Christoph Schlingensief: Feat at the Core of Things
Christoph Schlingensief: Feat at the Core of Things
BAK, Utrecht
Er zijn weinig kunstenaars die net zo thuis zijn in de undergroundcinema als in de operawereld van Beiroet, die liveshows op RTL-televisie kunnen modereren en toch worden uitgenodigd voor de Documenta. Christoph Schlingensief was zo’n uitzondering en het blijft ook anderhalf jaar na zijn vroege dood in 2010 moeilijk te bepalen of hij zich voornamelijk beeldend kunstenaar voelde, filmmaker, theaterregisseur of activist. Duidelijk is dat hij binnen geen enkel kader bereid was om concessies te doen en voortdurend de grenzen van de goede smaak, de politieke correctheid en het geduld van de toeschouwers heeft overschreden. Hoewel Schlingensief lange tijd uitsluitend in het Duitstalige gebied beroemd en berucht was, is hij inmiddels ook in het internationale circuit gearriveerd. In 2011 werd hem de Gouden Leeuw van de Biënnale van Venetië toegekend, begin 2012 heeft de veiling AUKTION 3000 met werken van gerenommeerde kunstenaars meer dan 1 miljoen euro voor zijn operadorp in Afrika opgeleverd. In BAK was Fear at the Core of Things te zien, een door Kathrin Rhomberg samengestelde tentoonstelling (in het kader van het programma Former West) die drie cruciale werken uit verschillende periodes centraal stelt.
Het ligt in de lijn van de reputatie van Schlingensief dat daarbij de locatie van BAK onherkenbaar verbouwd werd. De grootschalige installatie Animatograph-Iceland-Edition. (House of Parliament/House of Obsession) Destroy Thingvellir (2005) verleidt bezoekers om door een houten poortje een Kaprow-achtig environment binnen te kruipen en zich over te geven aan een zintuiglijke totaalervaring. Dat werkt in alle opzichten desoriënterend. De Iceland-Animatograph stuurt je door halfdonkere, in elkaar getimmerde ruimtes, hij beweegt, hij kreunt, hij ruikt, hij toont experimentele films en maquettes, objecten en boodschappen, een krakkemikkig Thaise toko, een begaanbaar draaitoneel vol ruimtelijke beelden, en hij hanteert tal van complexe verwijzingen. Naast Wagner, Beuys, Dieter Roth en de zoektocht naar de oorsprong van de democratie zijn het vooral de beloftes van religies uit allerlei culturen, traditionele volksverhalen (Edda), de Germaanse mythologie (de Heilige Graal) en sjamanistische rituelen die Schlingensief zich toe-eigent en tot een nieuwe, emanciperende cult verheft, de ‘Ausser-parlamentarische-Obession’.
De in Utrecht vertoonde Iceland-Animatograph is een van de weinige installaties uit het oeuvre van de kunstenaar die integraal behouden is gebleven. Schlingensief beschouwde een dergelijke montage niet als onafhankelijk artefact, maar als een onderdeel van een gebeurtenis, en ook nu is de magie van de geleefde situatie alom aanwezig. Pas als de laatste ruimte (met een echte auto, een opgezette struisvogel en de mededeling ‘This is a World Announcement’) gepasseerd is, raakt men via de buitentrap weer op vertrouwd terrein, waar op de tweede verdieping van BAK de andere werken te zien zijn. De Animatograph als angstwekkend spookhuis? Eerder een hallucinerende bezwering van de slechte geesten. Maar inderdaad zou de titel van de tentoonstelling tot misverstanden kunnen leiden.
Angst als expliciete drijfveer vormt een constante in Schlingensiefs werk. Al voor zijn Church of Fear (2003) heeft hij een uitspraak van Beuys aangehaald en iedereen aangemoedigd om juist op te komen voor zijn angsten en voor de blinde vlekken van de eigen identiteit, want ‘wie zijn wonden laat zien wordt genezen’. Momenten van angst zijn er legio in de beleving van Schlingensief. De angst voor de dood, de angst voor ouderdom, de angst voor de ander, en vooral de angst voor het verlies van de autonomie en de aansprakelijkheid voor je eigen handelen: een voorwaarde voor Schlingensief om mensen überhaupt te laten participeren in een democratische samenleving.
