metropolis m

Commentator of toerist?
De artist-in-residence als hedendaags verschijnsel

Als kunstenaar kun je momenteel overal ter wereld terecht om tijdelijk te werken als artist-in-residence. De keuze is werkelijk overweldigend en neemt alleen maar toe, van dag tot dag. In de geglobaliseerde wereld is culturele uitwisseling een levensnoodzaak en dus lijkt de toename alleen maar positief. Toch zijn er ook kritische kanttekeningen te plaatsen bij dit hedendaags verschijnsel.

Er zijn vele carrières voor de kunstenaar. Een relatief nieuwe is die van artist-in-residence. Sommige kunstenaars grossieren in residencies. Ze beginnen al tijdens de academietijd met een tijdelijk verblijf in het buitenland, bezoeken vervolgens een postacademische opleiding, om te eindigen in de derde fase, de werkplaatsen als de Jan van Eyck Academie, de Rijksakademie of de Ateliers. De enkeling die er maar geen genoeg van kan krijgen, vertrekt vervolgens naar iets soortgelijks in het buitenland, bijvoorbeeld de The Royal Academy of Arts of Goldsmiths in Londen, om er zeker van te zijn absoluut niets te hebben gemist en het onvermijdelijke begin van de zelfstandige praktijk tot het uiterste te hebben uitgesteld. En zelfs dan, als het harde werkende bestaan heeft toegeslagen, hoeft het nog niet gedaan te zijn met het gesubsidieerde verblijf in het buitenland, want in de afgelopen jaren is er een fenomenaal artist-in-residence-circuit ontstaan, waar internationaal opererende kunstenaars jarenlang in rond kunnen bewegen, hoppend van plek naar plek.

Alleen het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst in Amsterdam heeft al tien ateliers in het buitenland. Meest recentelijk is Drenthe toegevoegd als plek van bestemming, waarmee een pakket is ontstaan dat in variatie niet onderdoet voor dat van een kleine touroperator. Het Fonds is nu actief in negen landen en heeft verblijfsruimtes in New York, Londen, Parijs, Berlijn, Stockholm, Istanbul, Kitayushu, de Rocky Mountains en Drenthe. Mocht dit indrukwekkende, wereldwijde netwerk de kieskeurige kunstenaar te min zijn, geen nood, bemiddelaar Transartists biedt op haar site transartists.nl een lijst van meer dan vijfhonderd residencies en gastateliers op alle continenten van de wereld. Deze lijst is verre van compleet, en dus is de conclusie gerechtvaardigd dat er op dit moment naar schatting vele duizenden kunstenaars tijdelijk ergens anders verblijven, in een nieuwe omgeving, een nieuw circuit, een nieuwe markt, in de hoop daar geïnspireerd te raken, contacten te leggen of een toekomstige, artistieke productie zeker te stellen.

Simpel concept

De residency-golf die de wereld overspoelt is, het zal niemand verbazen, een direct gevolg van de voortschrijdende internationalisering van het kunstcircuit van de afgelopen tien jaar. De kunstenaar is nomade geworden, de ‘residency’ zijn huis. Tien jaar geleden dachten we nog dat een notebook zou volstaan als ‘atelier van de toekomst’, nu weten we dat de kunstpraktijk toch iets meer toebehoren en ruimte vergt en veel residencies voorzien daar maar al te graag in. Sommige gastgevers bieden een servicepakket als waren ze een artistiek vijfsterrenhotel, waar de kunstenaar kan verblijven voorzien van alle gemakken.

Voor de meeste gastgevers functioneert een residency als de poort tot het internationale kunstcircuit. Je hoeft een kunstenaar alleen een dak boven het hoofd te bieden, en de rest gaat bijna vanzelf. Zelfs geld is geen probleem, omdat veel westerse fondsen graag investeren in programma’s die kunstenaars op weg helpen bij hun ontdekking van de wereld. Voor een cultureel achtergestelde omgeving, met weinig infrastructuur voor kunst, is het daarmee stukken gemakkelijker een artist-in-residence te organiseren dan bijvoorbeeld dat andere beroemde product van de mondiale kunsteconomie: de biënnale, waarmee veel meer geld en organisatietalent gemoeid is. Het is bovendien nog duurzamer ook, omdat de contacten die tijdens een residency worden opgebouwd dieper reiken dan de vluchtige uitwisselingen van kennis en informatie tijdens een biënnale.

