Anthea Hamilton
Anthea Hamilton
Cut-outs
Een zwarte laars is onderste-boven op de nek van een gipsen buste geplaatst. De sculptuur staat op wieltjes. Het werk Foot rest (2007), te zien bij Galerie Fons Welters in Amsterdam, is gemaakt door de jonge Britse kunstenaar Anthea Hamilton (1978). Het werkt vervreemdt, ondanks onze vertrouwdheid met de ongewone beeldcombinaties, bekend van het surrealisme. Foot rest staat voor een houten scheidingswand die de tentoonstellingsruimte opdeelt in een wit en een helblauw geschilderd gedeelte. In de scheidingswand zelf zijn schijnbaar willekeurig voorwerpen gemonteerd: een tros blauwe druiven naast een fles rosé, een touw, een trechter, een parfumverstuiver, een tamboerijn, een opengeslagen boek, een gloeilamp en een laars. Sommige elementen, vooral de laars, keren herhaaldelijk terug in de installatie aan de andere zijde van de wand (Untitled, 2007) waardoor ze een symbolische kracht worden toegedicht.
Je betreedt de nachtblauwe ruimte door een opening in de wand in de vorm van een contrabas. Eenmaal in de blauwe zaal, blijft het zicht op vertrouwde, witte galeriewereld bewaard dankzij de grote opening. Het blauw herinnert aan het IKB (International Klein Blue) dat Yves Klein ontwikkelde in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Maar waar Klein de kleur als uitgangspunt nam voor zijn monochrome schilderijen en performances, daar lijkt Hamilton hem in te zetten om een surrealistisch universum te creëren dat het verschil definieert tussen dag en nacht en tussen daar en hier. Daarnaast smeedt zij door middel van het blauw, als een blue screen (het montagemiddel van tv) de afzonderlijke kunstwerken aaneen.
De mise-en-scène is theatraal als een filmdecor. Het is alsof de opnames tijdelijk zijn stilgelegd en de bezoeker een kijkje achter de schermen wordt gegund. Over een waslijn hangt een smoezelige handdoek te drogen, kale klerenhangers bungelen aan dezelfde lijn, her en der staat een laars alsof hij net is uitgetrokken, glitters refereren aan de showbizz, verlepte bloemen verwijzen naar het welverdiende applaus. Wat opvalt, zijn de benen. Waar je ook kijkt zie je benen, verleidelijk balancerend op hun tenen. Ze zijn voornamelijke uit onbewerkt triplex gezaagd en worden bij elkaar gehouden door een houtklem. Tussen de ledematen is een dor sprietje gipskruid gestoken (Gate, 2007), of een flossig kwastje (The Twenty-third of August, 2007) wat de seksuele connotatie van de parade compleet maakt. Daarnaast zijn het de muziek en de beeldfragmenten, afkomstig van een televisie, die Hamiltons werken hun ambiguïteit verlenen. In een zwart-witfilm, waarin Franz, Odile en Arthur aan het tapdansen zijn, vertelt een voice-over wat er in de hoofden van de personages omgaat. Het nachtblauwe decor wordt door de televisiebeelden helder als een hemel bij zomers weer. En dan zie je ook de verbanden: het gemarmerde been in het werk Gate doet denken aan de structuur van de vlekkerige huid van de vrouw in de film. En verwijzen de drie paar prothesen die in de ruimte staan naar de dansende Arthur, Odile en Franz?
Een beeld kan op verschillende wijzen worden gelezen, de tegenstellingen liggen soms dichter bij elkaar dan je denkt, lijkt Hamilton te willen zeggen. Zo keert de eerder genoemde ‘deur’ in de vorm van een contrabas terug als deel van een sculptuur. De uitsnede is gehalveerd, een deel is blauw als het barokke decor. Twee onderlijven stutten het gevaarte: ‘bespelen’ ze het instrument of duwen ze de ‘deur’ dicht? Hamilton gebruikt in Ottoman (2007) een zwart leren poef waaromheen een band met glimmende lovertjes is gebonden en bij Untitled (2007) een wit leren poef. Hier schildert ze een been zwart, daar wit. Bij elkaar gebracht als een grote totaalinstallatie communiceren de afzonderlijke werken plotseling met elkaar. De toeschouwer kan, wandelend over de set, zelf de verbanden tussen de werken leggen. Of iets verzinnen, zoals de voice-over de gedachten ‘leest’ van het tapdansende trio in de film.
De repetitieve aanwezigheid van de eenvormige benen heeft iets neurotisch. Ze maken je ‘wandeling’ minder vrijblijvend, vooral als je weet dat de benen gemodelleerd zijn naar Hamiltons eigen lichaam. Alsof de kunstenaar, net als de surrealisten door een freudiaans model geïnspireerd, haar verdrukte gevoelens, gedachten en fantasieën sublimeert in de body doubles. Waarop de toeschouwer vervolgens de zijne of hare projecteert. Dubbelzinnigheid lijkt het doel te zijn van Hamiltons onderzoek naar de grenzen en mogelijkheden van de theatrale illusie. Haar werk past naadloos in de huidige trend in de Britse kunstscene van het vermengen van kunst met theatrale elementen, zoals de recente tentoonstelling The World as a Stage in de Tate Modern in Londen aantoonde. Enerzijds neemt Hamilton de toeschouwer onbeschaamd mee in haar fetisjisme, anderzijds transformeert ze de ‘props’ en mannequins van eerdere performances tot op zichzelf staande objecten. De ongerijmde nevenschikking van elementen geeft haar werken een paradoxale kracht die direct weer wordt ondermijnd. Alledaagse handelingen worden zetstukken en zetstukken worden samen een ‘sculptuur’. De mogelijkheid tot identificatie, waarvan de bezoeker vervolgens weer uitgesloten wordt, de geïsoleerde werken die ook met elkaar verweven zijn als de bizarre woordcombinaties in een fantasievol verhaal Hamiltons installaties zijn complexer dan je op het eerste gezicht denkt.
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus