Barry McGee
Barry McGee
Er is iets geks aan de hand met typisch grootstedelijke subculturen. Graffiti bijvoorbeeld, of skateboarden: uitgeoefend buiten de grote stad verworden deze fenomenen tot interpretaties, tot afgeleides. Het worden esthetische exercities zonder inhoudelijke referent die daarmee hun noodzaak en vanzelfsprekendheid zijn kwijtgeraakt. Toch betreedt de straatcultuur regelmatig de tentoonstellings-ruimten van serieuze kunstinstellingen in perifere locaties als Middelburg en Sittard – voor je gevoel vaker dan het geval lijkt te zijn bij hun collega’s in de grote stad. Het contrast tussen lokatie en onderwerp lijkt de tentoonstellingen zelfs goed te doen.
Al in het begin van de jaren tachtig drong straatgraffiti in New York door tot de galeries en kunstinstituties. De tentoonstelling East Village USA in het New Museum in New York liet onlangs nog zien hoe belangrijk de subcultuur destijds was voor de bruisende kunstscene in East Village – een scene die werd gekarakteriseerd door excessief hedonisme, pose en cool-exotisme. Graffiti, beoefend door de hispanic en zwarte jeugd uit het getto, werd door de kunstwereld omarmd vanwege de energie en de pure, subversieve anarchistische kracht. Het is in die zin niet vreemd dat de inkapseling van graffiti door de kunstwereld een artistieke mislukking werd. De tags en pieces verloren op het canvas, opgehangen in galeries, precies datgene wat ze in de straten zo onweerstaanbaar maakte: snelheid, illegaliteit en brutaliteit. Juist die kunstenaars die in de kunsthistorische canon onder de noemer graffitikunst worden gecategoriseerd, zoals Jean-Michel Basquiat en Keith Haring, waren eigenlijk nooit ‘echte’ graffitikunstenaars, maar transformeerden elementen van de subcultuur tot een meer complexe, reflexieve artistieke productie.
Barry McGee (San Fransisco, 1966) is zo iemand die zijn activiteiten in de lage cultuur van de straatgraffiti (onder de tag name Twist is hij sinds begin jaren tachtig actief in de grote Amerikaanse steden) heeft weten uit te breiden met een succesvolle carrière in de ‘hoge’ kunstwereld. Zijn werk toont veel overeenkomsten met dat van generatiegenoot (en ex-prof-skateboarder) Ed Templeton, die eveneens foto’s en tekeningen combineert in propvolle, wandvullende installaties. Het Domein maakte in 2001 al eens een solotentoonstelling met Templeton. Bij McGee is (hoewel minder dan in het geval van Templeton) de geest van de peetvader van de Amerikaanse straatjongerenfotografie, Larry Clark, hier en daar voelbaar. De foto’s hebben onveranderlijk zijn directe omgeving tot onderwerp, snapshots van vrienden en familie, surfers, hangjongeren, illegale graffiti-acties en straattaferelen aan de Amerikaanse Westkust. Maar anders dan bij Clark en Templeton ontbreekt hier de terloopse pornografie en worden de foto’s nadrukkelijk in combinatie met zijn tekeningen gepresenteerd. Deze duiken namelijk overal op in Things are really getting better: cartooneske, maar droevig gestemde mannenhoofden, die met hun dikke wallen en even getormenteerde als futloze gelaatsuitdrukking geen misverstand laten bestaan over McGee’s wereldbeeld.
De bezoeker wordt overigens al veel eerder, nog vóór de ingang van het museum, gewaarschuwd voor naderend onheil. Een grote, gele Fiat-bestelbus ligt pal voor de voordeur op zijn kant en in de openingszaal van de tentoonstelling ligt een auto op zijn kop, ramen kapot, een wiel nog draaiend. Ze fungeren als visuele metaforen voor een maatschappij waarin de gevestigde orde langzaam haar soevereiniteit verliest, en de kansloze onderklasse uit McGee’s tekeningen, foto’s en video’s haar kansen grijpt. De kunstenaar stelt zijn installaties gewoonlijk zó samen dat de bezoeker ze ervaart als een een-op-een representatie van de werkelijkheid, als een theatrale constructie die haar effect ontleent aan zowel de overdonderende grootschaligheid van het totaal als de dwingende samenhang van de afzonderlijke onderdelen. Juist op dit punt faalt de installatie in Het Domein, Things are really getting better wordt nergens een geheel. McGee’s werk is conceptueel te dun (en leunt in die zin nog te sterk op de stijl-fetisj van de graffiti) om uit te stijgen boven de clichés van de straatcultuur, en te maniëristisch om in de individuele werken te blijven boeien. Het onheilspellende cynisme uit de tentoonstellingstitel verwatert dan jammer genoeg tot onschuldige ironie.
Barry McGee, Things are really getting betterMuseum het Domein, Sittard
22 januari tot en met 28 maart
Xander Karskens