Chaim van Luit – Ondergronds verbonden
Het gaat snel voor de Nederlandse kunstenaar Chaim van Luit (1985, Heerlen). Nauwelijks afgestudeerd kocht het Bonnefantenmuseum in 2011 al werk van hem aan. Er volgden diverse tentoonstellingen en een nominatie voor de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs (2013). Sam Steverlynck sprak de kunstenaar in zijn Brusselse atelier, waar ook het Nederlandse kunstenaarsinitiatief Greylight Projets gevestigd is.
Waarom heb je voor Brussel gekozen en niet voor bijvoorbeeld Berlijn zoals veel kunstenaars momenteel doen?
‘Ik kom al sinds 2006 vaak in Brussel en heb wel een klik met de stad. Ik heb het altijd een mooie stad gevonden die relatief klein is maar complex. Je hebt hier oude gebouwen en tegelijk de Europese wijk, die wat absurd overkomt. Brussel heeft iets van een dorp. Dat vind ik wel aangenaam. Berlijn is dan weer te groot voor mij. Ik heb Brussel eigenlijk leren kennen door de graffitiwereld. Ik ben al vijftien jaar fanatiek met graffiti bezig en kwam hier gedurende drie jaar vaak werk maken. Op een gegeven moment ontstaat de behoefte ook elders actief te zijn. Zo heb ik de stad grondig leren kennen. Brussel heeft een klein maar erg gevarieerd metrosysteem. Het is half bovengronds, half ondergronds met heel wat verbindingen en soms zelfs onafgewerkte stukken.’
Doe je nog aan graffiti nu je kunst maakt?
‘Het is best schizofreen. Je hebt enerzijds de kunstwereld met alles eromheen, en daarnaast de graffitiwereld. Die staat meer los, op zichzelf. Toen ik afstudeerde in 2011, kreeg ik het druk met het maken van tentoonstellingen. Ik kwam tot het besef dat er ook veel spannende dingen in de kunstwereld gebeuren. Maar nu ik in Brussel woon, sleept de stad me weer heel erg mee. Ik ben opnieuw haast dagelijks met graffiti bezig. Het gaat er niet uit. Ik probeer nu beide te combineren. Niet door graffiti te verwerken in mijn kunst. Maar door kunst en graffiti dicht bij elkaar te brengen. Dat gebeurt spontaan. Je neemt wat je ziet mee naar je atelier. Graffiti is puur. Het is een attitude: hoe je beweegt, kijkt en denkt. Dat soort dingen spelen wel meer in mijn werk.’
Je werk gaat, net zoals graffiti, wel vaker over het achterlaten van tekens. Zo reed je met je fiets achten in verf (Infinite Colours), tekende je met vuurwerk (Time Present and Time Past), liet je een spoor in het landschap met stucpapier (Timeline), maakte je een inkeping in het grasperk (Two Forms in Lawn), in sneeuw (Black Moon), of met lichten op een gebouw (Untitled (Downward Triangle)).
‘Sporen nalaten en de daartoe nodige handelingen zijn vaak onderdeel van mijn werk. Ik gebruik daarvoor een “formele” vormtaal waarin het element tijd vaak een rol speelt. En oneindigheid, waar ik veel mee heb gewerkt in 2011 en 2012. Zo is die acht die ik met de fiets maakte natuurlijk een teken van oneindigheid. Het is eigenlijk ook een vorm van graffiti. Maar dat fysieke aspect zit ook in veel andere werken. Ik speel vaak een performatieve rol zonder dat ikzelf de hoofdpersoon ben. Het beeld, de vorm of het concept staat altijd voorop.’
Je drukt je uit met heel wat media maar noemt je in de eerste plaats schilder. Waarom?
‘Ik heb altijd geschilderd op de academie. Ik ben misschien geen schilder in de klassieke zin van het woord. Maar elementen van het schilderen of de schilderkunst komen wel voor in mijn werk. Voor Imaginaire driehoek heb ik bijvoorbeeld witte latten tegen een muur opgesteld. De achterkant van sommige van die latten heb ik beschilderd in drie primaire en secondaire kleuren. De reflectie levert een driehoek op. Het werk ging sterk over waarneming, over tekens aanbrengen in een eenvoudige beeldtaal. Ik kom altijd uit bij driehoeken, vierkanten of cirkels.’
