Anti-Encyclopedie
Anti-Encyclopedie
Van poëtische wanorde naar politieke wanorde (en weer terug)
Het uit de verlichting stammende idee van universele kennis staat danig onder druk. Juist in de huidige kenniseconomie met internet als het kanaal voor een voortdurende informatiestroom, blijkt het streven naar het volledige, voor iedereen beschikbare inzicht een complete illusie. Het zijn de kunstenaars die sinds jaar en dag de vinger op de zere plek leggen.
‘Encyclopaedia, ook wel gespeld als encyclopedia, referentiewerk met daarin op een overzichtelijke manier samengebracht informatie over alle gebieden van kennis of over een kennisgebied in het bijzonder.’ Encyclopedie Brittanica
In de inleiding op zijn boek De Woorden en de Dingen (1966), citeert Michel Foucault een passage uit ‘een zekere Chinese Encyclopedie’. Het betreffende fragment beschrijft hoe ‘de dieren kunnen worden verdeeld in: a) die de Keizer toebehoren, b) gebalsemde, c) tamme, d) speenvarkens, e) sirenen, f) fabeldieren, g) loslopende honden, h) die in deze indeling voorkomen, i) die verwilderd zijn, j) ontelbare, k) die met een fijn, kameelharen penseeltje getekend zijn, l) et cetera, m) die juist een vaas gebroken hebben, n) die uit de verte op een vlieg lijken.’1
Bij het lezen van de passage barstte de filosoof volgens eigen zeggen in lachen uit. De ordening waarbij tamme dieren en fabeldieren naast elkaar (be)staan, ‘haalde alle vertrouwde referentiekaders van mijn denken – ons denken, het denken dat de signatuur draagt van onze tijd en onze geografie – overhoop…’ Het bizarre classificatiesysteem gaat voorbij aan de grenzen van het logisch denkbare en verbeeldbare, en confronteert de lezer met de beperktheid van zijn eigen denken. Tegelijkertijd gaat er van deze irreguliere ordening een betoverende aantrekkingskracht uit, aldus Foucault.
De paradoxale lijst met dieren waar Foucault aan refereert, is afkomstig uit een essay van de Argentijnse dichter en schrijver Jorge Luis Borges. Borges, die de lijst aanhaalt in El idioma analítico de John Wilkins uit 1942, claimt op zijn beurt dat het fragment afkomstig is uit een oude Chinese encyclopedie met de al even betoverende naam Emporio celestial de conocimientos benevolos (Hemelrijk der goedhartige kennis), en schrijft de ontdekking ervan toe aan de Duitse advocaat Franz W. Kuhn. Het bestaan van de encyclopedie en de surreële taxonomie is tot op heden nooit bevestigd, maar zowel haar vermeende ontdekker, Kuhn, als de hoofdpersoon in Borges’ essay, de Engelsman John Wilkins, hebben echt bestaan.2
Wilkins leefde in de zeventiende-eeuw en was behalve geestelijke en natuurkundig filosoof ook een van de oprichters van de Royal Society (for improving Natural Knowledge). In 1668 publiceerde hij zijn An Essay towards a Real Character, and a Philosophical Language waarin hij zijn systeem voor een universele, filosofische taal uiteenzet. Deze nieuwe taal zou het mogelijk maken om ‘ieder mogelijk ding en idee in het universum’ op een eenduidige manier te construeren. Evenals andere Verlichtingsdenkers, streefde Wilkins naar een lingua franca die de uitwisseling van wetenschappelijke kennis zou bevorderen. Zijn utopische project representeert het Verlichtingsideaal om tot een universeel systeem te komen waarin alle menselijke kennis overzichtelijk en toegankelijk bijeen wordt gebracht.
Borges neemt in zijn essay Wilkins’ universele taal onder de loep en vergelijkt diens classificatiesysteem met dat uit de Chinese encyclopedie. Aangenomen mag worden dat Borges, die vaker fictie en pseudogeleerde referenties met elkaar verweeft, het verzonnen heeft.3 Hij lijkt met het fictieve classificatiesysteem vooral een alternatief te willen aandragen voor Wilkins’ analytische ordening van de wereld. Indirect plaatst hij hiermee kritische vraagtekens bij de willekeur – en culturele bepaaldheid – van ieder systeem, wetenschappelijk of niet, dat claimt tot een universele categorisering van alle dingen in de wereld te kunnen komen.
