Bezwering = tegen-beeld
‘Beschwörung will das negative Gegenbild der Schöpfung sein.’ Walter Benjamin
Richtkruis
Een vizier is een primitief medium. In het oculair zit een merkteken, een belofte, een grafisch icoon, een religieus militair symbool, een bezwering. Het verleent de suggestie dat het doel dat erin gevangen zit zonder afwijking te raken is. Naast het kruis van de Schedelberg is het richtkruis het meest populaire merkteken uit de perspectivische traditie van het Westen. Het wezenlijke verschil tussen de twee is dat het richtkruis uitdrukking geeft aan het democratische idee dat iedereen een potentieel offer kan zijn. En democratieën kunnen blijkbaar niet bestaan zonder militair grafische bezwering, de verzoeking van de zekerheid.
Schieten gebeurt bij benadering. De ballistiek is de studie van die mechanische benadering, van barrel harmonics, van vizier- en vertreklijnen, van trajecten, van vluchttijden tot de impactschattingen. Zonder zicht op afwijking nooit een clean kill. Ook voor een genadeloos toeslaand sluipschutter geldt dat hij zijn ogen en de door hem gebruikte media (vizier en wapen) niet zonder meer kan geloven. Een schutter verhoogt zijn hit-rate door bij ieder schot de mogelijke afwijking in te calculeren. Maar in een tijdperk waarin ogen meer en meer vervangen worden door camera’s, verrekijkers, sensoren en tracking devices is er nauwelijks ruimte voor die intuïtieve correctie van het blote, onbemiddelde oog. Ook in de oorlogsvoering is het oog suspect en worden er steeds meer machines gebruikt die beter kunnen waarnemen en afwijkingen grafisch kunnen ijken. Als het erop aankomt kan het boze oog, het zintuig dat historisch gezien de andere zintuigen eenzijdig censureerde, moeilijk meer vertrouwd worden. In het technologisch complex van heilige oorlogvoering is zelfs de primitieve ijking van het richtkruis veel waard. Een kogel, een e-bomb en het leven van een militair zijn in een sfeer van bezuiniging tenslotte duur genoeg.
In dergelijke gevallen van gewicht zou je willen beschikken over een derde oog. Een spiritueel, expressionistisch oog dat door de dingen heen kijkt en antioculair, antiretinaal is. Een oog dat de uitdrukking is van de gedachte dat de menselijke geest niet een instrument van representatie is, maar van actie. Een denkend oog dat vertrouwd is met zijn blinde vlek, vertrouwd is met de juiste inschatting van wat onzichtbaar, of onafbeeldbaar is. Het principe van blindsight.
De wetenschap heeft dat fenomeen onderzocht. Ieder mens beschikt natuurlijk over een aantoonbare blinde vlek in de waarneming, maar er zijn mensen die geboren worden met een hersenafwijking die ervoor zorgt dat ze een duidelijk aantoonbare blinde vlek hebben in hun waarnemingsveld. Het wonderlijke is dat dergelijke patiënten in veel gevallen wel in staat zijn om complexe visuele informatie in die regio van waarneming te verwerken. Ze zijn soms zelfs in staat om objecten die zich in de regio van de blinde vlek bevinden te omschrijven of te typeren in termen van kleur. Onderzoek heeft zelfs uitgemaakt dat deze gedeeltelijke blinden in staat zijn bewegende objecten die zich in de blinde vlek bevinden, effectief te manipuleren terwijl ze eigenlijk niet weten wat ze doen, want het feit dat ze iets niet zien zorgt voor een begripsmatige verwarring, een blinde vlek in hun bewustzijn. Het is een hogere vorm van gokken, een anticiperen dat zijn wijsheid heeft opgedaan door eindeloos geconfronteerd te zijn met de eigen blinde vlek.
