Concepts on the Move
Concepts on the Move is een reeks discussies georganiseerd door Global Vernunft (Henk Slager en Annette Balkema) die plaatsvond in elf verschillende steden waaronder Antwerpen, Ljubljana, New York en Tokio. In elke stad werden vijf personen uit de kunsttheorie/filosofie en de praktijk samen gebracht om te discussiëren over actuele onderwerpen in de kunst. Uitgangspunt van de reeks is de stelling dat ons huidige begrippenapparaat niet langer adequaat is om de veranderingen in het functioneren van de kunst te beschrijven, en dat er daartoe nieuwe concepten ontwikkeld worden. In het Goethe Instituut vond op 29 september het afsluitende symposium plaats. Deelnemers waren Daniel Birnbaum (Portikus, Frankfurt), Thierry De Duve (filosoof, Universiteit Leuven), Anne-Marie Duguet (professor filosofie en mediakunst, Sorbonne, Parijs, curator), Bartomeu Marí (Witte de With, Rotterdam) en Michael Newman (St. Martin’s College, Londen).
De rode draad die de verschillende betogen verbond, was de nadruk op de communicatieve mogelijkheden van het kunstwerk om een relatie met de toeschouwer aan te gaan. Duguet gaf een aanzet tot het theoretiseren van de participerende rol van de toeschouwer in video-installaties. Dit is een kunstvorm die door Duguet wordt gedefinieerd als een ‘set van relaties’ waarbinnen de toeschouwer de taak krijgt toebedeeld van extended editing. De toeschouwer construeert actief een omgeving van beelden en krijgt daarmee een functie binnen het systeem van het werk. De bijbehorende verandering in esthetische ervaring formuleert Duguet door aan Barthes’ analyse van de dubbele fascinatie van filmkijkers – die van de identificatie (in het werk zijn) en die van de afstand (het bewustzijn van de omgeving) – een derde toe te voegen, namelijk de fascinatie voor het effect van zijn eigen handelingen.
In Birnbaums verhaal staat de notie van temporele ervaring, op het niveau van het individu en van de geschiedenis, centraal. Hij illustreert deze ervaringen van het verloop van tijd aan de hand van twee werken van Stan Douglas. In Der Sandman (een dubbel projectiescherm waarin hetzelfde verhaal vanuit twee verschillende perspectieven wordt getoond) verdwijnt de ervaring van het ‘nu’ in de scheiding tussen de verschillende reconstructies van een herinnering. Omnapoetics (een mechanische piano, die een beroemd fragment van Beethoven herhaalt, waarop beelden van een fabriek zijn geprojecteerd) verbeeldt de vertraagde werking waarmee het kunstwerk zich historisch realiseert. Birnbaum zet hier Hal Fosters theorie van ‘historische vertraging’ uiteen waarmee hij in Return of the Real beargumenteert dat de neo-avant-garde geen imitatie is van de historische avant-garde, maar juist in de herhaling (in de institutionalisering ervan) diens doelen realiseert. Birnbaum wijst op het belang om vanuit deze notie de hedendaagse kunst te analyseren, maar doet daar zelf geen aanzet toe. Vanuit het perspectief van Duguet daarentegen wordt de mogelijkheid van een antwoord hierop zichtbaar, wanneer we haar analyse van de performatieve toeschouwer vergelijken met die van de minimal art in de jaren zestig. Terwijl in de minimal art een onderzoek plaatsvond naar de manier waarop de toeschouwer zich in een situatie begeeft waarin zelfreflectie een expliciet onderwerp is, is deze vorm van kijkgedrag in de kunst van de jaren negentig een vanzelfsprekendheid geworden. In de gezochte dialoog met het kunstwerk is de zelfreflectie van de toeschouwer instrumenteel.
Vanuit een meer filosofische benadering staat bij De Duve en Newman eveneens de theorievorming van de communicatieve mogelijkheden van het kunstwerk centraal. Beiden zijn op zoek naar een nieuwe objectiviteit van het kunstwerk, maar doen dit vanuit geheel andere invalshoeken. In een theorie die hij uiteenzet in zijn pas verschenen boek Look, herinterpreteert De Duve op speelse en provocerende wijze begrippen als ‘resurrectie’ (presentatie), ‘incarnatie’ (belichaming) en ‘annunciatie’ (aanspreken) om een formalistische karakterisering van betekenisgeving te geven. Naar het model van de interpretatie van deiktische woorden (ik, jij, nu, hier) wordt het kunstwerk opgevat als een systeem van formele eigenschappen (wie wordt aangesproken, hoe geeft het werk daar vorm aan, en hoe wordt de kijker bij het werk betrokken) die de beschouwer, binnen de context, interpreteert.