Fictieve encyclopedie als anti-encyclopedieBorges’ essay en Foucaults kritische uiteenzetting over de geschiedenis van ons denken, laten zien dat encyclopedieën meer zijn dan catalogi van kennis. Zij schetsen niet alleen een beeld van hoe men ‘in een bepaalde tijd en geografie’ betekenis geeft aan de wereld om zich heen, maar ook van de geldende ideeën over de (ware) aard van kennis, welke kennis men wel en niet van waarde vond om op te nemen in de encyclopedische canon, en welke overtuigingen er aan de basis lagen van deze keuzes.4
De literatuur- en kunstgeschiedenis kent tal van voorbeelden van fictieve encyclopedieën en andere fictieve referentiewerken (zoals lexicons, woordenboeken en indexen) waarin het streven naar een systematische ordening van alle menselijke kennis wordt geridiculiseerd en ondermijnd. Soms wordt de draak gestoken met het utopische idee van alwetendheid en het verlangen naar totale kennis (zoals bij Borges of in Gustave Flauberts postuum verschenen roman Bouvard et Pécuchet uit 1881, een encyclopedie van de menselijke domheid, zoals Flaubert het boek zelf bestempelde). Andere voorbeelden speculeren over de ware aard van kennis door bijvoorbeeld een absurd kennisgebied te indexeren, zoals grappen en practical jokes of complottheorieën. Tot slot zijn er fictieve encyclopedieën die een wereld in kaart brengen die alleen in de verbeelding bestaat en waar het dagelijks leven vaak andere wetten volgt. Een van de meest tot de verbeelding sprekende voorbeelden is de Codex Serafini van de Italiaanse architect Luigi Serafini uit 1981.5
Hoewel deze voorbeelden morrelen aan de officiële status van de encyclopedie en de kennis die zij vertegenwoordigt, wordt het interessant wanneer schrijvers of kunstenaars de structuur en de modus operandi van de encyclopedie annexeren en de fictieve encyclopedie inzetten voor een radicale politieke agenda. De betoverende aantrekkingskracht van de poëtische wanorde uit Borges’ Chinese encyclopedie verandert hier in een dystopische anti-orde met een rauw randje. In deze zogenaamde anti-encyclopedieën is de kritiek vaak van maatschappelijke of ideologische aard en gericht op vragen als: wie bepaalt wat kennis is, en met welke autoriteit? Wiens encyclopedie is het? En wiens wereldbeeld wordt erin vertegenwoordigd?
Da Costa EncyclopédiqueEen van de meer illustere – en obscure – voorbeelden van zo’n anti-encyclopedie, is Le Da Costa Encyclopédique. De Complete Da Costa was vermoedelijk een project van Acéphale, het geheime genootschap van linkse intellectuelen en kunstenaars rondom Georges Bataille. Hoewel de identiteit van de auteurs nooit officieel is bevestigd – de deelnemers zworen bij hun anonimiteit – kunnen we uit verschillende bronnen opmaken dat in ieder geval Georges Bataille, André Breton, Robert Lebel en Michel Leiris aan de encyclopedie meewerkten. Naar verluid tekende Marcel Duchamps voor de vormgeving van de encyclopedie en was hij verantwoordelijk voor meerdere illustraties.
Het eerste – en enige – deel van de Da Costa verscheen onaangekondigd in het najaar van 1947 in selecte boekhandels in Saint-Germain-des-Prés. Vormgegeven als een conventionele encyclopedie, bevat Fascicule VII, Volume II (Deel VII, 2e deel) zoals op het voorblad staat te lezen, een reeks artikelen over uiteenlopende onderwerpen. Opmerkelijk is dat de tekst op de eerste bladzijde niet alleen halverwege de zin, maar ook middenin het woord begint: ‘-festaties die onverklaarbaar zijn in de context van de moderne wetenschap.’ Deze onvolledigheid zette heel wat lezers op het verkeerde been. De combinatie van dit abrupte begin, de inhoud van de eerste zin en het onderwerp van het volgende artikel ‘Echecs’, dat ‘schaken’ en ‘schaakspel’, maar ook ‘mislukking’ betekent, lijken kritische hints naar de (des)illusie van totale kennis, zoals gezegd, oogmerk van de moderne encyclopedie. Maar er is ook een dieperliggend falen waar de Da Costa op zinspeelt, namelijk het falende utopische geloof in de wetenschap als drijvende kracht achter de vooruitgang van de mensheid.
