Arjen Mulders nieuwe boek
Arjen Mulders nieuwe boek
Over mediatheorie
Een goed Nederlandstalig boek over mediatheorie ontbrak tot nu toe. Dat was een gemis. Mediatheorie speelt immers een steeds belangrijkere rol, onder andere in het kunstonderwijs. Het Nederlandstalige Over Mediatheorie van de mediatheoreticus en essayist Arjen Mulder, die de afgelopen jaren veelvuldig publiceerde over ‘het digitale’ en mediakunst, komt daarom als geroepen. Het is prettig dat er nu een boek is waarin de kerngedachten worden samengevat van mediatheoretici als Marshall McLuhan en Friedrich Kittler. Maar Arjen Mulder zou Arjen Mulder niet zijn als hij alleen een droog overzicht van andermans theorieën zou geven. McLuhan, met zijn bon-mots als ‘the medium is the message’ is weliswaar een centrale figuur, de informatietheorie van de cybernetica speelt een grote rol en op de achtergrond zijn de (herontdekte) opvattingen over kunst en filosofie van de Amerikaanse filosofe Susanne Langer een belangrijke invloed, maar Over Mediatheorie draagt evenzeer de sporen van Arjen Mulders eigen fascinaties en hij schroomt niet zijn eigen theorieën uiteen te zetten.
Typisch voor Arjen Mulder is zijn aandacht voor de verhouding tussen lichaam, media en de omgeving. ‘Alle media staan gericht op ons lichaam’ stelt hij, en hij voegt daar zijn definitie van een medium aan toe: ‘Een medium is een door mensen geplande en gemaakte, technische of artificiële uitbreiding van een lichamelijk vermogen.’ Het boek beschrijft dan ook ‘hoe media ons maken tot wie we zijn’. Maar het is vooral de notie van het buitenmediale dat telkens opduikt als bepalende (denk)figuur, met name wanneer het gaat over kunst. Het buitenmediale was de titel van Mulders eerste boekpublicatie uit 1991. Destijds schetste hij aan de hand van werk van Gottfried Benn, Cesare Pavese en Sorley MacLean een suggestief beeld van iets dat ‘voorbij de media ligt’, maar zich toch in de media manifesteert. Zo schrijft Mulder: ‘Zonder media maak je niets mee, weet je niets, ben je niets. Maar uit dat niets – het buitenmediale – komt wel kunst voort. Kunst houdt het kanaal open naar dit niet-mediale. Kunst toont het buitenmediale in de media. (…) Zodra het buitenmediale je raakt in een medium is er sprake van kunst.’ Kunst en het buitenmediale zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar hoe werkt dat dan? Komen we hier niet op een bijna religieus terrein terecht waarover niet zoveel te zeggen valt? Misschien, en je zou kritisch kunnen opmerken dat Mulder soms erg vaag wordt. Hij schrijft bijvoorbeeld: ‘Bij sommige muziek denk je: wat mooi gedaan of wat knap uitgevoerd. Maar soms denk je bij een lied of deuntje of symfonie of concert: wat is het leven schitterend. Of: wat een mysterie is het bestaan.’ Op zo’n moment, als ik Mulder goed interpreteer, dient het buitenmediale zich aan. Dat kan, in het bovenstaande voorbeeld, omdat ‘al je zintuigen geactiveerd zijn en open staan, maar gericht zijn op iets anders dan wat je bewust aan indrukken binnen krijgt’. Dat blijft vaag, maar het is wel een fundamenteel punt van de esthetica (de analyse van het moment waarop je voelt: ‘wow, dit is goed!’). Mulder is de kritiek dat hij vaag zou zijn overigens voor als hij stelt: ‘Deze inherente vaagheid is weldadig, universeel, goddelijk, in elk geval het tegendeel van totalitair. Het maakt je beter dan je was. Het geeft je vertrouwen in jezelf en de wereld.’ We kunnen het wellicht geloven als we het zelf hebben meegemaakt.