Paskruis
Grafische bezweringen moeten passen. Er is voor een gemiddeld ontwerper niets zo pijnlijk om te moeten concluderen dat er een minuscule afwijking bestaat tussen het (digitale) ontwerp, de voorgestelde projectie en de fysieke uitkomst. Het maakt het ontwerp alleen maar nodeloos duurder en ongewild waardevoller. Want een ontwerp richt zich er principieel op om ultiem inzicht te geven in de tegengestelde verhouding tussen ontwerp en uitvoering. Met inbegrip van de correcties tussen uitdraai en paskruis (geschatte doden en daadwerkelijke doden). Dat wat zich heeft willen voegen naar het paskruis, en dat wat is weggelaten. Ontwerpers worden terecht afgerekend op hoe ze met woorden en soms ook met tekst de brug weten te slaan tussen die twee tegengestelde beelddomeinen van hun praktijk. Veel van die traditionele ontwerplegitimaties hebben dezelfde pedante stunteligheid als die van de legerleiders die op tv uitleggen hoe we de accuratesse en de impact van een inslaande smart-bomb grafisch moeten lezen.
Gelukkig is er nog zoiets als wat ex-Eye redacteur Max Bruinsma Editorial Design noemt, dat naast Experiential Design, een nieuwe weg en context in het ontwerp lijkt aan te geven. Bedoeld als provocatie om het grafische ontwerp vanuit de schriftcultuur te duiden, moet het vooral begrepen worden als een logisch gevolg van de steeds hogere eisen die aan een ontwerp gesteld worden. Ontwerpen in de context van de nieuwe media is het ontwerpen van interfaces, van bemiddelaars van inhoud (content). Lagen in de drukwerkcultuur de formats van bemiddeling in hoge mate vast, en was de ontwerper in eerste instantie dienstbaar aan die formats, en dus aan de inhoud, zo is in de sfeer van de nieuwe media het accent van de ontwerpdaad meer komen te liggen op het bedenken en ontwerpen van het vizier, het medium waarmee de inhoud wordt bemiddeld. Daarmee is de ontwerper eigenlijk een editor, een redacteur, een herschepper geworden van de inhoud. Als expert die zicht heeft op de condities waaronder inhoud een precieze betekenis verleend wordt, is de rol van de ontwerper opgeschoven van een dienstbare naar een scheppende. Ontwerpen is redeneren, betogen geworden. Editorial design toont de wederkerige relaties tussen schrijven, redigeren en ontwerpen.
Van een editorial designer mag je dan ook het historische en heroïsche werk verwachten van het ontsluiten van de eindeloze archieven van symbolisch puin die zich in de loop van decennia hebben opgehoopt, eerder dan dat te verwachten is van de traditionele ontwerper, gevangen in het heilloze schaduwgevecht met het (‘authentieke’) beeld, of van de cultuurarme pogingen van het leger van noeste programmeurs. Want hoe meer er over beeldcultuur wordt gemompeld en wijsneuzig wordt geredeneerd, hoe duidelijker het wordt dat de schriftcultuur de bemiddelende instantie is die het maken van beelden als autonome, culturele activiteit kan redden. De ellendigste misvatting die onze cultuur als een blijk van friendly fire kan treffen, is dat beelden zich laten verklaren door nog meer beelden. In de dagelijkse audiovisuele uiteenzetting met de tele-politiek is de oorlog een fenomeen dat die misvatting gemakkelijk voelbaar maakt. Als lijdend voorwerp in het bombardement van de berichtgeving is de oorlog, net als een column, een narratief met iets teveel opinie en een wonderlijke, schijnbaar toevallige verzameling van ‘feiten’. De oorlog is niet een afgesloten universum met een duidelijke strekking: het is een weefsel van gebeurtenissen, een sfeer, een theater van geweld. Het is het elektrische gevecht van informatie en beelden. Oorlog is een grafische oorlog die hoge eisen stelt aan zijn lezers.