Newman stak zijn nek uit met een speculatie over een geheel nieuwe grondslag voor de relatie tussen subject en object. Terwijl de esthetica volgens hem over de subjectieve ervaring handelt, moet de kunsttheorie over de objectiviteit van het kunstwerk gaan. Newman wil het kunstwerk losweken uit de subjectieve betekenisgeving en kent het opnieuw een gevaarlijke aanwezigheid toe. Een sleutelbegrip in zijn aanzet hiertoe is exposure, een term die hij ontleent aan Jean-Luc Nancy. Het kunstwerk toont zichzelf als iets dat anders is dan wij of onze projecties erop, als een uniek object waaraan wij bloot staan, en dat zelf ook bloot staat aan exposure. Newman tracht het kunstwerk dichterbij te brengen door het kijkersgedrag te construeren als een passief ondergaan van de manier waarop het werk zichzelf toont. Zo vraagt Newman zich ook af of ervaring altijd menselijke ervaring is, en speculeert hij over de ervaring van het object. Dit doet hij aan de hand van nogal naïeve illustraties. Zoals Tacita Deans video Sound Mirrors waarin betonnen geluidschalen zouden figureren als zelfstandig horende objecten. Of Abbas Kiarostami’s film Taste of Cherry waarin aan het eind de cameraploeg bekeken wordt door een videocamera, zodat de setting van de film zich als object en ander toont. Newman verweet De Duve ‘discursief formalisme’ te bedrijven, maar de voordelen van diens benadering liggen natuurlijk in het omzeilen van de zijnsproblematiek van het kunstwerk waar Newman zich in verstrikt.
In Concepts on the Move werden twee verschillende benaderingen ten gehore gebracht in het zoeken naar een nieuw begrippenapparaat. Enerzijds die van Duquet en Birnbaum die een poging deden een theoretisch kader te formuleren voor een terminologie die de laatste decennia gangbaar is in de kunstkritiek en tentoonstellingspublicaties. Bij Newman en De Duve kunnen we daarentegen een omslag signaleren naar een nieuwe manier van denken over kunst die de laatste tijd steeds vaker lijkt op te borrelen. Een conservatisme dat in de samenleving al langer zichtbaar is, begint zijn opmars te maken in de kunst in de vorm van een verlangen naar duidelijke criteria en begrenzingen. Dit manifesteert zich onder andere in het teruggrijpen op begrippen uit het modernistische discours waarvan we dachten dat we ze de nek hadden omgedraaid. Deze begrippen wordt nieuw leven ingeblazen met inzichten uit de hedendaagse theorie, wat tot inherent paradoxale termen leidt zoals Rosalind Krauss’ ‘differentiële medium-specificiteit’ of Chris Dercons ‘relatieve autonomie’. Een voorbeeld is ook een recent nummer van Metropolis M dat over kunst en autonomie handelt, een onderwerp dat nog niet zo lang geleden onvoorstelbaar zou zijn geweest. Binnen eenzelfde tendens geeft Newman opnieuw invulling aan het begrip van de ‘presence’ van het kunstwerk, en ontleent De Duve zijn terminologie aan het humanistische en religieuze discours om iets als een ‘formalisme van de dialoog’ te karakteriseren. Deze nieuwe wending in de kunst lijkt een reactie te zijn op een fenomeen dat de hele jaren negentig karakteriseerde, op dit symposium door Marí nog toegejuicht, namelijk de kunst die steeds weer andere rollen aanneemt (van de mode, het ontwerp, de architectuur). Langzamerhand wordt duidelijk dat de kunst die haar eigen domein overschrijdt zichzelf onvermijdelijk verliest in de maalstroom van de samenleving, en dat zij misschien juist haar kritische vermogen ontleent aan haar relatieve vrijplaats. Uit de praktijkvoorbeelden van Marí lijkt zijn signalering dat geluidskunst steeds belangrijker wordt een voorbeeld van een kunst die haar betekenis in zichzelf zoekt. Nu engagement, context, interactiviteit en grensoverschrijdingen geïnstitutionaliseerd en instrumenteel geworden zijn, worden vertrouwde concepten in beweging gebracht om opnieuw een ruimte te definiëren waarin de kunst zichzelf kan zijn.
Concepts on the Move29 september, Goethe Instituut Amsterdam
Alice Smits en Elsbeth Brouwer