Burenliefde
Burenliefde
De revival van
de community arts
Transvaal all in: ontbijten bij de Turkse bakker, vervolgens een verwenbehandeling in beautycentrum of kapsalon, mijmerend slenteren langs braakliggend land en ‘s avonds een Hollandse hap in een bruin café of een kruidige maaltijd in een Turks restaurant. In de Haagse wijk Transvaal kan de hotelgast zich overgeven aan een onvergetelijk probleemwijkweekend. Als een van de eerste gasten checkte minister Ella Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie) eind juni in bij Hotel Transvaal.
Het hotel, naar idee van ontwerper Jan Konings, is het meest recente project van mobiel projectbureau OpTrek, dat sinds 2002 de wijk Transvaal infiltreert met tijdelijke kunstprojecten. In sloopwoningen en nog niet verkochte of verhuurde nieuwbouw richten kunstenaars en lokale winkeliers hotelkamers in. Buurtbewoners bemannen de receptie en de gasten worden met een plattegrond de wijk ingestuurd.
Verhuizend van het ene slooppand naar het volgende onderzoekt OpTrek, een initiatief van Sabrina Lindemann en Annechien Meier, de ingrijpende herstructurering die de wijk Transvaal nog tot 2014 doormaakt. In een ruim vijftien jaar durende operatie worden er zo’n drieduizend bestaande woningen – ongeveer een derde van het bestand – gesloopt, om plaats te maken voor zestienhonderd nieuwe, voornamelijk duurdere woningen. Lindemann woonde in Transvaal en raakte gefascineerd door wat ze om zich heen zag gebeuren. Ze vroeg zich af wat kunst in zo’n proces kon betekenen. Kon zij als kunstenaar überhaupt iets betekenen?
OpTrek zoekt naar een autonome positie van waaruit het commentaar kan leveren, tegelijkertijd wil het kunstenaarsinitiatief dat de projecten ook een functie hebben in de wijk. ‘Als je alleen autonoom bezig wilt zijn moet je hier niet gaan zitten’, vertelt Lindemann, ‘het gaat erom de dialoog te zoeken. En de spanning: wat kun je doen, hoever kun je gaan? Aan de ene kant is er het kunstenaarscommentaar, dat best wel abstract mag zijn. Maar altijd is er ook de noodzaak aansluiting te vinden met de buurt en de bewoners.’
Politieke impuls
Het is in belangrijke mate de politiek die zorgt voor de verhoogde interesse voor kunst in de wijk. Na twee politieke moorden is Nederland op zoek naar manieren om een verscheurde gemeenschap nieuw leven in te blazen en de kunst wordt door de politiek steeds nadrukkelijker naar voren geschoven als mogelijk bindmiddel. Zo bleek bijvoorbeeld recentelijk in een serie portretten van kunstwethouders in de grote steden, die het NRC Handelsblad onlangs publiceerde. Wethouder Carolien Gehrels wil van alle Amsterdammers culturele burgers maken, ‘dat bevordert de relatie tussen mensen in de buurt en dan krijg je “prachtwijken”’. Volgens haar Rotterdamse collega Orhan Kaya ‘mag cultuur niet langer het exclusieve domein zijn van de grotendeels autochtone bovenlaag’.[1] Jetta Klijnsma, wethouder cultuur te Den Haag trekt extra geld uit voor aan community art-gerelateerde kunst, die zich zoals ze stelt ‘op het snijvlak van cultuur, onderwijs en welzijn’ bevindt. ‘MeeDoen’ is het motto van haar beleidsplan, dat zich ten doel stelt iedereen, dus ook de kunstinstellingen, bij te dragen aan de integratie van alle bewoners van de stad.[2]
De kunstwereld kan zich niet meer afzijdig houden, al was het omdat het integratievraagstuk de kunstinstellingen in de grote steden direct raakt. Willen de musea niet volkomen vervreemden van de steden waar ze gevestigd zijn, dan moeten ze programma’s ontwikkelen die ook bewoners met een andere dan westerse culturele achtergrond trekken. Onder politieke druk storten ze zich inmiddels massaal op educatieve programma’s. Zo draagt het Stedelijk Museum met de cursus Stad en Taal direct bij aan de door voormalige wethouder Ahmed Aboutaleb ontwikkelde integratieprogramma’s voor asielzoekers, en heeft het Van Abbemuseum zijn eigen ‘integratiecursus’ bedacht, het omvangrijke programma Be(com)ing Dutch, dat nieuwe vormen van samenleven in Nederland onderzoekt (dit najaar gaat het een nieuwe fase in – zie ook elders in dit nummer).