De beperkte informatie over de makers en de schaarse oplage hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de mythevorming rondom de Da Costa, maar het waren vooral de controversiële artikelen in de encyclopedie die bijdroegen aan haar cultstatus. In onomwonden taal, en niet zonder humor, leverden de auteurs ongezouten kritiek op maatschappelijke instituten zoals de staat, de kerk en het onderwijs. De artikelen in de Da Costa verschillen onderling van stijl; sommigen zijn literair, anderen zijn pseudowetenschappelijk of juist meer pamflettistisch. Ondanks haar conventionele uiterlijk, breekt de Da Costa dus met alle encyclopedische conventies: het is fragmentarisch en incompleet (na de letter E zijn er geen delen meer verschenen), de teksten zijn zeer persoonlijk en subjectief, en hun waarheidsgetrouwheid (lees: wetenschappelijke autoriteit) is twijfelachtig. Maar juist in deze combinatie van conventionele vorm en controversiële inhoud ligt de politieke en subversieve agency van de Da Costa. De wanorde wordt ingezet als anti-orde.
Kunst als alternatief kennissysteem – The World ExplainedIn het huidige debat rond kunst en kennis, artistic research en the discursive turn, wordt kunst gepositioneerd als een alternatief kennissysteem dat niet zelden dient als kritiek en verzet tegen het dominante idee van efficiëntie en productiviteit, zoals de neoliberale kenniseconomie dit dicteert. Kunst, zo luidt het motto, kan een platform bieden aan het andere, het onbekende, en zo ruimte creëren voor nieuwe, meer speculatieve kennis.
Hoe ziet die eruit? Een recent voorbeeld biedt het encyclopedie-cum-kunstproject The World Explained van de Mexicaanse kunstenaar Erick Beltrán. Voor dit project, dat in het najaar van 2008 in São Paolo van start ging en onlangs zijn sluitstuk had in het Tropenmuseum in Amsterdam, interviewde de kunstenaar mensen op straat en in het museum over uiteenlopende onderwerpen. Aan de hand van vragen als wat is macht; hoe verklaar je de kou; kunnen we teleurstelling vermijden; kunnen blinden kleur zien, verzamelde Beltrán zogenaamde persoonlijke theorieën, vormen van alledaagse, ongespecialiseerde kennis. De vragen waren van dien aard dat een logisch en objectief antwoord niet direct voorhanden lag. En wanneer mensen een combinatie van vragen kregen voorgelegd, werden zij uitgedaagd een beroep te doen op hun verbeelding en te speculeren over mogelijke verklaringen. Volgens Beltrán is deze informele, ongespecialiseerde kennis even belangrijk als formele en geleerde kennis, en bepalen zij in grote mate onze sociale realiteit.
Beltrán bewerkte de persoonlijke theorieën die hij uit de interviews verzamelde tot teksten die hij vervolgens bundelde in The World Explained: Microhistorical Encyclopeadia. Hij koos bewust voor het format van de encyclopedie, en modelleerde het voorblad naar de eerste moderne encyclopedie, de Cyclopedia, or, An Universal Dictionary of Arts and Sciences uit 1728 van de Engelsman Ephraim Chambers.6 Maar Beltráns encyclopedie is alles behalve een officieel canon van objectieve feiten en absolute kennis. De artikelen met titels als Blind/Kleur/Backstage en Kietelen/Evolutie/Aantrekkingskracht verwijzen naar het ontstaan van mogelijke kennis, die niet statisch is of universeel, maar continu in verandering. Door het ontwerp te kopiëren van de eerste moderne encyclopedie, positioneert Beltrán zijn project expliciet in de context van de Verlichting. Toch moet Beltráns encyclopedie waarin hij juist informele en ongespecialiseerde kennis op de voorgrond plaatst, niet direct opgevat worden als een anti-encyclopedie. Eerder als een dubbelganger.
Net als in de Cyclopedia (1751-1772) van Chambers en later Diderots en D’Alemberts Encyclopédie zijn alle artikelen in Beltrans encyclopedie geïllustreerd met verklarende diagrammen en tekeningen. In de topologische studie van encyclopedieën is veel geschreven over de relatie tussen tekst en beeld en de wijze waarop kennis wordt geordend. Zowel in vroegere encyclopedieën als Beltráns versie is het vooral de combinatie van tekst en beeld die voor een bepaalde ‘betoverende aantrekkingskracht’ zorgt, en een parallelle, imaginaire ruimte opent waar verbeelding de macht heeft over de ratio.
