De belichaamde stad
Op een bergweg in zuidelijk Chili was ik op weg naar een afgelegen vallei. Terwijl berichten over lockdowns en plunderingen het nieuws domineerden, zou ik bij vrienden overnachten. Het was het begin van de pandemie en ik was ver weg van de stad. ‘Diep in de Natuur’, voelde op dat moment veiliger dan ooit. Natuurlijk wist ik beter. Als geboren en getogen stadsjongen uit hartje Amsterdam had ik geen idee hoe ik kon leven van het land. Mijn voortbestaan is afhankelijk van stadsvoorzieningen en de supermarkt. Waar ik ook ga, ik neem de stad met mij mee.
Ik moest denken aan Emmanuel. Een twaalfjarig kereltje dat ik het jaar daarvoor leerde kennen, diep in de Ecuadoriaanse Amazone. Bij deze afgelegen gemeenschap was geen stroom, geen internet, geen supermarkt. Op een dag kwam hij terug uit de jungle, laat in de nacht, pikdonker. Op de achtergrond een kabaal van insectengeluiden zoals je alleen kent als je diep in de jungle bent geweest. Hij overhandigde een grote dode vis, vers gevangen uit de rivier. ‘Hier, deze Bocachico is voor jou, eet maar’, zei hij. Ik had geen idee waar te beginnen. ‘Hoe ontleed ik een vis, en hoe bewaar ik deze zonder koelkast?’ Hij keek me aan en lachte hardop.
Volgens antropoloog Tim Ingold bestaan culturele verschillen in de eerste plaats uit verschillen in vaardigheden. Vaardigheden zijn niet aangeboren maar groeien in het menselijk lichaam, door oefening en training in een omgeving. Je leert ze dus niet uit tekstboeken of op school, maar door een innige relatie aan te gaan met een gebied.
Tijdens een andere nacht, terwijl ik druk bezig was met het bestrijden van gigantische insecten, was Emmanuel ‘zomaar even in slaap gevallen’, langs de Pastaza-rivier. Omgeven door wie weet wat voor insecten en andere beesten – in zijn woorden ‘geen enkel probleem’. Inderdaad, qua ervaring was hij twaalf jaar ouder dan ik. Daar zat ik dan met mijn blikvoer en lucifers die door de vochtige lucht onbruikbaar waren. Hij kende zijn omgeving innig. De bedreigingen, de schatten, het bos. Vergeleken met hem was ik een stedelijke kleuter van toen 32 jaar, vervreemd van de Natuur.
Op een dag vloog een vliegtuig als stip in de lucht over. ‘Morgen gaat het stormen’, zei Emmanuel. Ik verbaasde me, maar hij had gelijk. Een dag later plensde het zoals dat alleen in de Amazone kan, drie dagen lang. Een vliegtuig, het geluid van een soort vogel of een geur ergens in het bos; bezien vanuit Emmanuels belichaamde ervaring en vaardigheden waren het signalen met een groter betekenis.
Hoe anders is dat in de stad. Tijdens stormen en aanhoudende regen begin dit jaar stond het water op sommige delen langs de kust wel twee meter boven NAP. Grote delen van Amsterdam hadden onder water kunnen staan, waren de dammen en dijken er niet geweest. Wie heeft het over de grotere betekenis van deze signalen?. We leren niet hoe het landschap ademt, hoe de getijden werken of waar het water vandaan komt. We leren dat de wereld inert is. Het lijkt erop dat de stedelijke infrastructuur enkel afstand creëert tussen de geleefde ervaring van ons lichaam en het land waarop we leven.
In de stad worden we vooral aangeleerd om selectief te zijn in welke prikkels we tot ons laten doordringen. Stadssocioloog Georg Simmel noemt het de blasé-attitude. Een afweermechanisme dat stedelingen opbouwen om te dealen met de overdadigheid aan constante prikkels die de stedelijke omgeving op hen afvuurt. We worden geconditioneerd tot berekenende wezens die snelle kosten en baten afwegingen maken volgens een what’s in it for me-logica.
En zo nemen we de belichaamde stad overal met ons mee. Tamelijk onverschillig, tenzij het wat oplevert. Maar vooral zonder de vaardigheden om te lezen wat het landschap, de bossen, rivieren, en de zee van óns vragen. Een schadelijke conditie.
Dankzij Emmanuel en de tijd die ik in de Amazone doorbracht kon ik een beetje oefenen in het lezen van het landschap. Het gaf me een verborgen inkijkje naar een andere wereld die voor mij onzichtbaar was, maar altijd heeft bestaan. Waarin het landschap, de bossen, de rivieren en de zee niet louter een levenloze hulpbron zijn, maar tot leven komen als een geheel van wederkerige relaties en verantwoordelijkheden, waarmee we moeten leren samenleven.
Is zo’n wereld mogelijk in de stad? Of faciliteert de stad slechts het superioriteitsdenken waarin de stedeling centraal staat en de rest van de wereld als lijfeigene behandeld wordt?
De Uruguayaanse schrijver Eduardo Galeano spreekt over stemmen die een andere wereld aankondigen. Zoals ‘de oude stem die ons nog steeds vertelt dat we kinderen van de Aarde zijn en dat onze moeder niet te koop of te huur is’.1 Wie leert luisteren, leert de oorverdovende meerderheid van deze stemmen – veelal, maar niet alleen, uit het mondiale zuiden – kennen.
Wat ik heb geleerd is dat deze stemmen, die ik ook in Emmanuel’s lessen herken, onze meest waardevolle bondgenoten zijn. Want waar de stad ons niet helpt in het kennen van de wereld als een geheel van wederkerige relaties en verplichtingen, doen deze stemmen dat wel. Wat rest is het leren luisteren.
Thema's
1 Eduardo Galeano, ‘Traditions of the Future’, The Book of Embraces, 1992
Darko Lagunas
is stadssocioloog en etnografisch onderzoeker, gericht op de sociologie van duurzaamheid, mens-natuur relaties en dekolonisatie