Wil je dan opnieuw de cirkel uitvinden?
‘De cirkel is de basis van alles. Ik kom toch altijd bij geometrische vormen uit. Het zijn de bouwstenen van alles om ons heen. Ik kan ook een ster maken. Maar dan ben ik een stap te ver. In Ex:3 heb ik neonlampen overschilderd. Daarna heb ik de coating weggekrast waardoor je in een wirwar van kabels en neonbuizen een onderbroken cirkel ziet.’
Je hebt ook verf weggekrast van een bunker, als een omgekeerd restauratieproces…
‘In de Eifel in Duitsland zijn veel bunkers die in de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd. Ze zijn groen geschilderd ter camouflage. Bij de meeste is die verf verweerd of verdwenen door erosie. Er zijn er enkele waar je de verf nog goed kan zien. Ik ben die verf gaan afkrabben en verzamelen in potjes. Daar heb ik later opnieuw verf mee gemaakt om een monochroom te schilderen op een muur. Wat ooit bedoeld was om een bunker te laten verdwijnen in het landschap, exposeer ik nu. Een traditionele schilder moet zijn pigmenten ook van ergens halen. Of het nu is van de natuur of uit oxide. In die zin voel ik me toch een schilder.’
Je werkt enerzijds met geometrische patronen en rationele elementen. Maar anderzijds ook met tekens, bunkers, rituelen. Het lijkt haast een tweespalt tussen het apollinische en dionysische.
‘Ja, dat doe ik altijd. Alleen het formele is niet genoeg. Ik heb zo bijvoorbeeld ook een reeks gemaakt over tekens in ondergrondse mergelgroeves in de buurt van Maastricht. Het gaat om verschillende afbeeldingen van kruizen die soms wel 600 of 700 jaar oud zijn. Ik heb er negen uitgekozen en die op een vel papier gezeefdrukt. Deze zeefdrukken heb ik vervolgens verscheurd om er nieuwe composities mee te maken. Zo ontstonden zestien nieuwe beelden die elk uniek zijn. Als techniek heb ik met bekertjes zand de kruizen over de zeef gestrooid en die belicht. Zo krijg je een goede vertaling van de oorspronkelijke kruizen die met roet van olielampjes gemaakt werden.’
Bij galerie tegenboschvanvreden afgelopen najaar en in de komende tentoonstelling in PAKT in Amsterdam werk je dan weer rond sporen in de stedelijke context en de metro. Brussel heeft blijkbaar iets met jou gedaan?
‘Jazeker! Bij tegenboschvanvreden toonde ik een werk dat was geïnspireerd op graffiti in een metrostation. Op de muren van metrostations hangen tegeltjes. Als die met graffiti worden beklad, gaat men die achteraf schoonmaken. Maar in de voegen blijft nog verf achter. Dat heeft me geïnspireerd tot nieuw werk. Ik heb er onder andere reconstructies van gemaakt op panelen in mijn studio. In PAKT toon ik ook video’s van mensen die ik heb gefilmd in de metro in ruimtes waar je normaal niet mag of kan komen. En ik heb een nieuwe video gemaakt over de muziek in de metro in Brussel. Die komt blijkbaar uit één unit. Je hoort dus in alle stations dezelfde muziek op hetzelfde moment. Dat vind ik best eng. Zo kan je de gemoedstoestand van mensen manipuleren. Ik ga die unit waar die muziek vandaan komt filmen. Het is het zenuwcentrum van de Brusselse metro. Het is best een gekke plek, waar non-stop mensen zijn. Mijn tentoonstelling in PAKT wordt mijn eerste totaalinstallatie. Ik ga ook bankjes neerzetten zoals in de metro. Het wordt een echte setting met gedempt licht waar de films worden afgespeeld. Met het nieuwe werk ga ik verder dan de formele vormtaal van een paar jaar geleden. Dit is spannender. En ligt eigenlijk dichter bij mij.’Sam Steverlynck woont in Brussel. Hij is freelance kunstcriticus
Chaim van Luit
PAKT, Amsterdam
13.12.2014 t/m 18.01.2015
Sam Steverlynck