metropolis m

Haar landing in de New Yorkse kunstwereld midden jaren negentig als jonge kunstenaar was spectaculair. Driemaal Whitney Biennial, solo’s bij Jack Tilton, internationale follow-ups tot in het Stedelijk Museum van Amsterdam. De queer schilderkunst van Eisenman, geestig en grof op het botte af, veranderde voorgoed de manier waarop in kunst over vrouwelijkheid en seksualiteit gedacht wordt. Nu, drie decennia later, wordt door musea gekeken waar ze haar kunst een plek kunnen geven, die ze voor zichzelf al lang had bepaald: bovenop de puinhopen van de kunstgeschiedenis.

‘A star is born’, met die uitroep begon kunstcriticus Peter Schjeldahl in 1996 zijn lofzang op Nicole Eisenman. Deze ‘vrolijke 31-jarige lesbiënne’ had een jaar eerder veel indruk gemaakt op de Whitney Biennial, nu had ze een tentoonstelling bij de Jack Tilton Gallery in New York. ‘She is huge’, schreef Schjeldahl, en noemt haar de samensteller van een ‘lexicon of lesbian sexiness’. Ze fantaseert in haar tekeningen en installaties over naakte vrouwen als vliegtuigen, waarbij ze die vrouwen afwisselend geïdealiseerd en afwijkend toont. Haar schilderijen zijn als uitgewerkte cartoons. En ze herschrijft niet alleen een het vocabulair voor vrouwelijkheid en seksualiteit, ze verandert ook het idee over wat een kunstenaar moet zijn. Haar kunstenaarschap laat zich niet in één zin vatten, en verandert steeds weer van  stijl en medium. Eisenman laat zien dat je als kunstenaar ook rommelig mag zijn.

Inmiddels is Eisenman geen dertiger meer, maar haar reputatie en productie zijn nog steeds huge. Ze deed nóg twee keer mee met de Whitney Biennial en had solotentoonstellingen in onder andere het Jewish Museum en het New Museum in New York. Haar beeldengroep bij Skulptur Projekte Münster in 2017 werd na te zijn gevandaliseerd tijdens de opening zo geliefd dat hij sinds oktober 2021 permanent te zien is in Münster, en in 2019 toonde ze werk op de Biënnale van Venetië.Tot nu toe was van haar bar weinig te zien in Nederland. Na een solotentoonstelling in 1995 bij het Centraal Museum in Utrecht volgde in 1998 nog haar deelname aan From the Corner of the Eye, een tentoonstelling over en met queer kunstenaars in het Stedelijk Museum Amsterdam, daarna verdween ze uit zicht. Het Kunstmuseum Den Haag komt nu, na bijna vijfentwintig jaar, met een kleine inhaalslag.

Zeventig schilderijen

Het concept van de tentoonstelling oogt wat gekunsteld. Er wordt, naast zo’n zeventig schilderijen van Eisenman, werk getoond van Europese moderne kunstenaars van de twintigste eeuw die volgens de curatoren van de vier deelnemende musea (Kunsthalle Bielefeld, Aargauer Kunsthaus, Fondation Vincent van Gogh Arles en het Haagse Kunstmuseum) een raakvlak hebben met het werk van de Amerikaanse. Naast werk van enkele grote namen, zoals Emil Nolde en Pablo Picasso zien we werk van Co Westerik en Hermann Scherer – collectiestukken die zelden internationaal wordt getoond kunnen nu  op de aandacht voor Eisenman.

De presentatie is een esthetische, formele vergelijking. Eisenman is wispelturig in haar schilderstijl, en refereert ook regelmatig aan klassiekers uit de kunstgeschiedenis. Er zijn dus erg veel associaties te bedenken met voorgangers, zeker als je de collecties van deze vier musea tot je beschikking hebt. Een ongelukkig kijkende vrouw met een groen hoofd van Eisenman uit 2000 gaat zo de vergelijking aan met Sibylle (1921) van Pablo Picasso uit de collectie van het Kunstmuseum en met een Vrouw aan haar toilet van Félix Vallotton van 1914 uit  de collectie van het Aargauer Kunsthaus te Aarau. En Eisenmans bijna antropologische studies naar groepen mensen van rond 2010 laten zich rijmen met werk van Edvard Munch of Hermann Scherer.

Maar het is de vraag of Eisenmans werk zulke bespiegelingen nodig heeft. Ze is juist iemand die nauwelijks hecht aan medium of stijl, vanaf het eerste begin wisselt ze regelmatig van tekenen naar schilderen, van drukwerk naar sculptuur. Dat die wisselingen moeite kosten, soms niet meteen het gewenste resultaat opleveren, hoort ook bij Eisenmans manier van werken. Het medium en de stijl staan in de eerste plaats in dienst van de betekenis. En die mag in geen geval rimpelloos worden.

Tijdens haar studie aan de Rhode Island School of Design ontdekten haar ouders dat ze op vrouwen viel, iets dat ze zelf al langer wist. Haar vader deed er alles aan om haar te overtuigen van haar ‘ongelijk’. Het was de strijd met haar ouders en vooral haar vader die begin jaren negentig haar grootste inspiratiebron zou zijn. ‘Het was een grote “fuck you” naar het patriarchaat – naar hem. Het was meer dan dat, het was mijn opvoeding, mijn cultuur. Op de kunstacademie bestudeerde ik Janson [ H.W. Janson, History of Art, JdW] – zó dik, en er was geen enkele vrouw in het boek. Ik moest heel veel inhalen, alleen’, vertelde ze in een interview.