Parallelle EncyclopedieEen kunstenaar die de kracht van beeld als encyclopedische drager van kennis tot zijn meest radicale vorm heeft doorgevoerd, is de Zwitserse kunstenaar Batia Suter. In haar Parallel Encyclopedia uit 2007 ontvouwt zich een kijk op de wereld via allerhande gevonden beelden. Van geometrische, cirkelvormige motieven en foto’s van objecten met een ronde vorm (waaronder planeten en een ronde zee-egel), komen we via afbeeldingen van olietankers, landschappen, bruggen, hunebedden, divers meubilair, typemachines en insecten uiteindelijk uit bij de laatste sectie waarin de mens in al haar gedaantes is vertegenwoordigd.
Alle beelden die Suter in haar parallelle encyclopedie heeft samengebracht zijn afkomstig uit andere boeken en publicaties. Het recyclen en toe-eigenen van ‘gevonden kennis’ is een strategie die door meer kunstenaars wordt toegepast (denk aan de vele archieven als resultaat van artistieke onderzoeksprojecten. Maar bij Suter ligt het accent vooral op de associatieve relatie tussen de beelden en de verschillende narratieve verbanden en patronen, die zich in de ruimte van een pagina en door de hele encyclopedie heen, aandienen. Diderot sprak al over het idee van een dialoog tussen tekst en beeld, en de mogelijke metonymieën die zouden kunnen ontstaan door het bijeenbrengen van onderwerpen die normaliter niet naast elkaar zouden bestaan. Alleen zag hij dit nog als een tekortkoming van zijn encyclopedische ordeningssysteem. Bij Suter vormt deze heraclitische ordening juist de poëtische kracht van haar project; haar encyclopedie nodigt uit tot het browsen van de informatie.
In dit opzicht herinnert Suters Parallel Encyclopedia aan de voorganger van het encyclopedische museum, het rariteitenkabinet, waarin de eigenaar – gedreven door nieuwsgierigheid – allerlei veelal exotische en vreemde objecten, volgens een eigen logica bijeenbracht. Net als het rariteitenkabinet, belichaamt Suters Parallel Encyclopedia een ruimte waar het ontbreken van orde ruimte creëert voor verwondering, het niet-weten, een andere vorm van kennis. Kortom, de (non)orde der verbeelding.
Christel Vesters is kunsthistoricus, criticus en curator.
Noten
1 Michel Foucault, Les Mots et les choses, Editions Gallimard, Paris 1966, p. xv
2 John Wilkins (Fawsley, Northamptonshire, 1 januari 1614 – Londen, 19 november 1672) en Franz W. Kuhn leefde tussen 1884 en 1961 in Duitsland, en werkte als advocaat en vertaler.
3 In Borges’ oeuvre komen meer denkbeeldige en fictieve encyclopedieën voor: De encyclopedie van Tlön, uit Borges’ novelle Tlön, Uqbar, Orbis Tertius (1940) bijvoorbeeld, die zou maken dat mensen hun aardse boeken, cultuur en talen konden vergeten; en El Libro de los seres imaginarios bevat 120 beschrijvingen van (fabel)dieren uit folklore verhalen en de literatuur.
4 Vanaf de 17e eeuw wordt de moderne encyclopedie ingeleid met een uiteenzetting over de aard van de opgenomen kennis, haar herkomst – en dus autoriteit – en de systemische relaties tussen de verschillende kennisgebieden onderling. Zie de kennisboom uit de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert. Latere kennissystemen laten zich beter verbeelden als labyrint, plattegrond, een netwerk of rhizoom.
5 Een kleine greep: De Duitse schrijver Novalis werkte aan encyclopedie van de Romantiek, getiteld Algemeine Brouillon (1798-99); Ambrose Bierce Devils Dictionary (1911), en George Perecs Life A Users Manual (1978). In Nederland verscheen onlangs de Encyclopedia of Fictional Artists (2011) samengesteld door Koen Brams.
6 Ephraim Chambers (1680 – 15 mei 1740) was een Engelse schrijver en encyclopedist die vooral bekend is om zijn Cyclopaedia (or Universal Dictionary of Arts and Sciences).
Christel Vesters