metropolis m

Daan van Golden: Apperception
Wiels, Brussel

Daan van Golden (1936) was zelf niet present op de perspreview van zijn overzichtstentoonstelling in Wiels. Hij liet de honneurs waarnemen door zijn dochter Diana, die haar vaders werk grondig kent en als spreekbuis fungeert. De inmiddels 75 jaar oude Van Golden had het liever zo, mede omdat zijn geheugen hem dezer dagen soms in de steek laat. Toch liet Apperception een erg geconcentreerde indruk na. De opbouw was strak en evenwichtig en uit de schilderijen sprak een nauwkeurigheid die je maar zelden ziet. Wiels-directeur Dirk Snauwaert zei dat Van Golden een tentoonstelling wilde maken met slechts één schilderij per muur.

Wat er vaak niet is op een tentoonstelling – harmonie – was hier overvloedig aanwezig en dat correspondeerde met de titel van de tentoonstelling: Apperception, een vorm van bewust waarnemen die intenser is dan het louter zintuiglijke zien. Dat klinkt erg zen en niet toevallig begint het overzicht met Buddha (1971-73), een doek van een gouden Boeddhahoofd dat fungeert als verwelkoming. Dat deze boeddha er wat kitscherig bij hangt, valt wel door de vingers te zien. Van Golden is een kunstenaar die tot tal van stromingen wordt gerekend (pop art, conceptuele kunst, postmodernisme), maar die ook telkens weer aan alle -ismen ontsnapt. Met de curieuze godenzoon als introductie is meteen duidelijk dat het ook nu moeilijk labelen zal zijn. Buddha refereert ook aan Japan, het land waar Van Golden na zijn doorbraak in de jaren zestig tot nieuwe inzichten kwam. Indertijd streek hij er neer om er, naar eigen zeggen, geld te verdienen. Maar op zo’n commerciële manier kunst maken lukte niet. Hij stapte af van het idee dat kunst een doel op zich was en richtte zich op het scheppingsproces. Scheppen is denken, mediteren, opnieuw beginnen en het staat ook in een nauwe relatie tot wie je bent, zo stelde hij ooit in een interview.

In Japan vond hij een dieper soort kunstenaarschap en liep hij tegen inpakpapier, lakverf en bloemmotieven aan: bouwstenen waarmee hij op een bijna rituele manier aan de slag kon. Hij schilderde het in Brussel tentoongestelde White Painting (1966), een uitgepuurd ‘doek van een doek’, ofwel een afbeelding van een horizontaal gepositioneerd, hagelwit canvas op een hemelsblauw vlak. Met een heel fijn penseel maakte hij recenter Celuy qui fut pris (2007), een manshoog doek met een rood motief, gebaseerd op een antiek sculptuurtje uit een verkoopcatalogus. Het rode silhouet toont een man die een vrouw in de armen draagt. Van Golden behield enkel de omtreklijn en vulde die in. Dat proces herhaalde hij keer op keer, tot hij vier vrijwel identieke schilderijen had. Het reproduceren van hetzelfde beeld doet hij wel meer. Zo verveelvoudigde hij ook Heerenlux (2003), vier keer hetzelfde doek met een rood fruitblaadjesmotief.

Van Golden isoleert en schildert slechts datgene wat echt noodzakelijk is. Die opvatting valt samen met zijn artistieke praktijk. Omdat hij weinig tentoonstelt en uiterst spaarzaam schilderijen levert, wordt hij in Wiels ‘anti-productief’ genoemd. Het is echter de vraag of hij de aangewezen kunstenaar zou zijn om aan om het even welke groepstentoonstelling deel te nemen. Bij Wiels was men verheugd dat hij überhaupt op het aanbod wilde ingaan. Persoonlijk vind ik vooral het kunstenaarschap van Van Golden erg inspirerend. Apperception draagt toewijding, concentratie, lichtheid en traagheid uit, en leert dat het kunstenaarschap meer inhoudt dan productief te zijn. Van Golden zelf zei het zo: ‘Het kunstenaarschap is niet alleen het leveren van kunstwerken, maar heeft te maken met alles wat je doet, met de liefde bedrijven, geen troep maken, een goed mens zijn.’

Els Fiers, kunsthistoricus, criticus en schrijver, Gent

Els Fiers

Recente artikelen