In New York, na haar afstuderen, kreeg ze voor het eerst ‘women mentors’. Ze was ‘out’ in haar dagelijks leven, maar niet in haar werk. Het was voor haar een openbaring om in New York mensen te vinden die haar tekening waarop de twee buurvrouwen uit The Flintstones seks hebben goed vonden, die stem aanmoedigden. Ze had altijd gedacht dat niemand daar in geïnteresseerd was. ‘Toen gingen de sluizen open’, vertelde ze later. En die sluizen zijn nooit meer helemaal dichtgegaan. Want als er één rode draad in Eisenmans werk te noemen is, dan is het wel de vanzelfsprekendheid waarmee ze vrouwen plaatsen laat innemen die, in de geschiedenis en de kunstgeschiedenis, gewoonlijk werden ingenomen door mannen.

Picassostrand

Die eerste jaren in New York maakt ze collages, tekeningen en schilderijen waarop comicfiguren, pornografie en kunstgeschiedenis samenkomen en ze commentaar geeft op seksisme en populaire cultuur. We zien bijvoorbeeld vrouwen die mannen gevangen nemen en een pak slaag geven, of een ‘Picassostrand’ waarop alle naakten van Picasso naast elkaar liggen te zonnen. Op een tekening uit 1993 zien we de ‘New York Clit Inspectors’, naakte vrouwen waarvan eentje haar schaamlippen inspecteert en concludeert: ‘The Lower East Side is Dirty’.

Anders dan Nan Goldin in haar fotoseries van de New Yorkse queer- en harddrugcultuur uit die tijd, is het werk van Eisenman zonder tijdsaanduiding. De uitvoering is eenvoudig, de omgeving is vaak onbestemd of simpelweg leeg, maar de aandacht voor de individuele gezichten en houdingen maakt de tekeningen tot meer dan willekeurige schetsjes. Ook in haar tekeningen van mensenmassa’s schept ze er duidelijk plezier in om ieder personage een eigen karakter te geven.

Haar deelname aan de Whitney Biennial in 1995 was haar doorbraak: met een imposante hoeveelheid schilderijen, tekeningen en schetsen waarin ze het kunstenaarschap en de kunstgeschiedenis uitdaagt, shockeert en tegelijk laat zien dat ze de technieken maar al te goed beheerst. Ze maakte er een muurschildering waarop ze zichzelf afbeeldt te midden van een enorme chaos van puin waarin mannen met elkaar vechten, gewonden en naakte vrouwen redden of weglopen met een schilderij – we zien alleen achterkanten en lijsten. Het heet Zelfportret met ontploft Whitney en in het midden van alle chaos is een kunstenaar vanaf een steiger bezig met een muurschildering, de onderschildering staat al deels op de spierwitte muur. De kunstwereld richt zichzelf ten gronde, Eisenman begint met wederopbouwwerk.

Sindsdien is ze in haar werk meerdere keren gewisseld van medium. Na installaties zoals in het Whitney concentreerde ze zich op schilderijen, het werden steeds vollere weergaves van sociale gebeurtenissen. Bij de Mining-serie uit 2005 beheersen naakte, roze vrouwenlichamen een ijsvlakte.  Harmonieus hebben ze allemaal hun taak bij het afvoeren van de emmers met gekleurde stof (aarde? verf?) die ze van een veelkleurige berg halen. Deze een vredige, zelfvoorzienende commune heeft weinig meer te maken met de ruige tekeningen van tien jaar eerder. Niets kan de harmonie verstoren.

Op het monumentale schilderij Beer Garden with Ash/AK uit 2009 is die sfeer ver weg. Het werk wordt begrijpelijkerwijs vaak vergeleken met Pierre-Auguste Renoirs Bal du moulin de la Galette. In de biergarten van Eisenman wordt minder gedanst en meer bier gedronken. Sommige accessoires en houdingen zijn weliswaar bijna identiek, maar al doen ze nog zo hun best door armen om elkaar heen te slaan of te zoenen, anders dan bij Renoir blijven het allemaal losse individuen. De centrale figuur middenvoor houdt een mobiele telefoon in de aanslag maar kijkt recht naar de toeschouwer. Alsof die zelf mag bepalen of er nog iemand gebeld zal worden om het alsnog gezellig te maken.

Het afwisselen van de techniek en schilderstijl geeft Eisenman iets ongrijpbaars. Ze verkent alle domeinen van de figuratieve schilderkunst, en lijkt het als een spel te zien zich de hele kunstgeschiedenis toe te eigenen en ontmantelt daarbij alle cliches en stereotyperende man-vrouwverhoudingen door er een eigen draai aan te geven. Eisenmans vrouwen lachen niet, ze doen waar ze zin in hebben.

Als omslag voor de catalogus en als campagnebeeld koos het Kunstmuseum voor de Night Studio uit 2009. Op een lange bank liggen twee vrouwen, op een paar accessoires na zijn ze naakt. Aan beide kanten van de bank ligt een stapel boeken: Picasso, Bruegel, Matisse, Japonisme – het zal allemaal meespelen in het hoofd van de kunstenaar wiens studio we hier zien, net als het bierflesje en de camelsigaretten ernaast. Maar de studiolamp staat gericht op de vrouwen, en zij hebben geen behoefte meer aan lessen kunstgeschiedenis. Ze schrijven hun eigen.

Nicole Eisenman

Kunstmuseum,Den Haag

12.11. 2022 t/m 12.2. 2023

Joke de Wolf

is kunsthistoricus

Recente artikelen