Contractbreuk zonder contract
Contractbreuk zonder contract
De jurist Karel de Greef reageert op de ingezonden brief van Maria Aiello (METROPOLIS M, No 3 2008) waarin een conflict tussen de kunstenaar en haar galerie beschreven werd. Heeft een kunstenaar zonder getekend contract toch contractuele verplichtingen jegens een galerie met wie jaren is samengewerkt? Volgens de Greef wel.
Een kunstenaar die van de ene op de andere dag de samenwerking met zijn galeriehouder opzegt, kan van een koude kermis thuiskomen. In METROPOLIS M, No 3 2008, stond een ingezonden brief van kunstenaar Maria Aiello. Zij hoopte onder collega’s en curatoren medestanders te vinden voor de ‘oneerlijke situatie’ waarin zij was beland. Wat was het geval? Een galerie in Los Angeles was geïnteresseerd in haar werk, maar wilde dat alleen maar exposeren als zij zou breken met de Nederlandse galerie die al sinds 1984 haar belangen behartigde. Deze spande daarop een procedure tegen haar aan wegens contractbreuk. Aiello vond dit oneerlijk. Ten eerste wist zij niets van een contract af. Bovendien had zij al die jaren geen maandsalaris van haar galerie ontvangen toen zij hard werkte en nooit iets verkocht. ‘Ik heb hem toen toch ook niet voor de rechter gesleept.’ Hoe moeten we deze situatie inschatten?
Het feit dat Aiello geen schriftelijk contract heeft met haar Nederlandse galerie, is niet relevant. Een contract (overeenkomst) kan zowel mondeling als schriftelijk worden overeengekomen en het is algemeen bekend dat galeries de afspraken met hun kunstenaars maar zelden schriftelijk vastleggen. Buiten de kunstwereld wekt dat overigens vaak verbazing, te meer omdat het schriftelijk vastleggen van afspraken voor beide partijen duidelijkheid schept en conflicten kan voorkomen. Uit de brief van Aiello blijkt verder dat haar Nederlandse galerie jarenlang de benzine heeft betaald voor helikoptervluchten die ze ten behoeve van haar fotowerk maakte. Het is begrijpelijk dat die galeriehouder ervan baalt als zijn collega in Los Angeles de vruchten plukt van zijn financiële en mogelijke andere inspanningen. Het is in dergelijke situaties dan ook niet ongebruikelijk om de oorspronkelijke galerie te laten meedelen in de opbrengst van eventuele verkopen. De galerie in Los Angeles wil daar kennelijk niets van weten, met als gevolg dat Aiello voor een onmogelijke keuze wordt gesteld. Als ze weigert de relatie met haar Nederlandse galerie te verbreken, dan gaat de expositie in Los Angeles niet door. Breekt ze wel met haar galerie, dan kan ze een schadeclaim wegens contractbreuk tegemoet zien.
Dat een dergelijke procedure aangespannen door de galerie helemaal niet kansloos is, blijkt uit een enigszins vergelijkbare kwestie die zich enkele jaren geleden bij de Amsterdamse kantonrechter afspeelde tussen de fotograaf Hellen van Meene en haar Amsterdamse galeriehouder Paul Andriesse. Van Meene had edities van een nieuwe serie Japan-foto’s toegezegd aan zowel Andriesse als aan de Japanse galerie Koyanagi en aan galerie Matthew Marks in New York. Deze laatste galerie bleek echter niet bereid als secondary gallery een percentage van eventuele verkopen af te dragen aan Van Meenes primary gallery Andriesse. Het conflict hierover escaleerde, waarop Van Meene besloot de relatie met Andriesse met onmiddellijke ingang te verbreken. Andriesse pikte dat niet en spande een procedure tegen haar aan. Met succes.
De advocaat van Andriesse, mr. Matthijs Kaaks, voerde aan dat zijn cliënt bijna drie jaar werk van Van Meene had verkocht. Daartoe had hij twee solotentoonstellingen georganiseerd en werk in consignatie genomen. Door geruime tijd als bemiddelaar namens Van Meene te zijn opgetreden bij de verkoop van haar werk, moest Andriesse worden beschouwd als haar agent en moest hun relatie worden beschouwd als een ‘agentuurovereenkomst’, aldus de redenering van Kaaks. De Amsterdamse kantonrechter was het daarmee eens. Ook hij vond dat aan alle wettelijke vereisten van een agentuurovereenkomst was voldaan, een overeenkomst die zowel mondeling als schriftelijk kan worden overeengekomen. De wet bepaalt dat bij de opzegging van een dergelijke overeenkomst een opzegtermijn in acht moet worden genomen. Zijn partijen onderling geen opzegtermijn overeengekomen, dan geldt ten minste een opzegtermijn van vier maanden. Bestaat de agentuurrelatie langer dan zes jaar, dan bedraagt de opzegtermijn zelfs zes maanden.
Omdat Andriesse en Van Meene hun overeenkomst niet schriftelijk hadden vastgelegd, en er dus ook geen opzegtermijn was overeengekomen, had Van Meene de in de wet vastgelegde minimale opzegtermijn van vier maanden in acht moeten nemen. Nu ze de overeenkomst desondanks met onmiddellijke ingang had opgezegd, moest zij Andriesse een schadevergoeding betalen vanwege de inkomsten die hij tijdens deze vier maanden was misgelopen. De kantonrechter stelde de schadevergoeding vast op 26.000 euro.
Maar daarmee was het nog niet gedaan. Toen Van Meene op advies van een oud-docent van de Rietveld Academie voor het eerst contact had gezocht met Andriesse, werkte ze nog bij de foto-service van de Hema. Drie jaar later was ze een succesvolle kunstenaar. De stelling van Van Meene dat Andriesse niet had bijgedragen aan haar roem, achtte de kantonrechter een onderschatting van de (promotie)werkzaamheden die haar galerie voor haar had verricht. Daarom vond hij het redelijk dat zij Andriesse ook nog eens 12.000 euro aan goodwill betaalde.
Nog afgezien van de kosten van haar advocaat moest Van Meene dus in totaal 38.000 euro betalen. De hoogte van dit bedrag heeft alles te maken met haar verkoopsucces en met het feit dat Andriesse daar aantoonbaar aan heeft bijgedragen. Voor een kunstenaar die minder verkoopt en wiens galeriehouder nauwelijks (financiële) inspanningen heeft verricht om zijn werk te promoten, ligt dat anders. Als zo iemand al een procedure wegens contractbreuk aan zijn broek krijgt, dan is het nauwelijks voorstelbaar dat de rechter een vergelijkbare schadevergoeding zal toekennen.
Na afloop van de rechtszaak verklaarde Hellen van Meene aan NRC Handelsblad dat ze, als piepjonge kunstenaar, onwetend in zee was gegaan met Andriesse. ‘Als je net bent afgestudeerd, ben je allang blij dat iemand je werk wil verkopen. Dat ik binnen die agentuurovereenkomst nu wordt gezien als de sterke partij, is de omgekeerde wereld. Als iemand mij had gewezen op een opzegtermijn had ik mij daar natuurlijk aan gehouden. Nu word ik gestraft voor iets dat ik niet wist.’ Een begrijpelijke reactie, te meer omdat ook meer ervaren kunstenaars en galeriehouders waarschijnlijk niet weten dat hun relatie voldoet aan de wettelijke vereisten van de agentuurovereenkomst en dat beide partijen die overeenkomst alleen maar met een opzegtermijn kunnen beëindigen. Hopelijk realiseren zij zich dat vanaf nu wel.
Mr. Karel de Greef is juridisch adviseur en publicist
Karel de Greef