De nieuwste tendens onder instellingen is de buurtdependance. Het Stedelijk Museum Amsterdam denkt erover om in haar dakloze jaar 2008/2009 ‘de wijk te nemen’, SMBA had eerder al in samenwerking met Artoteek Zuidoost een residency opgezet in de Bijlmer, het zogeheten BijlmAIR, artoteek Den Haag deed hetzelfde in Ypenburg, waar onlangs een straatmuseum geopend werd, en CBK Rotterdam opent binnenkort TENT. op Zuid, dat een op de omwonenden geënt programma gaat ontwikkelen.
Mixed zone
Het is een komen en gaan in appartement Florijn 42 in de Bijlmer. Kunstenaar Daragh Reeves neemt met twee coole Bijlmerjongens een schietscène op voor zijn op een Hollywood-actiefilm geïnspireerde productie A Film. Buiten zoeken kunstenaars Marjolijn Dijkman en Aletta de Jong eetbare en genezende planten in het plantsoen. Curator Andrew Cannon gaat op stap met de levensgrote knuffel Wiwi van kunstenaars Jos de Gruyter en Harald Thys – twee kleine meisjes huppelen vrolijk achter hem aan. The Go-Between, de eindpresentatie van de curatorenopleiding van De Appel, bestond uit een ketting van projecten op verschillende locaties, met verschillende deelnemers, vaak maar eenmaal uitgevoerd en verdeeld over tien dagen.
Voorafgaand aan de eindpresentatie verkenden de curatoren drie maanden lang de Bijlmer vanuit een appartement in een van de beruchte flatgebouwen. Er werden middagen en avonden georganiseerd voor buurtbewoners en kunstpubliek, met filmvertoningen, hiphopconcerten, gesprekken en gezamenlijke maaltijden.
Bij de oplevende aandacht voor kunst in de wijk valt steeds vaker de term community arts, alsof betrokkenen het niet langer een bezwaar vinden met dit in de kunstwereld zelf niet al te hoog aangeschreven begrip in verband te worden gebracht. [3] In de community arts – een uit de Angelsaksische wereld overgewaaid fenomeen – staat het samen kunst maken in en met een gemeenschap voorop, met materiaal uit de gemeenschap zelf. Daarbij gaat het traditioneel vooral om kunstvormen waarin het samenspel vanzelfsprekend is, zoals theater, muziek en dans, maar ook om beeldende kunst.[4] In de jaren negentig nam zij een hoge vlucht in Nederland, wat er mede toe heeft geleid dat zij inmiddels een vast onderdeel geworden is van de kunstprogramma’s in Vinex-wijken en nieuwbouwsteden. Kunstenaars worden uitgenodigd om met artistieke programma’s bij te dragen aan de nodige sociale cohesie in deze nieuwe gemeenschappen. In de afgelopen jaren liepen projecten als Beyond in de Leidsche Rijn bij Utrecht, WiMBY in Hoogvliet, Vario Mundo in Vathorst bij Amersfoort, Het Blauwe Huis in IJburg. Er lijkt een hele community arts-industrie bezig te ontstaan, met kunstenaars die zich geheel op het genre hebben toegelegd.
