verschijnsel een apart domein hebben gereserveerd?’, vraagt Frank Vande Veire zich af in zijn lijvige, theoretische werk Als in een donkere spiegel. Iedereen weet dat kunst niet los staat van andere activiteiten waarmee de mens zich tot de wereld verhoudt. Toch heeft de kunst genoeg in zich om zich te onderscheiden van andere disciplines zoals wetenschap, techniek, arbeid, religie en politiek. Daarnaast heeft kunst wel een relatie met bovengenoemde terreinen. Kunstgeschiedenis geeft ons een grote dosis kennis over een kunstwerk als materieel ding, maar deze informatie zegt ons niets over de aanspraak van het kunstwerk op de mens. Met andere woorden: kunstgeschiedenis kan van alles zeggen over het kunstwerk behalve wat een kunstwerk tot een kunstwerk maakt, aldus Vande Veire. Dit is het domein van de filosofie: het beschouwen van kunst in haar abstracte algemeenheid. Het afbakenen van de grenzen met als hoofdvraag telkens weer: ‘Wat is het dat men Kunst noemt?’. Kunstgeschiedenis zal zelden de vraag stellen naar legitimering van kunst. Voor de filosofie is dit juist de grootste uitdaging.
Frank Vande Veire breekt in zijn boek een lans voor de problematische relatie tussen kunst en filosofie. Kunst vertegenwoordigt een bepaalde waarheid, maar niet zomaar een waarheid zoals een openbaring of een waarheidsgebeuren. In de kunst is het begrip waarheid als het ware omgewoeld. Beter gezegd: met de kunst staat de waarheid op het spel.
En aangezien het wezen van de waarheid toch wel de zaak bij uitstek is van de filosofie, staat met de kunst de filosofie zelf op het spel. In Als in een donkere spiegel radicaliseert de auteur de vraag of de filosofie eigenlijk de waarheid – en vanwege haar reflexieve karakter zichzelf – kan kennen zonder zich met kunst in te laten. De kunst is een spiegel voor de mens, wordt vaak gezegd, maar die spiegel confronteert de mens vooral met de onoplosbare vreemdheid die zijn leven en denken ‘bespookt’. Zo is ook voor de moderne filosoof de kunst een spiegel. Maar dan een spiegel die verblindt, verschrikt en logenstraft.
Vande Veire maakt een bijzondere keus uit de grote hoeveelheid denkers die dit thema centraliseren, maar durft deze keuze ook te verantwoorden. Hij behandelt een reeks moderne filosofen die deze problematiek omcirkelen, met vergaande consequenties. Niet alleen systematische denkers als Kant en Hegel komen ter sprake, maar ook duistere denkers als Bataille en Lacan komen aan bod. Zelfs harde noten als Hölderlin en Schelling worden gekraakt. Vande Veire reikt hoog, neemt je mee over de hooglanden van het moderne denken, en ontsluit nieuwe gebieden, zoals het oeuvre van Maurice Blanchot, de onlangs overleden matador van de Franse kunstkritiek. Hij brengt een lijn aan in de thematiek van de moderne filosofie aangaande kunst en analyseert zeer helder waar de problemen liggen. Vande Veire neemt bewust enige afstand van de chaos van commentaren op kunst heden ten dage en bezint zich uitgebreid op de uiterst problematische relatie tussen kunst en filosofie. Hij brengt helderheid in het bonte jargon van de moderne kunstkritiek en durft felle kritiek te leveren op het actuele kunstbedrijf. Polemiek die we van deze auteur ook al kenden uit De Witte Raaf. Het vrijblijvend gemak waarmee tegenwoordig kunstbladen en kranten worden volgeschreven met vervormde postmoderne theorieën is hem namelijk een gruwel. Vanuit deze ergernis heeft hij zorgvuldig alle draadjes sinds Kant ontward en geeft hij ons glashelder de crisis weer in de kunstkritiek. Vande Veire maakt volkomen duidelijk in zijn boek dat we kunst niet alleen kunnen of mogen zien vanuit een sociologische definitie: ‘Kunst is wat door vertegenwoordigers van het kunstmilieu als kunst wordt aangewezen’. Het zijn juist de besproken denkers die ons het kader geboden hebben om te spreken over wat kunst voor ons betekent. ‘Zodra we spreken over kunst, denken deze filosofen direct met ons mee.’
Wat alle behandelde filosofen in dit boek gemeen hebben is dat ze kunst niet zien als zomaar een esthetische zaak, een zaak van ervaring of gewaarwording, maar als waarheid. Door dit punt zo nadrukkelijk te stellen omzeilt Vande Veire iedere vorm van charlatanerie waarin de aesthesis, de ervaring, tot autonoom domein wordt gemaakt.Vande Veire maakt zich met deze selectie van denkers waarschijnlijk niet populair in het hedendaagse kunstdebat, maar hij verzandt tenminste niet in de vrijblijvende impasse waarin veel deconstructiepoëzie terecht is gekomen. Met het hameren op de waarheidsaanspraak van kunst geeft hij de kunst en de kunstkritiek weer betekenis. Deze methodische aanpak maakt het bijvoorbeeld mogelijk het politieke denken van Walter Benjamin en Theodor Adorno weer op waarde te schatten en het hippe discours over de maatschappelijke verantwoordelijkheid in de kunst door te prikken. De kunstenaar moet juist strategieën bedenken om het literaire productieapparaat te ‘omfunctioneren’ ten gunste van de revolutie, aldus Benjamin. Het destructieve element van de waarheid brengt een oponthoud, een breuk teweeg in de normale tijd en opent de ruimte voor filosofische kritiek. Met Blanchot beweert Vande Veire dat deze opening er altijd al is. Die opening is al gegeven met ‘de waanzin van elke dag’. De kunst moet juist stilstaan bij deze waanzin op een manier dat we ons kunnen terugvinden in wereld van wilde voorstellingen. Dit is de ruimte waarbinnen Vande Veire zich wil begeven, zoals we hebben gelezen in de vierluikanalyse van Pasolini’s Salo in De Witte Raaf. Dit is ook de ruimte van een burgerlijke cultuur waar het niet meer duidelijk is of kunst eigenlijk nodig is. Dit is ook de ruimte van een artistieke milieu van het ijdele divertissement. Naarmate je meer kennis neemt van het pandemonium van denkers die Vande Veire behandelt, leer je de identiteitscrisis in de kunst kennen als haar natuurlijke element. Door deze crisis in zijn volle omvang te omarmen heeft Vande Veire een weergaloos boek geschreven.
Frank Vande Veire: Als in een donkere spiegel, de kunst in de moderne filosofie van de kunst, SUN/Boom, Nijmegen, Amsterdam, 2002, ISBN 9058750574, € 32,50
Tiers Bakker