Het buitenmediale is voor Mulder ook een manier om het totalitaire aspect van de mediatheorie te beteugelen. Mediatheorie ontstond in de twintigste eeuw en is in die zin een moderne theorie, die pretendeert de totale werkelijkheid te kunnen doorgronden en interpreteren. Mulder meent echter dat mediatheorie dat niet kan: ‘De beschrijving door de mediatheorie vindt haar begrenzing in de zekerheid dat er buiten de media een domein bestaat dat ontoegankelijk blijft voor media en mediatheorie.’ Het buitenmediale verhindert een totalitaire, moderne blik. Ook de modernistische kunstopvatting is volgens Mulder aan herziening toe. Hij wijst erop dat schrift en boekdrukkunst de neiging vertonen om parallelle werelden te vormen die autonoom zijn. Het zijn daarom media die zich goed lenen voor een autonome kunstopvatting. (Met andere woorden: modernisme en moderniteit zijn gebonden aan de dominantie van het schrift en de boekdrukkunst.) Media als telefoon, radio, televisie en internet daarentegen, stellen juist de verbindingen met buiten en een gedeelde werkelijkheid voorop. Door hun openheid zijn deze media, aldus Mulder, in feite onartistiek in modernistische zin: ‘Er valt geen autonome kunst mee te maken.’ Verderop verbindt Mulder dit aan het onderscheid tussen het analoge en digitale bewustzijn. Terwijl ‘het ik’ de kern vormt van het analoge bewustzijn, ervaart het digitale bewustzijn zichzelf als een gedistribueerd netwerk. Mulder zet vervolgens de modernistische autonomie tegenover interactiviteit als normale verhouding tot het kunstwerk. Dat sommige kunstwerken nu interactief genoemd worden, is alleen omdat we door het modernisme geconditioneerd zijn tot een zwijgzame reflectie op het kunstwerk. Alle kunst is in feite interactief. Aan de hand van Susanne Langers opvattingen schetst Mulder hoe een interactieve omgang met kunst, waarin de toeschouwer of lezer het virtuele object van het kunstwerk actualiseert, functioneert. Het zijn allemaal bekende thema’s, maar hier worden ze in overtuigende vorm met elkaar verbonden tot een compleet beeld van de kunst en de mediatheorie, voorbij de moderniteit en het modernisme (inclusief het postmodernisme).
Over Mediatheorie is een echt overzichtswerk dat is onderverdeeld in een algemeen, een historisch en een praktisch gedeelte. Klassieke kwesties als: het ontstaan van het schrift vanuit het tellen, de uitvinding van de drukpers, de gevolgen van de telegraaf, telefoon en televisie en ten slotte de komst van de computer passeren de revue. Maar Mulder voegt daar iets aan toe. Hij koppelt bijvoorbeeld respectievelijk fotografie, film en video aan drie mentaliteiten en vormen van omgang met het lichaam: die van stilstand, beweging en transformatie. Die zijn weer gekoppeld aan het natuurlijke, het ideologische en het technische lichaam. Alles komt uiteindelijk samen in de digitalisering, waarin elk medium door de computer geëmuleerd kan worden (emulatie betekent dat hardware wordt omgezet in software). Als dat zo is, zo stelt Mulder tot slot, dan betekent dat het einde van de mediatheorie en het begin van een softwaretheorie. Immers, dan is niet meer ‘het medium’ de alomvattende metafoor om de wereld te bekijken, maar de software, met haar algoritmes en haar verhouding tot hardware.
Over Mediatheorie is naast een bruikbaar overzichtsboek, een fascinerende samenvatting van Arjen Mulders visie op de media en de kunst. Maar na de laatste pagina’s ben ik vooral benieuwd geworden naar die softwaretheorie.
Arjen Mulder, Over mediatheorie. Taal, beeld, geluid, gedrag, V2_NAi Uitgevers, Rotterdam 2004, ISBN 90 5662 387 7, 216 p., €18.50 (Engelse editie € 21.00)
Arie Altena
schrijft over kunst en technologie, werkt voor V2_ Lab voor de instabiele media en Sonic Acts