Civis Mundi
Wie in Nederland heeft het nog over de kosmopoliet? Rotterdam tooit zich weliswaar met spreuken van zijn eigen wereldburger, Erasmus, die de wereld introk op zoek naar kennis, inzicht en een vruchtbaarder intellectueel klimaat, maar anno 2003 is de stad geen schim van de metropool die het ambieert te zijn. Angstig provincialisme voert de boventoon, met als enig politiek argument de weerzinwekkende dooddoener dat het goed is ‘de dingen nu eens bij de naam te noemen’. De gemeentepolitiek neemt geen blad meer voor de mond en ziet deze volkse strategie om orde op zaken te stellen als de enige garantie op beschaving en democratie. Erasmus zal een andere mening zijn toegedaan.
Intussen is met Balkenende II de restauratie van het Nederland van kort na de oorlog in volle gang. Met enige regelmaat wordt het publieke debat opgefrist met onvervalste KVP/CHU-stokpaardjes die in de jaren vijftig niet hadden misstaan. De suggestie is duidelijk: in die overzichtelijke naoorlogse tijd, toen Nederland nog 100% wit en verzuild was, liggen de waarden van de natie besloten, die bij alle internationalisering in de decennia daarna zijn zoekgeraakt. Als Nederland in staat is maar iets daarvan te herstellen, komt het wel weer goed, geloven Balkenende c.s., zonder overigens al te lang stil te staan bij wat die waarden nu eigenlijk te betekenen hebben in een multiculturele samenleving.
Ook in de kunst blijft de nationale volksaard een belangrijk richtpunt. De kunst was altijd al een wereld waar ‘eigen volk eerst’ ruim ingang vond, ook al wilde niemand daarvan weten. Men is steeds bezig zichzelf te verkopen op basis van nationaliteit. De Koreanen zijn hier nog maar net vertrokken of het Oostblok staat alweer voor de deur. In het buitenland doet de Nederlandse cultuur ondertussen goede zaken onder de term Dutchness, waar dat ook voor moge staan. Dutch architecture, Dutch design, Dutch fashion and Dutch photography; er wordt volop geïnvesteerd in het vermeende Nederlanderschap van deze culturele productie. Maar waarom eigenlijk? Geen kwaad woord over culturele uitwisseling, hoe meer hoe beter, maar is de gehanteerde nationale rubricering niet nodig aan verfijning toe? Wat is Dutchness anders dan het glijmiddel van een handig vermarktte kunstproductie, die meefietst op het individuele succes van het on-Nederlandse werk van Rem Koolhaas, Droog Design, Victor & Rolf en Rineke Dijkstra.
De natiestaat is een negentiende-eeuws begrip dat in de huidige realiteit minder politieke betekenis heeft dan ooit. Denk bijvoorbeeld aan Brussel, waar Nederland qua wetgeving inmiddels sterker van afhankelijk is dan van Den Haag. Denk aan de NAVO, de VN, de OESO, de Wereldbank en alle andere internationale organisaties die een stempel drukken op het politieke en sociaal-culturele klimaat in Nederland. Wat is het oranjegevoel anders dan folklore, die in betekenis voor de culturele identiteit niet hoger aangeschreven staat dan het kantklossen, line dancing, de wekelijkse sjoelavond in het clubhuis en jonge jenever. Jonge generaties hebben die conclusie allang geleden getrokken. Voor hen is volk en vaderland geen toetsteen voor eigenwaarde en identiteit. Zij volgen hun gemeenschapszin tot ver buiten de traditionele geledingen en gezindten van de natie en grijpen alleen terug op de nationale identiteit voor een vette persiflage, louter en alleen om pappa en mamma eens flink te pesten. Geef ze eens ongelijk.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M