Cameron Jamie & the Melvins
Cameron Jamie & the Melvins
Slechts voor één nacht
Het is iets wat je aan het denken zet: waarom doen meer mensen dit niet? Toen ik in de Vleeshal stond achter iemands kroezige rode, op en neer schuddende, omhoog torende afro-kapsel, lijkend op die van de leadzanger zelf, liepen de rillingen over mijn lijf. Een perfect huwelijk. Niet de afro’s – nou ja die ook – maar The Melvins en Cameron Jamie. En hoe geweldig is het niet dat ik hier ben, en getuige kan zijn van dit historische moment. The Melvins voor één avond in Nederland, en dan hier in de Vleeshal voor een publiek bestaande uit een vreemde mix van echte fans en kunstliefhebbers. Wow.
Cameron Jamie (1969) oorspronkelijk afkomstig uit de buitenwijken van de San Fernando Vallei, maar nu wonend in Parijs, maakt tekeningen, foto’s, performances en films. Maar het zijn vooral de films die hem tot een bijzonder geval maken. Ze zijn grof, moedig en recht voor zijn raap, maar niet alleen dat want ze overstijgen een eenzijdig shockeffect: they rock, in alle betekenissen van het woord. En dat vat zo ongeveer samen hoe Cameron Jamie het zelf ook omschreef: ‘Ik doe iets dat nog nooit iemand gedaan heeft.’ En terwijl hij toch al zeker jaren meedraait (vijftien jaar zei hij, geloof ik), begint de kunstwereld het nu pas te ontdekken. Deze arrogantie even buiten beschouwing gelaten; hij zou hier wel eens gelijk in kunnen hebben.
De voorstelling in de Vleeshal bestond uit een serie van drie films die achter elkaar werden gedraaid, slechts onderbroken door een zwart beeld dat de volgende video aankondigde. Het van muur tot muur en van vloer tot plafond reikende scherm was zo in de ruimte gehangen dat deze in tweeën werd gedeeld, terwijl The Melvins op een podium aan de rechterkant speelden. Bij elke deur stonden beveiligingsmensen en bij de hoofdingang werden oordopjes uitgedeeld. De muziek was hard, ontzettend hard. Maar: verplicht door de oordoppen heen luisteren naar de hard core metal van The Melvins onderwijl kijkend naar Cameron Jamies net zo agressieve films, gaf een veilige akoestieke afstand, maar het filterde niet alleen het te harde geluid maar ook de beelden. Het creëren van deze veilige haven leek dan ook zijn doel voorbij te schieten. De muziek móest hard te zijn, en ook de beelden op hun manier, en de bedoeling was dat jij als onderdeel van het onschuldige publiek weggeblazen zou worden, niet door een van de aspecten afzonderlijk, maar juist door de combinatie ervan.
Kranky Klaus (2003) laat de Oostenrijkse 6 december legende zien van Krampus, de kwaadaardige handlanger van Sinterklaas (vergelijkbaar met Zwarte Piet maar dan veel intimiderender). Mannen verkleed als Krampus, een monster met lange tanden en lang grijs haar, dansen rondom een typische Oostenrijkse, houten Stübe, ondertussen de 16- en 18-jarige gasten binnen jennend. Wie niet braaf is geweest dat jaar, zal worden gestraft. Kranky Klaus laat een populair ritueel zien, de camera registreert de toenemende angst van de gelaatsuitdrukkingen en gebaren van de tieners, waarbij de pesterijen tot het maximum worden opgevoerd. De film is een portret, bijna een eenvoudige registratie – geen verhaal want er wordt op geen enkel niveau een oordeel geveld – van de grenzen van intimidatie, zelfs binnen het zogenaamde veilige raamwerk van het ritueel.
