metropolis m

Biënnale van Mercosul
Porto Alegre, Brazilië

José Roca plaatste de achtste Biënnale van Mercosul in het teken van ‘geopoëtische essays’ en legde daarmee een verband tussen zijn werk als curator en dat van een auteur. Als hoofdcurator nam hij de vrijheid om te experimenteren met een bijzonder type tentoonstelling, waarin activisme en creativiteit samenkomen. Roca en zijn team van curatoren slaan nieuwe wegen in om de geopolitieke problematiek van de verhoudingen tussen centrum en periferie, tussen lokaal en globaal onder de aandacht te brengen. Ze breken met de allesomvattende visie van het grote verhaal van de kunst en het logische uitvloeisel daarvan, de tentoonstelling, en nemen een meer bescheiden positie in, door in te zoomen op het fragmentarische en het kleine verhaal.

De aandacht voor ontmoeting en uitwisseling vormt een van de succesfactoren van de Bienal do Mercosul, die, anders dan andere grote kunstmanifestaties, een jong publiek trekt, vooral scholieren. Het is interessant om te zien hoe belangrijk nabijheid is voor de relatie met het publiek. De biënnale vindt niet plaats in een white cube maar begeeft zich in het kloppend hart van Porto Alegre – een houding die aansluit bij de stedelijke identiteit van de hoofdstad van de Braziliaanse deelstaat Rio Grande do Sul. Het is de stad die naast de biënnale ook vijfrmaal de andersglobalisten van het Wereld Sociaal Forum heeft verwelkomd.

Het werk van de Spaanse kunstenaar Santiago Sierra mag in dat opzicht symbolisch genoemd worden. Zijn muzikale synthese van de volksliederen van Argentinië, Brazilië, Chili, Paraguay en Uruguay werd uitgevoerd in de tuin van het Palácio Piratini, de zetel van de deelstaatregering. Het verklankt een kritiek op de kakofonie van de ‘Mercosul’ (Mercosul is ook de naam van een handelsverdrag tussen een aantal Zuid-Amerikaanse landen). Sierra benadrukt de inherente tegenstelling tussen de verheerlijking van nationalistische sentimenten en het streven naar een pan-Amerikaanse unie. Zijn geluidssculptuur, die bestaat uit megafoons die zijn bevestigd aan een boomstam, is ook een subtiele verwijzing naar de stem van de stemlozen, of, geheel in lijn met Sierra’s marxistische idealen, de stem van de arbeider, die vervreemd is door het mercantilisme en onderdrukt wordt door het gezag. Hij wil ook de machtsmechanismen tonen die schuilgaan achter het masker van de vrijhandel, de integratie en transnationale solidariteit.

Het doel van de biënnale is het bevorderen van de dialoog tussen de regio en de rest van de wereld. Voor de setting kiest de biënnale onverwachte locaties in een stedelijk decor. De poëtische installatie Garagem dos livros (boekengarage) van de lokale kunstenaar Elida Tessler is een uitstekend voorbeeld van de inbedding van een artistieke interventie in het dagelijks leven, ten behoeve van de ‘transfiguratie van het alledaagse’, om met Arthur Danto te spreken. De installatie toont de gelaagdheid van de tijd en bespeelt de nostalgische gevoelens die erfgoed bij mensen losweekt. Met haar interventie in een tweedehandsboekwinkeltje verbeeldt Tessler ook het verband tussen beeldende kunst en literatuur. Ze verkent de vrije associatie en herinnering aan zintuiglijke indrukken. Het werk heeft een bijna tastbare, psychoanalytische dimensie, waarin woord, idee en ding door elkaar lopen. Via een opeenstapeling van elementen wordt gezinspeeld op het dwingende mechanisme dat verzamelen heet, maar ze nodigt ons tegelijkertijd uit de mogelijke interacties tussen de verschillende ‘puzzelstukken’, de lukraak in de ruimte verspreide objecten, op waarde te schatten.