In opdracht van Cultuurnetwerk Nederland, een landelijk expertisecentrum voor cultuureducatie, deed Sandra Trienekens onderzoek naar community arts in Nederland, wat leidde tot een omvangrijke database met projecten. Zij spreekt liever van ‘sociaalgeëngageerde kunstprojecten’. ‘De in het beleid gehanteerde benaming gemeenschapskunst of community arts en het scharen van sociaalgeëngageerde kunst onder amateurkunst of kunsteducatie leiden ertoe dat deze kunstprojecten (kunstmatig) worden losgekoppeld van zowel de bredere geëngageerde kunsttraditie als van de reguliere, scheppende kunstpraktijk’, schrijft Trienekens.[5] Onterecht volgens haar, en in haar onderzoek haalt zij de band met de kunstwereld weer aan door de sociaal geëngageerde kunstprojecten te verbinden met de Relational Aesthetics van Bourriaud en het begrip ‘Nieuw Engagement’ van Rutger Pontzen, zoals beschreven in zijn in 2000 verschenen boekje Nice!.[6]
De inschatting van de artistieke waarde is echter niet het grootste probleem waarmee community arts in de beeldvorming te stellen heeft. Recente onderzoeken als van Miwon Kwon hebben erop gewezen dat er wel wat valt af te dingen op de sociale ambities van community arts. De wens minderheidsgroepen aandacht te geven werkt vaak averechts, vanwege de impliciete machtsverhouding, waarbij de kunstenaar de gemeenschap vastzet in het beeld dat hij ervan heeft. Hoe oprecht de bedoelingen ook zijn, uiteindelijk dient de gemeenschap vaak als instrument voor de realisatie van een kunstproject en heeft verder het nakijken, wanneer de kunstenaar verder trekt naar het volgende kunstproject.
Daarnaast bestaat er in de community arts de neiging groepen ten onrechte te definiëren als een authentieke, lokale gemeenschap, terwijl de samenleving van vandaag een veel vloeiender karakter kent. Een community is niet zozeer een plaatselijk alswel een tijdelijk gegeven.[7] Ze vormen zich en gaan vervolgens weer uiteen, zonder een duidelijke relatie te hebben met de plek, de genius loci. In de community arts lijkt daar onvoldoende rekening mee te worden gehouden. Ook in Nederland, waar de meeste initiatieven nog altijd sterk plaatsgebonden zijn.
Een reden daarvoor kan zijn dat het budget waarmee gewerkt wordt doorgaans verbonden is aan bepaalde stadsvernieuwingsprojecten. Het is percentagegeld, en de gemeentes zijn niet bereid om die budgetten minder plaatsgebonden te besteden. De buurt heeft recht op dat geld, is de stelling, volgens een overheid die gewend is wijken en integratie aan elkaar te koppelen, vanuit de gedachte dat een wijk alleen te redden is als het een quasi-dorp wordt.
Het project van het Curatorial Training Programme (CTP) van De Appel in Amsterdam Zuidoost laat zien dat de werkelijkheid complexer is, gemeenschappen lastiger te definiëren zijn en uiterst mobiel. Weliswaar speelde het evenement zich af in een buurt, maar het publiek werd per gelegenheid door de kunstenaars gemobiliseerd, zonder dat de lokale gemeenschap werd gestigmatiseerd of vastgezet in een bepaalde rol of identiteit (zoals Antilliaans, Ghanees, islamiet, et cetera). Wat niet wil zeggen dat alle projecten daarin even succesvol waren, maar dat is een andere discussie.
Leren over de openbare ruimte
Afgelopen maanden deden 2500 Rotterdamse kinderen in de Kunsthal mee aan het kunstproject Face Your World van Jeanne van Heeswijk en Dennis Kaspori. Zij ontwierpen door middel van een interactief computerprogramma hun ideale museumpark. Sinds enige jaren is het park tussen de Kunsthal en Museum Boijmans Van Beuningen veranderd in een bouwput voor de aanleg van een ondergrondse parkeergarage. Door allerlei problemen liggen de werkzaamheden al een tijd stil. De kleurrijke ontwerpen van de kinderen hangen nu ter inspiratie aan de hekken rond het verlaten bouwterrein.
Face Your World werd in 2002 door Jeanne van Heeswijk voor het eerst uitgevoerd in Amerika, in Ohio, in het kader van een project voor het Wexner Centre for the Arts. Vervolgens ontwikkelde zij het concept samen met architect Dennis Kaspori en filosoof Maaike Engelen verder uit voor VMBO-leerlingen in Slotervaart. Het kreeg de vorm van een stedelijke werkplaats waar jongeren in de praktijk leren over de vele mogelijke betekenissen van openbare ruimte. Van Heeswijk en Kaspori kregen het voor elkaar dat de leerlingen een concrete locatie in de wijk toegewezen kregen om hun ontwerp ook daadwerkelijk uit te voeren.