Spook House (2003) daarentegen, deels kleur, deels zwart-wit, lijkt veel bewuster gemaakt te zijn als een constructie in plaats van een registratie. Het griezelige verhaal, opgenomen tegen het decor van de witte, werkende klasse in Detroit tijdens Halloween, laveert tussen hoopvolle kleurige velden en kleurloze voortuintjes in de buitenwijken, heen en er weer slingerend tussen optimisme en pessimisme over de beloofde uitbreidingen maar eindigend als een doodlopende weg. Jamie slaagt erin onze verwachtingen ten aanzien van films om te draaien, waarbij kleur een signaal wordt voor verdwenen herinneringen en zwart-wit de afbeelding van een onheilspellende, apathische, aanwezige werkelijkheid.
BB (2000), de laatste film die te zien was, gaat over een worstelwedstrijd in een achterbuurt, en hoewel Jamie dit zelf niet meer kan aanhoren, is de meest briljante film van de drie. Ik kan me herinneren dat iemand iets vertelde over een muziektheorie verbonden aan het rijden in een auto. Waarom is het zo geweldig om muziek te horen terwijl je in de auto zit, bij voorkeur achter het stuur? Het had iets te maken met de beweging van het voertuig die herhaald wordt in het ritme van de muziek. En jij als chauffeur hebt de controle over de snelheid en de beweging van deze vreemde, tijdelijke extensie van je lichaam, daarmee een harmonieus geheel creërend waarin de twee, één worden. Of liever gezegd de drie, jij, de auto en de muziek.
En dat is wat BB doet, meer dan Kranky Klaus en Spook House. BB laat je in tegenstelling tot Kranky Klaus glimlachen. Lachen om de angst en de reacties van de Oostenrijkse jongeren voelt niet goed, het is te macaber in zekere zin, maar als je naar BB kijkt wordt elk in ethisch opzicht ongemakkelijk gevoel onbelangrijk omdat je in de absurde wereld wordt gezogen van de saaiheid van witte buitenwijken waar het spel – het worstelen voor de show – meer is dan een tijdverdrijf, het is het leven. De schoonheid van BB is gelegen in het feit dat het de totale gekte laat zien van deze in de achtertuin georganiseerde worstelpartijen, compleet met ring en decorstukken (stoelen, ladders, vuilnisbakken, kostuums, make-up) en dat het de ernst van de spelers weet te vatten, de oprechtheid van hun zogenaamde agressie. Tegelijkertijd laat het kleine, tegenstrijdige gebaren zien van genegenheid: men is er voor elkaar tijdens een moeilijke gefakete duikbeweging of een nepvechtpartij. Je realiseert je dat het spel serieuze regels heeft die de deelnemers in acht nemen, hoe zogenaamd agressief ze zich ook uiten. Het is een vorm van theater waar je het niet zou verwachten, en het blijft comfortabel om naar te kijken zelfs als het zichzelf ontkracht. De dreiging zou werkelijkheid kunnen worden, maar doet dit niet, het is wat is.
Dit op en neer gaan tussen realiteit en theater, dreiging en spel, is datgene wat alledrie de films met elkaar verbindt, hetgeen je zou kunnen lezen als de latente, louterende potentie van de film. Alsof Jamie probeerde te zeggen: hou jezelf niet voor de gek – of doe dat wel, altijd, want de dingen kunnen elk moment mis gaan. Ook een sterk punt.
De Vleeshal was drie weken na het concert gesloten. Wat er te zien was, was slechts voor één avond. Natuurlijk had Rutger Wolfsson, de directeur van de Vleeshal, er voor kunnen kiezen om documentair materiaal van de avond tentoon te stellen of misschien tekeningen en foto’s, dit om diegenen die het niet gezien hadden die vrijdagavond, ter wille te zijn. Dit zou een veel meer publieksvriendelijke oplossing zijn geweest, maar het zou dan nooit het tijdelijke, compromisloze ‘meesterwerk’ zijn geworden, dat het nu wel was. Sommige dingen zijn nu eenmaal gemaakt om eenmalig te zijn. Waarom doen meer mensen dit niet?
Maxine Kopsa