Bethan Huws B.A.C.A.
Bethan Huws B.A.C.A.
‘What is the point of giving you any more artworks when you don’t understand the one’s you’ve got?’ Het is een van de vragen waarmee kunstenaar Bethan Huws (Wales, 1961) bezoekers in het Bonnefantenmuseum confronteert. Huws ontving onlangs de Biennial Award for Contemporary Art (B.A.C.A.) 2006. Ter gelegenheid hiervan presenteert het museum een overzichtstentoonstelling van haar werk met onder meer een serie aquarellen, objecten, foto’s en films.
Bethan Huws is een conceptueel kunstenaar pur sang. Haar oeuvre is gelaagd en complex en staat bol van de verwijzingen en citaten, vooral naar de theorieën en werken van de conceptuele kunstenaars uit de jaren zestig. Huws plaatst haar werk en haar kunstenaarschap bewust in deze traditie en speelt op meerdere niveaus met deze erfenis. Indirect, door het toe-eigenen van de artistieke strategieën en theorieën maar ook direct, door kunstenaars of kunstwerken te citeren.
Ook voor Huws geldt dat materiaal of medium ondergeschikt is aan de idee. Andere overeenkomsten zijn het gebruik van readymades, het werken in serie en de minimalistische esthetiek. Maar de belangrijkste overeenkomst met kunstenaars als Joseph Kosuth, Lawrence Weiner of Art & Language is het onderzoek naar het fenomeen taal; als onderwerp, als materiaal, als (gesproken) tekst en als teken.
De serie Word Vitrines, waarvan er in de tentoonstelling vijftien getoond worden, is hier een goed voorbeeld van. De Word Vitrines bestaan uit aluminium reclamedisplays waarin verschillende teksten met witte, plastic lettertjes op de zwarte, rubberen ondergrond gepind zijn. De teksten variëren van visuele woordgrapjes, zoals een O die uit het woord GOOD weg zweeft (GOOD/GOD); fragmenten uit haar filmscripts tot statements over het verschijnsel kunst en/of het kunstenaarsschap (‘All artists make artworks’, ‘As selfish as a painter’).
In een van de Word Vitrines staat: ‘All Michael Ashers’ are artworks, but not all artworks are Michael Ashers’. Zoals bijna alles bij Huws is dit niet zomaar een stelling. De retorische stijlfiguur is een verwijzing naar Wittgensteins filosofische verhandelingen over waarheid en taal, en de complexe relatie tussen taal en werkelijkheid, een terugkerend thema in haar werk. De stelling is ook een zinspeling op Kosuths definitie van kunst als tautologie en refereert indirect aan kwesties als auteurschap en de status van het kunstobject. Tegelijkertijd is het werk een ode aan Michael Asher zelf, de kunstenaar die met zijn projecten en interventies kritiek leverde op het kapitalisme en de vercommercialisering van de kunstwereld. Het is trouwens wel opmerkelijk dat Huws zijn naam onderwerp maakt van een verhandelbaar kunstobject, dat vervolgens getoond wordt in een museale setting waarmee ze diens kritiek dus eigenlijk ondermijnt.
Huws’ meest ambitieuze kunstproject tot op heden is de 35mm-film Ion On (2003), een één uur durende dialoog tussen twee fictieve karakters, Tion en Ition, opgevoerd door één acteur. Tion en Ition zijn personificaties van twee archetypes uit de kunstwereld: de kunstenaar en de curator. Hun namen zijn, evenals de titel, taalkundige constructies, en verwijzen naar de meest voorkomende uitgangen in de Engelse taal.
De dialogen in het script zijn gebaseerd op gesprekken die de kunstenaar in de loop van haar carrière voerde met ‘belangrijke spelers’ in de kunstwereld. Huws frustratie over de vluchtigheid en de machtsverhoudingen in de kunstwereld vormden een belangrijke drijfveer voor het schrijven van het script. Een bevrijdende, positieve actie, noemt ze het zelf.
Ook in Ion On is de inhoud belangrijker dan de vorm. Dit betekent overigens niet dat Huws geen aandacht heeft voor esthetiek. Integendeel, de beelden zijn geschoten in het adembenemende, ruige landschap van Sardinië en ook de acteur is een genot om naar te kijken. Ook in Ion On geldt het credo ‘less is more’. Dit resulteert in prachtige, zuivere beelden, zonder visuele poespas waardoor de kijker alle aandacht richt op de tekst en de performance van de acteur.
De korte, puntige dialogen zijn doorspekt met woordspelingen, dubbelzinnigheden, inside jokes en verwijzingen naar de kunstgeschiedenis, literatuur en andere theaterstukken en zijn vooral een proeve van intellectuele bekwaamheid. Waar de andere werken in de tentoonstellingen voortkomen uit en het publiek aanzetten tot een kritische reflectie op de rol van de kunstenaar of de vraag ‘wat is kunst?’, is Ion On vooral een persiflage op de hedendaagse kunstwereld, waarin het blasé gebabbel van de curator op de hak genomen wordt. (Vraag: Wat doet een curator nou precies? Antwoord: Wij maken kunstenaars beroemd. Dat is ons werk.) Een kritische komedie noemt Huws het in de ondertitel.
Bij de tentoonstelling is ook een catalogus verschenen, met twee essays en een uitgebreid interview. Er valt veel te zeggen – en uit te leggen – over het werk van Huws, en dat is waarschijnlijk ook de reden waarom haar werk slechts in een beperkte kring bekendheid en waardering geniet. Los van het feit dat haar werk eerder degelijk dan hip is en visueel nogal sober, maken de vele citaten en verwijzingen haar oeuvre ontoegankelijk voor een publiek dat niet ingewijd is in de kunstwereld of beschikt over de specifieke kunsthistorische kennis. Hierdoor blijft het enigszins elitaire insider-art. Maar ook daar is niets mis mee.
Christel Vesters