metropolis m

Er is een verschil tussen een interview en een gesprek. Bij een interview is er een auteur die het heft in handen neemt. Zijn of haar gesprekspartner is de onderliggende partij, ook al wordt die zogenaamd zelfstandig sprekend opgevoerd. Soms wil het interview op de radio of televisie nog redelijk naturel overkomen, maar in geschreven vorm is de geïnterviewde eigenlijk altijd een buikspreekpop die braaf de interpretatie van het gesprek van de auteur oplepelt. Lezers weten dat er gesproken wordt via de auteur, maar zien interviews toch als een grotere waarheid dan die van een gewoon artikel. Het is de verklaring voor het feit dat interviews vaak, meer dan gewone artikelen, tot controverse leiden. Een geïnterviewde weet dat een citaat hem of haar tot in lengte van jaren kan achtervolgen.

Dat de organisatie If I Can’t Dance hun afsluitende bundel van de jaren waarin ze met een groep kunstenaars onderzoek gedaan hebben naar het feminisme Conversation Pieces noemt, mag in dit verband veelzeggend heten. De samenstellers Frédérique Bergholtz en Annie Fletcher willen ermee ontsnappen aan de klassieke (mannelijke) autoriteit van de interviewer/auteur, om ruimte te maken voor een (meer vrouwelijke) conversatie, die gevoerd wordt op voet van gelijkheid tussen de deelnemers aan het gesprek. Er wordt een gemeenschappelijk belang gesuggereerd, dat past bij moderne geëmancipeerde verhoudingen, en wil er op schrift het equivalent van bieden. In de bundel noemt gesprekspartner en deelnemend kunstenaar aan If I Can’t Dance Will Holder een conversatie een vrouwelijke manier van spreken, waarin ‘het delen van informatie’ voorop staat. Een interview is daarentegen vaker een steekspel.

Waarmee niet gezegd is dat de gesprekken in dit boek een volkomen genivelleerde rolverdeling hebben. Afgezien van enkele e-mailcorrespondenties waarbij aan twee kanten van de tekst is gesleuteld, maakt bij de meeste bijdragen heel gewoon een auteur de dienst uit, zij het dat die expliciet enige terughoudendheid betracht. Curator Paul O’Neill schiet daarin in zijn gesprek met Falke Pisano een beetje door. In zijn poging de rol van de auteur te reduceren beperkt hij zich tot steekwoorden, wat er op papier nogal raar uitziet, als een serie commando’s. O’Neill roept: ‘entropy’, en Pisano doet keurig haar zegje over ‘entropie’. Zegt O’Neill ‘fragmentation’ dan pent Pisano braaf 400 woorden over fragmentatie neer. Van een ‘feminiene’ conversatie verwacht je toch iets meer dialoog.

Een iets ander, maar toch ook vergelijkbaar grappig bedrijfsongeval doet zich voor in het gesprek tussen de kunstcriticus Jan Verwoert en de kunstenaar Frances Stark. Ook Verwoert wil zich niet te dwingend opstellen en stelt Stark voor een briefwisseling te beginnen. Stark, een kunstenaar die in de afgelopen jaren in haar werk veel reflecteerde op de claim die het kunstenaarschap op haar, haar gezin en de wereld legt, beantwoordt met een van haar uit die tijd bekende terugtrekkende bewegingen (waar If I Can’t Dance overigens destijds ook mee geconfronteerd werd, toen ze niet op kwam dagen bij een conferentie en per Skype het congres toesprak). Verwoert filosofeert met veel tekst op haar antwoord door, waarna Stark zich verrassend genoeg zo door hem geïnspireerd weet, dat ze doet wat ze eerder zo vaak naliet: in actie komen. Ze selecteert een paar beelden, bij wijze van antwoord, die Verwoert op zijn beurt sprakeloos laat. Waarna de wat ongelijksoortige dialoog stokt.

Zoals tijdens het meerjarige onderzoek naar het feminisme van nu van If I Can’t Dance niet alle kunstenaars erg in het onderwerp geïnteresseerd bleken, zo blijkt het ook in de bundel geregeld de hete aardappel die maar al te graag wordt doorgeschoven. Slechts enkelen hebben er echt affiniteit mee, zoals Karl Holmqvist, Maria Pask en Sarah Pierce, die hun soms verrassende inzichten erop nader toelichten. Pierce levert ook het citaat van het boek, bij monde van Eva Hesse: ‘Excellence has no sex’. Ze geeft ook wat uitleg en relateert het aan de leefsituatie van Hesse, maar niet uitgelegd vind ik het citaat leuker.

Conversation Pieces is het sluitstuk van een meerjarig project waarin onderzoek van zowel kunstenaars als curatoren voorop stond. Het boek wil in lijn met die discursieve ambitie niet te veel terugblikken, en al helemaal geen suggestie van een soort afgesloten productie bieden, met een impressie van beelden van de verschillende performances en tentoonstellingen die uit het onderzoek zijn voortgekomen. Het gaat bij If I Can’t Dance juist om het discours, de discussie, en die gaat, net als het spreken maar door en door, ook na publicatie van dit boek. Conversation Pieces biedt daarmee een open einde aan een onderzoeksreeks die van zichzelf ook niet heel erg neigde naar het doen van ferme uitspraken over het al dan niet aanwezige belang van het feminisme in de cultuur en maatschappij van vandaag.

Domeniek Ruyters is hoofdredacteur van Metropolis M

Frédérique Bergholtz (red.), Conversation Pieces, If I Can’t Dance/Revolver Publishing, Berlijn 2011. ISBN 978-90-814471-1-9

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen