metropolis m

DAK’ART Biennial
Hedendaagse kunst in Afrika

In een taxi met gebroken voorruit en een autodeur die alleen van buitenaf open kan, begeef ik me naar de officiële opening van de biënnale in Dakar. De hoofdgebouwen van de biënnale liggen op een zandvlakte aan een grote weg, buiten het centrum van de stad. Wanneer we het gebouwencomplex naderen, is door het gerammel en geronk van de taxi heen, de trommelmuziek al te horen. Groepen Afrikaanse dansers en djembéspelers hebben zich voor de gebouwen opgesteld en verwelkomen de bezoekers met meeslepend slagwerk en heftige dansbewegingen. Wanneer de minister van cultuur van Senegal in zijn geblindeerde auto arriveert en de chauffeur de deur voor hem openhoudt, komt een groep vrouwen op blote voeten op hem af. Verleidelijk en uitbundig dansen ze om de minister heen, terwijl hij zich naar de rode loper begeeft, die hem naar de VIP-ingang leidt.

De biënnale van hedendaagse Afrikaanse kunst opent met toespraken van organisatoren en de minister van cultuur, terwijl de djembémuziek nog altijd is te horen door de openstaande deuren van de gigantische conferentiezaal. Later dan gepland gaat uiteindelijk de expositieruimte open. Bij de ingang zit de kunstenaar Jems Robert Koko Bi (Ivoorkust) in een uniform achter een tafeltje vol rollen wc-papier. Telkens scheurt hij keurig een vierkantje af om het van stempels en een handtekening te voorzien. De papiertjes zouden toegang verlenen tot de biënnale in 2004. Koko Bi stelde je voor de keuze om de hoop levend te houden en dit bewijs te bewaren of het te gebruiken bij het volgende sanitaire bezoek (de aanwezigheid van wc-papier is geen vanzelfsprekendheid in Senegal).

Bij vrijwel alle kunstwerken in de expositie zijn verwijzingen naar een Afrikaans land herkenbaar, maar er zijn zoveel verschillende Afrikaanse landen vertegenwoordigd, dat het moeilijk is om binnen deze verwijzingen een rode draad te vinden. Wanneer kunst als Afrikaans wordt bestempeld, wordt er meestal verondersteld dat dit betrekking heeft op de identiteit en de afkomst van de kunstenaar. N’Goné Fall, een van de curatoren van de biënnale, stelt dit in een kleine deelpresentatie ter discussie. Wie zijn de kunstenaars die Afrikaanse kunst maken? Zijn zij noodzakelijk zwart? Moeten zij Afrikaanse voorouders hebben? Een Afrikaanse paspoort? De verschillende herkomst van de kunstenaars die N’Goné Fall uitnodigde, illustreert onmiddellijk hoe ingewikkeld het is om vast te stellen wat een Afrikaanse afkomst eigenlijk is. Een van de geselecteerde kunstenaars, Berry Bickle, is een blanke vrouw uit Zimbabwe die woont in Mozambique. Aimé Niyakiyica woont daarentegen al twintig jaar in Brussel, maar heeft nog altijd een Burundees paspoort. Alleen de derde, Amahiguere Dolo, is afkomstig uit Niger en woont daar ook. De moeilijkheid om aan de hand van de afkomst de kunst in een categorie te plaatsen, komt tevens in het werk zelf van Berry Bickle tot uiting. Zij fotografeerde tientallen lopende voeten in de stad Maputo en plaatste deze op een lange strook in rijen van drie naast elkaar. De foto’s zijn smerig, alsof deze foto’s zelf als straattegels hebben gefunctioneerd, waarover de anonieme voeten zijn gelopen. Dit werk gaat over de anonimiteit binnen een stad, die in feite iedere willekeurige stad zou kunnen zijn, Afrikaans of niet Afrikaans.

Jaume Plensa, Jannis Kounellis en Franz West zijn als enige Europese kunstenaars vertegenwoordigd. De drie kunstenaars hebben speciaal werk gemaakt voor het enorme Palais de Justice. Jannis Kounellis heeft om de zuilen zakken met verschillende zaden, noten en graansoorten geplaatst, die zo van een Afrikaanse markt afkomstig zouden kunnen zijn. Franz West plaatste kleurrijke stoelen in een statische opstelling die onmiddellijk door de bezoekers verbroken werd, doordat ze er liever op gingen zitten dan er alleen naar te kijken –wat ook de bedoeling was. Jaume Plensa maakte een installatie van verschillende blikken, waarin water over gipsen handen of gezichten druppelde, water dat na de eerste dag reeds zanderig en smerig was. In deze omgeving maken zelfs deze drie werken een ‘Afrikaanse’ indruk, hetgeen er op wijst dat de afkomst van de kunstenaar er weinig meer toe doet. Ook hier is de context bepalend voor de betekenis van het kunstwerk.

Gelijktijdig met de officiële biënnale vond er in heel de stad een ‘off’ festival plaats van tientallen exposities. De kunstenaar Dominique Zinkpè (Benin) toonde in het ‘off-festival’ veel interessanter werk dan in de officiële tentoonstelling. Een van de twee werken in de biënnale is een uit jute geknoopt lichaam aan een veelvoudig infuus van flesjes met opschriften als ‘Unicef’ en andere westerse instellingen. De titel van dit werk is Malgré tout. En de ander heet G8 promène son chien en vertoont een jute figuur met een Afrikaans jute kindje aan een lijn. Zinkpè’s werken in het off-festival zijn minder confronterend en hebben een veel grotere zelfstandigheid. Op een plein in een vrij arme wijk van Dakar heeft Zinkpè twee oude taxi’s en een oude car rapide geplaatst, die beide vol zitten met juten figuren en waarvan de daken volgestouwd zijn met de meest uiteenlopende bagage. Zinkpè verklaart gefascineerd te zijn door de overvolle taxi’s. Het is altijd een samenkomst van de meest uiteenlopende mensen en dingen, er worden onverwachte gesprekken gevoerd tussen mensen, die half bij elkaar op schoot zitten terwijl ze elkaar nog nooit eerder hebben ontmoet en elkaar na de rit waarschijnlijk ook nooit weer zullen zien.

Na Zinkpè’s installatie te hebben bekeken, loop ik over de stoep van zand, tussen kleden wevende mannen en scharrelende schapen naar de volgende expositie in het ‘off-festival’. Het is midden op de dag en de schaduwen zijn kort. Om aan de hitte te ontsnappen houd ik mijn hand op voor een car rapide, waar drie jongens achterop staan. Ze wenken mij om plaats te nemen op het bankje, waar tien mensen naast en op elkaar zitten. Ik zit half op de dij van een vrouw, de bezwete arm van mijn buurman plakt tegen mijn schouder. Dit is Afrika en het is deze werkelijkheid waarop Zinkpè in zijn werk reageert. Zolang het binnen Dakar blijft, is Zinkpè’s werk ongetwijfeld Afrikaanse kunst te noemen, maar of Zinkpè nog steeds Afrikaanse kunst zou maken binnen een Europese context, blijft nog de vraag. Zoals Meschac Gaba (die net als Zinkpè uit Benin komt, maar tegenwoordig in Amsterdam woonachtig is) eens zeer terecht opmerkte: ‘Als ik nu zou besluiten landschappen te schilderen, dan zouden het geen Afrikaanse landschappen worden. Het spijt me, dan worden het Nederlandse landschappen. Ik doe niet aan mentale export.’

Jannah Loontjens

Recente artikelen