Dat deze opvatting van democratie in Duitsland voor Schlingensief ook vandaag nog geenszins vanzelfsprekend is blijkt uit het oudste, in de tentoonstelling gepresenteerde werk. In de film Das deutsche Kettensägenmassaker (1990) rekent de kunstenaar rücksichtslos af met de mythe van de Duitse hereniging en zet de overname van het socialistische Oosten door het kapitalistische Westen letterlijk als een barbaarse slachting neer. Geen verzoening, geen solidariteit, de cynische splatter movie heeft nauwelijks een verhaal nodig om in een hysterische happening te escaleren, waarin naïeve DDR-burgers in de hotelkeuken van een bloeddorstig slagersgezin systematisch worden afgemaakt en verwerkt.
De noodzaak van Schlingensief om steeds weer de pijnpunten van de maatschappij op te zoeken wordt het duidelijkst zichtbaar bij het controversiële Ausländer Raus-project dat in 2000 tijdens de Wiener Festwochen is gerealiseerd. Schlingensief plaatste destijds als respons op de zegetocht van de neonationalistische FPÖ partij met Jörg Haider een aantal ‘Big Brother’-containers op het plein voor de opera en sloot er asielzoekers in op, liet ze 24 uur met de camera volgen en vroeg heel Oostenrijk om er dagelijks eentje weg te stemmen, en dus uit te zetten. Passanten, politiek en (internationale) pers reageerden geschokt. Schlingensief zelf hield vol en ging nog in de meest verhitte situaties onverschrokken op het conflict af door zijn microfoon beschikbaar te stellen voor de verbijstering en de woede van het publiek.
Hoewel Ausländer Raus slechts door middel van archiefmateriaal in BAK getoond kan worden, blijkt uit de indrukwekkende documentaire, foto’s en krantenartikelen hoe voorspellend dit project ook nu nog is. Niet als ‘art work in the art world’ (zoals Maria Hlavajova bij de openbare lezing van de Duitse dramaturg Matthias Lilienthal suggereerde), maar als een radicale tactiek die meteen ook de werkwijze van menig actueel, geëngageerde kunstenaar ter discussie stelt. Schlingensief ziet geen enkel nut in politiek commentaar en bepleit het einde van het verzet als kritische houding. De wreedheid van migrantenhaat, neoliberaal marktdenken en rechtspopulisme kan men alleen bloot leggen door contradicties zichtbaar te maken en door het wereldbeeld, dat Haider of Wilders ons voorschotelen, mededogenloos uit te vergroten. In navolging van de Oostenrijkse dichter Karl Kraus zijn daarbij letterlijke citaten – van FPÖ-slogans en mediaformules – en drastische openbaarheid zijn sterkste wapens. In die zin functioneren met name de interventies van de activist Schlingensief als een verontrustende ‘Bild-Verstörungs-Maschine’, als een pijnlijke aanslag op de door ons zelf gedoogde status-quo. Of, zoals Schlingensief naar aanleiding van het uit de hand lopen van Ausländer Raus constateert: ‘Het is alsof ik in de menigte heb geschoten. Alleen het schot is niet te horen, maar er zijn zeker gewonden gevallen, er zijn mensen geblesseerd geraakt.’
Schlingensief, post mortem een nieuwe ster aan het internationale firmament? Zijn metgezel Matthias Lilienthal doet er alles aan om te voorkomen dat er nu van de kunstenaar een monument wordt gemaakt. Geen onvertogen woord over diens weduwe Aino Laberenz, maar, zo zei Lilienthal: ‘Het Duitse Paviljoen op de Biënnale van Venetië was eerder een verzameling decorstukken dan een origineel werk.’ En het spectaculaire operadorp in Afrika, dat Laberenz met behulp van vele donateurs probeert door te zetten, roept bij hem toch ook de gedachte op of Schlingensief zelf niet al lang de belangstelling zou hebben verloren. Hij had immers een aversie tegen te veel consistentie en voorspelbaarheid, en was van mening: ‘Als jij aan de verwachtingen van het publiek voldoet, ben jij simpelweg te traag, en moet je harder rijden totdat je geen controle meer hebt.’ Het is de grote verdienste van Kathrin Rhomberg en BAK dat ze het centrale werk van Schlingensief nu opnieuw ervaarbaar en toegankelijk hebben gemaakt, zonder zijn dwingende eigengereidheid en zijn confronterende ongrijpbaarheid kwijt te raken.
Marijke Hoogenboom, lector Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Marijke Hoogenboom