Een deel van de biënnale is aan het ‘gewone ongewone’ gewijd: de ongeziene stad. Het doel is om de bezoeker in een verwaarloosde, maar niettemin vertrouwde omgeving op een dwaalspoor te brengen. Het publiek herontdekt de stad vanuit tot dan toe onbelichte invalshoeken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de ingenieuze installatie van de uit São Paulo afkomstige Pedro Palhares. Het werk bestaat uit eenvoudige pvc-buizen die afhankelijk van windrichting en -kracht geluid voortbrengen. Tijdens een wandeling langs de snelweg hoort de passant dankzij die minimalistische constructie het concert dat het autoverkeer speelt. De kunstenaar schildert zo een landschap met klanken die variëren van geluidsvervuiling tot betoverende muziek, zonder dat er een duidelijke scheiding tussen die twee uitersten kan worden getrokken.

Deze archeologie van het alledaagse is niet het enige sterke punt van de tentoonstelling. De biënnale probeert dwarsverbanden te leggen tussen het politieke, het economische en het sociale domein, en à la Deleuze en Guattari met het begrip territorium te spelen. Territorium in uiteenlopende verschijningsvormen: post (Eugenio Dittborn), migratie (Barthélémy Toguo, Yukinori Yanagi), etniciteit en handelsmerk (Jean-François Boclé: ‘Consumeer raciaal!’ 2005/2011), nationaliteit (Paulo Climachauska, Khaled Hafez, Cristina Lucas, Ykon).

De solotentoonstelling van de Chileen Eugenio Dittborn fungeert als toespeling op de sluikhandel. Met zijn ‘luchtpostschilderijen’, waarvan de eerste dateert uit 1983, behandelt hij thema’s als het overschrijden van geografische en ideologische grenzen, migratie, transterritorialiteit, in één woord: reizen. De werken zijn gemaakt met de bedoeling per post te worden verstuurd, wat natuurlijk consequenties heeft voor formaat en materiaalkeuze. Ze dragen de herinnering aan de plaatsen waar ze werden tentoongesteld in zich, wat bijdraagt aan hun interterritoriale karakter. Enkele schilderijen zijn heuse palimpsesten die getuigen van de verhalen die in diverse lagen op de ‘enveloppen’ zijn neergeslagen. De techniek van verzending waarmee Dittborn experimenteert, sluit nauw aan bij een kunst van verzet tegen ideologische en sociale controle, tegen de machinaties van de macht.

Op een iets speelsere toon richt Barthélémy Toguo zich op migratiestromen in O clímax do Novo Mundo (climax van de nieuwe wereld, 2001/2011). Zijn installatie (houtsnedes, bestempeld papier) bestaat uit een serie mensvormige stempels met gewilde bestemmingen, reële of utopische. De stempels krijgen op de muur een vervolg in de vorm van afdrukken op papier. Het is daarmee een metafoor voor het drama van de migratie in de hele derde wereld, maar vooral in Afrika waar de meesten overal willen wonen, als het maar niet in Afrika zelf is, wat uitloopt op menselijke drama’s. Wie herinnert zich niet de noodlottige beelden van jonge bootvluchtelingen die met gevaar voor eigen leven hun geluk elders beproeven? Toguo zinspeelt hier duidelijk op de (koloniale) macht van schrifthebbende over schriftloze culturen en de dialectiek van papier en mensen zonder geldige papieren. De Kameroense kunstenaar lijkt hier stilzwijgend te willen zeggen dat het hoog tijd is om als bewijs van Afrikaanse vitaliteit zo’n pijnlijke kwestie ter tafel te brengen. De gebeeldhouwde stempels symboliseren de typisch Afrikaanse beeldjes die toeristen als souvenir meenemen, maar tonen ook aan dat de interpretatie van die artefacten in principe omkeerbaar is. Net als bij Dittborn en andere beeldend kunstenaars op de biënnale krijgt reizen bij Toguo een geheel andere lading dan die van droom.

Al met al wordt de bezoeker op weg langs de diverse deeltentoonstellingen in een soort kritische dialoog geconfronteerd met onderwerpen die nadrukkelijk politiek van aard zijn, maar zeer poëtisch in hun uitwerking. De organisatoren zijn erin geslaagd een vruchtbare synergie tot stand te brengen tussen de kunstwerken en hun setting in de havenstad Porto Alegre.

Franck H. Ekra

curator en criticus, Abidjan/Parijs. Ekra is de winnaar van de eerste AICA Incentive Prize for Young Critics en reisde met steun van de Mondriaan Stichting naar Brazilië en Paraguay.

Franck H. Ekra

Recente artikelen