Wat nodig is om de glans en betekenis van de oorlog te ervaren is het inzoomen op het ontbreken van bewijsvoering en begripsmatige ijking. Wat wordt niet gezegd, getoond, beweerd, uitgelegd? De collateral damage, die de vrije berichtgeving is aangedaan, is de censuur opgelegd door de militaire editorial designers die allang vertrouwd zijn met het idee dat het beeld dat je krijgt door te kijken door een vizier weinig meedeelt over een oorlog. Des te schrijnender de naïeve Amerikaan, representant van de vrije, onafhankelijke berichtgeving in de Verenigde Staten, die voor de Belgische camera’s zijn afschuw kenbaar maakte over het feit dat hij zich aan de rand van het gewoel gedwongen was op te houden. Hij zag, wist, voelde, daar aan de rand van de woestijn van het kwaad net zoveel als een gemiddelde burger in Europa. Hem, als zovelen, werd de toegang tot de ‘werkelijke’ oorlog ontzegd. Of de verontwaardiging van de Israëlische reporter die met Frans paspoort en Portugese ondersteuning zelfs door de Amerikaanse soldaten gevangen genomen en bedreigd werd, ondanks zijn officiële documenten. Editorial design lijkt dan iets te zijn dat je nodig hebt om te ontsnappen aan de apathisch makende verontwaardiging, geboren uit simpele ideeën over wat tegenstellingen zijn. Tegen wie is namelijk het geweld gericht? En voor wie? Want zonder de dreiging van een failliet, ergens, bij een bedrijf, van een politieke ideologie, het einde van een ster, het uit de mode raken van een geloof, zonder duidelijk beeld van het zwakke, geen openbaar geweld. Het verschil in ter beschikking staande wapens doet de rest. En dat die wapens zich eenzijdig gericht hebben op de media is met het onderschatten van het verzet geen verrassing.
Lachende derde
Mijn Iraanse buurtavondwinkel in het hartje van de Jordaan is altijd overvol. Het is altijd dringen. De winkel is van voor tot achter hoog opgetast met waar. Soms is die waar net daarvoor uitgeladen en aangevuld uit de kofferbak van een licht gekreukelde auto van een familielid van de uitbater, die het heeft gered om rond de schemer vanuit een grote stad in Duitsland aan te komen. Maar de winkel is ook altijd vol met mensen. Met het uitbreken van de oorlog merkte ik dat de sfeer in de winkel was omgeslagen. Het was nog voller. Vooral Iranezen, die er niet alleen kwamen voor een avondje roddels, vrijkaartjes, verse dadels, balen rijst, telefoonkaarten, jeerah poeder, Iraanse muziek en Bacardi breezer. Ze kwamen ook voor een onbestemd gevoel van gemeenschapszin. Er werd opgewonden gesproken en de winkel werd meer nog dan daarvoor een cultureel ontmoetingscentrum. In al die wirwar van mensen en chaotische nering was er naast de vriezer met bier, melk en vruchtensap een hoekje vrij gemaakt voor een klein roestig wit tuintafeltje met een aandoenlijk wit geborduurd kleedje erover, waar schaaltjes met zaden, rijst, een plantje, zadenpasta, brandende wierook en een schuchter brandend kaarsje achteloos waren neergezet. In het gedrang bij de op sixpacks Heineken steunende kassa, was er ineens deze kleine oase van rust en meditatie. Een offerande; heroïsch en bescheiden. Het beeld van het offer had zelfs in die hoedanigheid kortstondig kunnen opduiken in een reportage van CNN uit hartje Bagdad om te illustreren dat het ‘gewone’ leven na de oorlog weer zijn gang had gevonden. Alle mogelijke tegenstellingen opgelost, verdampt, onzichtbaar gemaakt, onafbeeldbaar geworden. Een offer als stille, ondervragende getuige van de mediaruis.
Zo werd die ruis ook voelbaar in de per ongeluk gefilmde beelden van Irakezen die hun opgestoken duim toonden aan de embedded journalisten die vanaf de veilige hoogte van de bevrijdende tanks per ongeluk de afgrond van hun bezigheid vastlegden. Het patriottistische, bezwerende thumbs up als woordeloze uitdrukking van victorie en verbroedering, schrijnend ingevreten in de mondiale communicatie. Dit grafische teken is in de Arabische wereld een uitdrukking van ultieme belediging. Een variant van het bekende teken van de nadrukkelijk getoonde middelvinger. Het feit dat dit teken ooit de lading heeft gekregen van fuck you is zo natuurlijk en bezwerend transparant als het schijnbaar offeren van tegenstellingen.
Bronnen:
1. Martin Jay, Downcast Eyes, the Denigration of Vision in 20th century French Thought, University of California Press, Berkeley, Los Angeles 1993.
2. Francisco Varela, ‘Not one, not two, position paper for the Mind-Body conference 1976’, the Co-Evolution quarterly, jrg.11, september, 1976.
3. Max Bruinsma, ‘Learning to read and write images’, redactioneel Eye Magazine, jrg 7 nr 25 zomer 1997.
Willem van Weelden