Beginnen met het bedrijven van kunst
Een onderzoek wijst uit dat de kunstwereld vindt dat de jonge kunstenaar door de academies niet voldoende op hun professionele toekomst is voorbereid. Vooral het vermogen tot communicatie en organisatie schiet te kort.
Het hoger onderwijs voor de kunsten, verenigd in het Overleg Beeldend Kunstonderwijs (OBK), is bezig met een herziening van de onderwijsprofielen met het oog op de wensen vanuit het beroepsveld. De vraag daarbij is: wat wordt verwacht van de startende kunstenaar? Aangezien de laatste analyse op dat vlak uit 1999 stamt, werd het tijd de verwachtingen binnen de sector te peilen.
Premsela (tegenwoordig Het Nieuwe Instituut) en het Mondriaan Fonds zijn door het OBK gevraagd om kritisch te kijken naar de bestaande Beroepsprofielen Beeldende Kunst en Vormgeving. Het Mondriaan Fonds besloot inzichten te inventariseren aan de hand van een reeks interviews met zeven individuen die zich ieder vanuit hun eigen perspectief uit konden laten over de verwachtingen van het beroepsveld beeldende kunst. Ik werd uitgenodigd in gesprek te gaan met Hans van den Ban, Jorinde Seijdel, Miriam Bestebreurtje, Ron Mandos, Reggy Gunn, Jean Bernard Koeman en Martijn van Boven, die verschillende posities in het veld bekleden. Door de vele lagen die achter de vraag schuilgaan – denk aan technologische ontwikkelingen, economische verschuivingen, internationalisering en professionalisering – is het antwoord niet eenvoudig te geven.
Van de vele conclusies uit dit onderzoek steken er twee bovenuit: kunstenaars moeten in staat zijn om over hun eigen werk en dat van anderen te kunnen spreken, en kunstenaars moeten hun praktijk bewust inrichten. Communicatie en organisatie zijn de meest besproken skills die een startende kunstenaar van nu moet beheersen, maar vaak niet voldoende beheerst. Het discursief vermogen van kunstenaars in Nederland is te gering, vonden vijf van de zeven geïnterviewden, vooral vergeleken met andere landen als de Verenigde Staten, Frankrijk en Duitsland. Kunstenaars kunnen hun werk niet langer louter vanuit een intuïtief gevoel of hartstocht verklaren. De markt en dus de vraag ‘wat levert het op?’ weegt steeds zwaarder, ook bij de overheid, die steeds meer kijkt naar bezoekersaantallen, eigen inkomsten en nieuwe vormen van sponsoring.
Bovendien gaat het binnen de kunst steeds vaker om haar maatschappelijke betekenis en haar invloed op grotere sociaal-culturele en politieke vraagstukken. De kunstenaar moet zich bewust worden van deze aspecten wil hij of zij het vandaag de dag redden in de kunstwereld. Het is niet dat hij van alle markten thuis moet zijn, maar hij moet wel in staat zijn ook buiten culturele instituties te kunnen opereren. Dat vereist een combinatie van inhoud en slimme communicatie, of zoals een van de geïnterviewde het noemde: de kunstenaar moet ‘presence’ hebben.
Academies zouden hun onderwijs hierop moeten aanpassen. Het onderwijs zou eerder kunnen beginnen met een doelgerichte kennisvorming die geënt is op kunstpraktijk en maatschappelijke vraagstukken. Dat moet overigens niet als te marktgericht uitgelegd worden. Het gaat meer om Bildung, zoals dat in Nederland traditioneel gekend is, niet om de marktgerichte oriëntatie van Britse kunstopleidingen. De vraag voor de beginnende kunstenaar is hoe zakelijk te zijn, zonder te resultaatgericht te zijn. De startende kunstenaar moet zich fouten en vrije gedachten kunnen veroorloven.
Bijkomend is de discussie over innovatie en de rol die cultuur hierin kan en moet spelen. De discussie over intellectueel eigendom die al langer speelt bij andere disciplines, zal ongetwijfeld ook binnen de kunst een toenemend discussiepunt worden. Specialisatie en samenwerking, dat is waar het om draait. Een ondernemende kunstenaar moet in staat zijn om zijn werk en visie op andere partijen over te brengen op een manier die tot samenwerking uitnodigt.
Nederland speelde altijd een belangrijke rol als kweekvijver voor kunstenaars die op het punt staan door te breken. Vaak waren dat kunstenaars die vanuit het buitenland naar Nederland kwamen voor een periode aan een residency, of een masteropleiding. Als gevolg van de bezuinigingen zal de instroom afnemen en komt er meer druk op de Nederlandse kunstenaar en zijn ontwikkeling te liggen. Een eerste stap is alle jonge kunstenaars te overtuigen van de mogelijkheden die er nog zijn. De herverdelingen die gepaard zijn gegaan met de aangekondigde bezuinigingen en de toegenomen investering in de creatieve industrie, moet voor hen geen reden zijn om te pragmatisch te worden en alleen nog in oplossingen te denken. Het gaat om de wens weer een eigen kracht en taal te realiseren die breed wordt gedragen, zowel binnen als buiten de kunstwereld.
Huib Haye van der Werf is partner/curator bij TAAK en curator artistiek-programma voor de Jan van Eyck Academie.
Huib Haye van der Werf