Biënnales in Azië [deel 3] Busan
Biënnales in Azië [deel 3] Busan
De Busan Biënnale is een van de drie internationale biënnales die Zuid-Korea rijk is. Precies een week voor de aanvang van dit evenement opende ook de zesde editie van de Gwangju Biënnale en medio oktober ging in Seoul de tweejaarlijkse mediamanifestatie Media City van start. Dit in tijd op elkaar afgestemd zijn betekent overigens niet dat er verder op enigerlei wijze samengewerkt wordt.
Integendeel, er is eerder sprake van een felle concurrentiestrijd tussen de verschillende steden. Die slag lijkt op inhoudelijk niveau dit jaar gewonnen te zijn door de Busan Biënnale. De door Kim Hong-Hee (directeur Ssamzie Space, Seoul) ontwikkelde editie van de Gwangju Biënnale karakteriseert zich namelijk door een conceptuele gespletenheid. Hierdoor wordt de tentoonstelling volledig in tweeën opgedeeld: een nogal nostalgisch Aziatisch deel dat geënt lijkt te zijn op een soort boeddhistisch fetisjisme, en daarnaast een volstrekt op zichzelf staand westers departement samengesteld door curator Christina Ricupero met toonaangevende kunstenaars uit Europa als Julika Rudelius, Erik van Lieshout, Lonnie van Brummelen, Runa Islam, Jennifer Tee en Superflex. Het strak en transparant georganiseerde displaysysteem moet de bezoeker van het feit overtuigen dat de Gwangju Biënnale inmiddels een professioneel georganiseerd evenement is geworden.
Toch verdient de Busan Biënnale om verschillende redenen de voorkeur. De belangrijkste reden is dat de Busan Biënnale expliciet voor de dialoog kiest. Werken van westerse en Aziatische kunstenaars worden voortdurend met elkaar geconfronteerd. Dit leidt soms tot een moeizame of chaotische, maar vaak toch ook betekenisvolle dialoog. Een dialoog die niet wordt ingekleurd door centristische of globale kwesties, maar die vertrekkend vanuit een diversiteit aan lokale gezichtspunten tot een wederzijds verrijkende uitwisseling weet te komen.
De gelijkwaardige dialoog vindt zijn pendant in het door curator Manu Park geformuleerde uitgangspunt van de biënnale: de hegemonie van de stad Seoul. Dit leidt er volgens hem toe dat men zich vooral concentreert op de hoofdstedelijke ruimte, terwijl de regionale steden op een ondergeschikte manier worden georganiseerd. Dit regionaliseren heeft, aldus Manu Park, een gevolg voor de wijze waarop de mensheid vandaag de dag de ruimte als zodanig beleeft. Ruimte staat immers niet langer voor een onbegrensd potentieel aan mogelijkheden, maar lijkt eerder een synoniem voor een op zichzelf staand verschijnsel: een statische, functionalistische omschrijving van een duidelijk afgebakend segment, zoals een woonwijk, een winkelstraat of een kantoorwijk, aldus Park.
Hij pleit dan ook voor een dynamisch herdenken van de ruimte en daarin ziet hij in navolging van de socioloog-filosoof Henri Lefèbvre een belangrijke taak weggelegd voor de kunst. Lefèbvre: ‘It is art which accentuates the possibility of a differential space in contrast to the homogeneity of the abstract space. This differential space will restore unity to what abstract space breaks up: to the functions, element and moment of social practice.’ (The Production of Space). Een dynamische ruimte laat zich vooral kenmerken door een veelheid aan activiteiten, ontmoeten, rusten, denken, observeren en communiceren. Al deze activiteiten zouden wij nu eigenlijk nog maar aan één specifieke ruimte toedichten: het café. Maar ook kunstruimten en met name biënnales, zo stelt Manu Park, zouden hierop ingericht moeten zijn. Daarom doopte hij de tentoonstellingslocaties van de Busan Biënnale (Het Busan Museum of Modern Art een werkplaats op een jachthaven terrein, openbare ruimten in de stadswijk rond de Busan National University) om tot café. Café (CAFE) wordt door Manu Park tevens als afkorting gebruikt voor Contemporary Art For Everyone. Willen we immers tot een meer algemeen en alomtegenwoordig besef van de dynamische ruimte komen, dan zullen de artistieke inzichten en ruimtelijke verbeeldingen van de beeldende kunst aan een zo breed mogelijk publiek gepresenteerd dienen te worden.
Deze ruimtelijke verbeeldingen worden in CAFE 1 gepresenteerd in de vorm van een reeks installaties en interventies. Zo herinnert een uit multiplex bestaand werk van Yso Bahc de bezoeker bij de ingang van de show aan de volstrekt niet rationeel te verklaren expansie van staat Korea. Een video-installatie van Sangdon Kim onderzoekt de consequenties van het sluiten van de VS-basis in de stad Busan, en doet voorstellen hoe de vrijgegeven ruimte opnieuw door de stad in gebruik genomen kan worden. Honoré d’O doorbreekt door middel van een installatie van bierkratten, pijpleidingen, een vloer van bierflessen en videoprojecties de dwingende architectonische structuur van de hoofdhal van het museum. De rhizomatische structuur van deze installatie weekt de toeschouwer even los van een lineaire beleving van de ruimte.
Het tweede CAFE kwam tot stand op grond van een reeks discussies tussen negen jonge curatoren, onder wie Lorenzo Benedetti, Tobias Berger, Doryun Chong en Claire Staebler. Zij besloten de ruimte op te delen in twee duidelijk te onderscheiden displaysystemen: een reeks van nauwe straten en een ruim plein met daarop verschillende tot tentoonstellingsruimten ingerichte loodsen. Het stratenplan leidt hier en daar helaas nogal eens tot onvoldoende ruimte om bepaalde werken (zoals het fotowerk van Sean Snyder of de installatie van Cao Fei) optimaal te ervaren. Sommige werken komen in de stratenstructuur echter wel volledig tot hun recht, zoals de verrassende installatie van Hyoun Soo Kyung: een driedimensionale verbeelding van een tweedimensionale stadsplattegrond. In een benauwde container op het plein treffen we vervolgens een van de hoogtepunten van deze Biënnale: Jesper Justs melodramatische verfilming van een ondergrondse parkeergarage-omgeving, die dankzij een subtiele suspense uitnodigt tot een reflectie over de voorwaarden van het menselijke bestaan.
Het derde CAFE speelt zich af in de publieke ruimte van een stadswijk in de omgeving van de Busan National University. Het bestuur van de stad Busan wil een deel van deze wijk rond de Oncheoncheon-beek opnieuw inrichten. Aan 23 kunstenaars is gevraagd om een visie op de nieuwe ruimtelijke ordening te geven. Vanuit het perspectief van de CAFE-filosofie is het niet verbazingwekkend dat in dit onderzoek een cruciale plaats werd toebedeeld aan de CASCO-mobiel van Jeanne van Heeswijk. Dit mobiele ‘café’, waar daadwerkelijk koffie geschonken wordt, treedt in Busan op als een ontmoetingsruimte waarin met wijkbewoners en lokale kunstenaars plannen worden gesmeed voor een mogelijke herinrichting van de directe omgeving.
Henk Slager