Politiek programma

Gereisd is er altijd in de kunst, soms ook op kosten van de staat, zoals de traditie van de Prix de Rome bewijst (de Prix de Rome bood de winnaar een eeuw geleden nog een verplichte reis naar Rome volgens de eeuwenoude traditie van de Grand Tour). Grootschalige stimulering van culturele uitwisseling is evenwel een relatief recente uitvinding. DAAD in Berlijn geldt in dit opzicht als de Moeder aller Residencies. Het werd al opgericht in 1964, ruim tien jaar voor dat andere beroemde residency-programma, P.S.1 in New York. Het Berliner Künstlerprogramm van de Deutschen Akademischen Austausch Dienstes (DAAD), een overheidsinstituut ter stimulering van uitwisseling op wetenschappelijk niveau, is opgericht ter inspiratie, verlevendiging en promotie van het bedreigde cultuureiland West-Berlijn. ‘Vanaf het begin omschreef het Berlijnse kunstenaarsprogramma zichzelf als een forum van artistieke dialoog, die de culturele, regionale en politieke grenzen moest overschrijden’, vertelt de site.

Dankzij beroemde kunstenaars als Stan Douglas, Janet Cardiff, Rachel Whiteread, Marijke van Warmerdam en Rineke Dijkstra, heeft DAAD bijna een museale norm gesteld voor de hedendaagse residency, waar menig programma zich verlekkerd aan spiegelt. Maar het is vooral zijn typische gebruik van de artist-in-residence als strijder tegen culturele schaarste, die naam heeft gemaakt. Zoals DAAD in Berlijn heeft gestreden tegen een dreigend cultureel isolement, zo hebben Nederlandse residency-programma’s, als die van de Jan van Eyck Academie en de Rijksakademie, ervoor gezorgd dat het internationale elan, dat in Nederland al geruime tijd onder druk staat als gevolg van falend academie- en museumbeleid, enigszins op peil is gebleven. Ook op meer bescheiden schaal wordt DAAD nageaapt in het gevecht tegen de schaarste, zoals in de residencyprogramma’s van Beyond in Leidsche Rijn, waar Bik Van Der Pol een mobiele residency hebben neergezet, in BijlmAIR, een studio van SMBA in de Bijlmer en in 7X11 in Ypenburg, waar Artoteek Den Haag kunstenaars huisvest in een woonhuis. In alle gevallen zijn de kunstenaars als het ware pioniers of missionarissen die ‘de woestijn’ worden ingestuurd met de opdracht het gebied te gaan ontginnen.

Het is een eenvoudig soort ontwikkelingswerk dat hier bedreven wordt, met de charme van een onschuldig educatief programma. Het probleem ontstaat pas als de ‘culturele ontginning’ verwordt tot ‘cultureel imperialisme’, vergelijkbaar met de wijze waarop de CIA in de jaren vijftig de opkomst van het abstract-expressionisme stimuleerde en wereldwijd promootte ten tijde van de Koude Oorlog. DAAD is er niet vies van, als je ziet hoe fel men zich van het begin af heeft gekeerd tegen de dictatuur van het communisme. Westers liberalisme was en is het politiek geïnspireerde devies, nog altijd, ook vijftien jaar na de val van de muur. Waakzaamheid blijkt geboden, beweert DAAD, dit keer vanwege ‘de dreigende nivellering van de cultuur als gevolg van het globalisme’. (Interessante gedachte overigens: globalisme bestrijden met globalisme. Het lijkt op het bestrijden van bosbranden met bosbranden.)

Dreigend overschot

Als DAAD één ding leert, dan is het wel dat cultuurpolitiek en residencies onafscheidelijk zijn. Onvoorwaardelijk gastheerschap lijkt ondenkbaar. En dus krijg je van residency-programma’s geregeld een nare bijsmaak in de mond als je ziet hoe kunstenaars worden ingezet ter promotie van de institutionele gastgever of de politiek waar die voor staat.

