metropolis m

Das Neue Europa

In zijn catalogustekst ‘Trefwoorden bij het nieuwe Europa’ definieert Dan Perjovschi, Roemeens kunstenaar en co-curator van de tentoonstelling Das Neue Europa. Kultur des Vermischens und Politik der Repräsentation, het begrip Balkan als volgt: ‘Aan het begin van de jaren negentig was ik Centraal-Europeaan. In het midden van de jaren negentig heette ik Oost-Europeaan te zijn, aan het einde van het millennium ging ik door voor Zuidoost-Europeaan en tegenwoordig noemt men mij Balkankunstenaar. Al die jaren heb ik in Boekarest gewoond.’ Het westerse kunstbedrijf voorziet het werk van kunstenaars uit het voormalige Oostblok nu al jaren van etiketten. Deze penetrante macht komt vooral aan het licht in de kloof die zich aftekent tussen West-Europese projecties en de manier waarop de kunstenaars zichzelf zien. De Europese eenwording had een golf van ‘uitbreidingstentoonstellingen’ tot gevolg, die zich voornamelijk op de nieuwe lidstaten concentreerden. Het gevolg was dat de natiestaat op de voorgrond werd geplaatst en de oude buitengrenzen van de EU alleen een beetje naar achteren werden verlegd.

Hoewel de tentoonstelling Das Neue Europa, samengesteld door Dan Perjovschi in samenwerking met de kunsttheoreticus Marius Babias, bij voorbaat al binnen deze tentoonstellingsgolf lijkt te vallen, vormt ze hier ook een verheugende uitzondering op. Er worden niet alleen internationale kunstenaars uitgenodigd, maar ook politieke initiatieven en kunstenaarsgroepen getoond die ‘het project’ Europa meestal zeer kritisch belichten. Een fundamentele vraag van de curatoren luidt: hoe kan met het oog op een toekomstige begripsbepaling van Europa, een nieuwe cultuur van dialoog en vermenging ontstaan? Ze verwijzen daarbij naar het essay ‘Lof van de vermenging’ van Jean-Luc Nancy, waarin deze Franse filosoof het idee dat ten grondslag ligt aan elke cultuur, beschrijft als een handeling van ‘vermenging’: ‘Er bestaat concurrentie en er zijn compromissen, alles wordt overhoop gegooid en opnieuw geïnterpreteerd, uit elkaar gehaald en opnieuw samengesteld, gecombineerd en geknutseld.’

De tentoonstelling weerspiegelt de ambitie van de curatoren. Die roept veel vragen op met betrekking tot ‘Fort Europa’ (Hito Steyerl) en probeert deze met elkaar in verband te brengen. In het werk van Dan Perjovschi – die ook als kunstenaar in de tentoonstelling is vertegenwoordigd – tekenen zich de reële, politieke problemen die de Europese eenwording met zich meebrengt, het meest pregnant af. In zijn muurtekening, die zich in de stijl van politieke graffiti over de volle lengte van een tien meter lange muur uitstrekt, reflecteert hij met bijtende humor op zijn rol als zogenaamde Balkankunstenaar. Tegelijk cynisch en ironisch problematiseert hij niet alleen het postcommunistische bestaan, maar ook het kapitalistische systeem, dat hij niet meer als een alternatief opvat, maar als een onomkeerbaar en bedenkelijk noodlot van de voormalige, socialistische landen. De fotoserie In the Middle of the Day van de Amerikaanse kunstenaar John Miller wijst op de gebreken van het kapitalistische systeem. Het is een verslag van het alledaagse leven, vastgelegd tijdens de pauze tussen twaalf en twee uur ’s middags. De onderbreking van de productieve arbeid staat voor Miller voor een leemte in het systeem, die hij heel terloops weergeeft. In de begeleidende tekst beschrijft hij twee belangrijke aspecten van ‘de kunstzinnige arbeid onder het kapitalisme’. Op de eerste plaats is esthetische productie voor hem een manier om subjectieve ervaringsmomenten terug te winnen en op de tweede plaats ziet hij het niet als een maatschappelijk hogere, maar een doodgewone ambachtelijke activiteit.

Lia Perjovschi, die onder andere vertegenwoordigd is met haar, kort na de Roemeense revolutie opgezette Contemporary Art Archive, heeft een vergelijkbare aanpak. Terwijl het haar in Contemporary Art Archive en ook in haar diagramachtige tekeningen vooral om de productie en distributie van kennis te doen is, geeft ze met een ander werk dat bestaat uit een verzameling wereldbollen een heel persoonlijke geschiedenis weer. Als kind, zo vertelt ze, droomde ze altijd over een wereldbol. Inmiddels omvat haar verzameling getiteld Endless Collection ongeveer 1500 objecten, die – in tegenspraak met de intentie van de curators – eerder vertellen over de verlangens en de trauma’s tijdens het dictatoriale regime in Roemenië, dan dat ze passen in een actueel, geografisch debat.

Ook Jasmilia Žbanic, een van de belangrijkste filmregisseurs uit Bosnië-Herzegovina, behandelt in haar documentaires de trauma’s uit het Nieuwe Europa. In haar bekendste werk Red Rubber Boots (2000) volgt de kunstenaar de ‘Commissie voor de opsporing van verdwenen personen’ en in After, After (1997) vertellen kinderen over hun verschrikkelijke ervaringen tijdens de oorlog in Bosnië. Terwijl Jasmilia Žbanic probeert om de subjectieve verwerking van dit veronachtzaamde thema zo nuchter mogelijk in beeld te brengen, roept Renaud Auguste-Dormieuls met zijn videowerk 5 minutes to gather the essential (1996) niet veel meer op dan een kortstondige paranoia. De kunstenaar, die zich verder met moderne bewakingstechnieken bezighoudt, toont in de video hoe hij in de kortst mogelijke tijd in zijn woning alle dingen van levensbelang verzamelt. Voor wie de kunstenaar vlucht, en vooral waarom, blijft intussen volkomen onduidelijk.

Dat er in de tentoonstelling relatief veel plek is ingeruimd voor Auguste-Dormieuls werk GPS – een tamelijk eenduidige, maar niet erg expressieve, schematische visualisering van dit navigatiesysteem– is symptomatisch voor de gebruikelijke hiërarchie in de kunstwereld, waaraan uiteindelijk ook deze tentoonstelling niet weet te ontsnappen. De politieke initiatieven en de artistieke projectgroepen (Oda Projesi, A Room of One’s Own, Locus en vele anderen) worden in de tentoonstelling verbannen naar een sculpturale display getiteld Roland van Silke Wagner. Wagner vatte haar werk op als een platform waar politieke initiatieven en artistieke projectgroepen in een artistieke context getoond kunnen worden. Maar de videocompilaties en de mappen met informatie zijn slecht toegankelijk en uiteindelijk blijkt de esthetische vorm van het werk dus belangrijker te zijn. Dat het streven van de curatoren om grenzen te overschrijden uiteindelijk niet echt terug te vinden is in de tentoonstelling, wordt hier helder zichtbaar. Blijkbaar schrokken de curatoren ervan terug om formeel-esthetische kwaliteiten met een werkelijk politiek-activistische inhoud te vermengen.

Das Neue Europa. Kultur des Vermischens und Politik der Repräsentation(Het Nieuwe Europa. Cultuur van het vermengen en representatiepolitiek)Generali Foundation, Wenen

20 januari tot en met 24 april

http://foundation.generali.at/

Christa Benzer

Recente artikelen