Straks ligt er in Slotervaart een park dat door jongeren uit de wijk zelf is vormgegeven, in intensieve ruggespraak met hun familie en andere buurtbewoners. ‘Wij willen mensen opnieuw betrekken bij de publieke ruimte’, vertelt Jeanne van Heeswijk, ‘om weer beeldbepalend te worden. Dat is een proces dat je kunt organiseren, entameren, ensceneren, geen proces van gezellig samen iets doen, maar van bewustwording. Als ik in het beeld ga staan, staat een ander in de schaduw’. De toegevoegde waarde van dit project ligt niet zozeer in de formele kwaliteit van het uiteindelijke ontwerp. De positieve impuls ligt veel meer in de mogelijkheid die de jongeren wordt geboden om een door henzelf gewenste omgeving te verbeelden.
Volgens de Amerikaanse socioloog Saskia Sassen biedt dit soort kleine, vaak tijdelijke ingrepen een cruciaal tegenwicht tegenover grootschalige stedelijke ontwikkelingen en de economische en politieke macht die daarachter schuilgaat. Volgens haar kunnen mensen – en ze kijkt daarbij hoopvol naar kunstenaars en architecten – gebruik maken van de kieren van de stad, de onbenutte ruimtes, zowel fysiek als immaterieel. Het gaat haar daarbij om een ‘publiekelijk “maken” dat ontregelende verhalen kan produceren en dat het lokale en tot zwijgen gebrachte zichtbaar kan maken’.[8]
Jeroen Boomgaard, die de ontwikkelingen in de kunst in de publieke ruimte vanuit Nederlandse perspectief bestudeert in het kader van het lectoraat kunst in de publieke ruimte van SKOR en de Rietveld Academie, waarschuwt voor het gevaar dat overheden en marktpartijen kunstenaars financieel ondersteunen of zelfs inhuren om een bijdrage te leveren aan een beter leefklimaat in de steden: ‘het artistieke alternatief kan er in slagen de bestaande gang van zaken van een geweten te voorzien, of ludieker te laten lijken, zonder dat er daarmee ook maar iets verandert.’[9] Het kritisch potentieel van de sociaalgeëngageerde kunstprojecten loopt daarmee het risico onschadelijk gemaakt te worden.
Gezien de gretigheid waarmee de politiek zich momenteel op de community arts stort lijkt Boomgaards kritiek urgenter dan ooit. Kunstenaars als Sabrina Lindemann en Jeanne van Heeswijk zijn zich bewust van de risico’s, maar vragen zich af wat ze anders zouden kunnen doen. Met een spandoek langs de weg gaan staan? Zich terugtrekken in de veilig haven van de kunstwereld? Geen van beide opties trekt hen erg aan. En dus blijven ze, zo goed en kwaad als het gaat, op zoek naar gelegenheidsallianties tussen mensen en financiers om een evenement, dat zich dwars door alle mogelijke artistieke en sociaalpolitieke kaders voltrekt, mogelijk te maken.
[2] Jetta Klijnsma, Met een open blik, beleidsnota, november 2006
[3] In de cultuurnota behandelt de Raad voor Cultuur de community arts onder het hoofdstuk amateurkunst. ‘Karakteristiek voor community arts zijn (…) een sociaal-maatschappelijke thematiek en een sterke welzijnscomponent’, schrijft de Raad. Om te vervolgen dat het hierbij wel gaat om een ‘kunstbeoefening met een hoge artistieke doelstelling’, geen creatief gefröbel dus.
[4] Zie de Community Arts Database waarin ruim honderd community arts projecten in Nederland verzameld zijn.
[5] Sandra Trienekens, Kunst en sociaal engagement. Een analyse van de relatie tussen kunst, de wijk en de gemeenschap, Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht 2006, p.7. www.cultuurnetwerk.nl [6] Rutger Pontzen, NICE! Over nieuw engagement in de hedendaagse kunst, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2000.
[7] Miwon Kwon, One Place After Another, MIT Press, Cambridge 2002.
[8] Saskia Sassen, ‘Publieke Interventies. De verschuivende betekenis van de stedelijke conditie’, OPEN nr. 11, 2006.
[9.] Jeroen Boomgaard, ‘Radicale autonomie. Kunst ten tijde van procesmanagment’, OPEN nr. 10, 2006.
Lotte Haagsma