Een ander, veel complexer vraagstuk gerelateerd aan de artist-in-residence is de huidige explosieve groei ervan en de daaruit resulterende ‘vereducatisering’ van het internationale kunstcircuit. Op steeds meer plekken in de kunst zie je hoe onderzoek en onderwijs in de plaats komen van productie en presentatie, met de kunstenaar in de rol van allround researcher. De R&D (research & development) -trend verwacht van kunst dat zij ‘oplossingen’ biedt voor veelal ongedefinieerde problemen. Kennisproductie, van elk soort, is het doel en die laat zich niet gemakkelijk bemiddelen in reguliere tentoonstellingen, waar vervolgens met verbluffend gemak van wordt afgezien. De artist-in-residence draagt zo soms onbedoeld bij aan het onzichtbaar worden van de kunst, omdat ze als vrijplaatsen van artistiek onderzoek meer ten dienste staan van het proces dan het object.

De populariteit van de residency in de context van de R&D kan leiden tot karikaturale situaties, zoals ik afgelopen voorjaar meemaakte als lid van een commissie die aanvragen voor kunstprojecten uit een groot aantal landen beoordeelde. De aanvragers (musea, culturele organisaties, academies en universiteiten) hadden zich massaal op de artist-in-residence gestort, met als gevolg dat er bijna geen uitgewerkt tentoonstellingsvoorstel meer bij zat. Alles lag nog open en werd afhankelijk gesteld van de kunstenaar die bij wijze van kunstproject gastvrijheid werd verleend. Het ergste was dat niemand een coherent idee leek te hebben over het nut en de waarde van het onderzoek, de richting waar het op ging, de noodzaak ervan en de boodschap van dit alles voor het plaatselijke publiek. Het enige dat vaststond was dat liefst jonge kunstenaars onderdak verschaft moest worden, opdat ze vervolgens de stad een beetje konden gaan verkennen en er iets ‘leuks’ mee zouden doen.

Ik ben een groot voorstander van culturele uitwisseling, juich de internationalisering van de kunstenaar van harte toe, maar vraag me bij de huidige explosieve toename van de residence-projecten en de onnozelheid waarmee ze gestart worden wel af of er niet een bovengrens zit aan de hoeveelheid artists-in-residences die de kunstwereld en zijn publiek kan verdragen.

Wat is een residency?Een residency is een gastverblijf waar een kunstenaar tijdelijk kan verblijven ten behoeve van zijn ontwikkeling, een onderzoek of om zich te verdiepen in nieuwe technieken. Er zijn residencies in alle soorten en maten. Je hebt de residencies die willen ‘onderzoeken’, c.q. aansturen of bijscholen, en die daarmee in het verlengde liggen van het onderwijs, hoewel men zich daarvan tegelijk nadrukkelijk wenst te onderscheiden, zoals Rijksakademie, de Ateliers en de Jan van Eyck Academie. In de grote kunstcentra zijn vaak programma’s gestart met als doel ‘een nieuwe markt’ te verkennen door contacten te leggen met daar levende kunstenaars, curatoren, critici en galeriehouders. Er zijn programma’s die het meest weg hebben van de researchafdeling van een onderneming, als ze dat niet gewoon zijn, zoals IVREA en Fabrica van respectievelijk Olivetti en Benetton. Sommige idealisten hebben hun eigen artistieke praktijk tot residency uitgebouwd, zoals Michelangelo Pistoletto en zijn UNIDEE in Biella en het Center for Land Use Interpretation in California. Er zijn pioniers-programma’s, waar de residency dient als culturele ontginning van een gebied waar tot dan nog geen greintje artisticiteit te bekennen viel, zoals de Nomads & Residents-studio in Leidsche Rijn in Utrecht of BijlmAIR in de Bijlmer van Stedelijk Museum Bureau Amsterdam. En er zijn de retraites; verblijfplaatsen weg van alles en iedereen, die geen ander belang dienen dan het geestelijke welzijn van de kunstenaar en wellicht een vleugje inspiratie. De ateliers van het Fonds BKVB in Drenthe en de Rocky Mountains zijn daar een voorbeeld van.

Verdere informatie:

www.transartists.nl en www.transartists.nl/pool/login.html in verband met gastateliers in Nederland en Vlaanderen

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen