metropolis m

In het essay met de titel ‘?’ waar Rem Koolhaas de bundel Countryside; A Report (2020) mee afsluit, drijft de befaamde pleitbezorger van het platteland de spot met het idee dat kunstenaars de rurale ruimte op zouden moeten zoeken om deze nieuw leven in te blazen. ‘How much art does Switzerland need to remain “alive”?’, vraagt hij. ‘Four artists per village? If artists show in former farms, should farmers show in museums? Can our schools produce enough artists? To fulfill the quota?’ (p.329)

Dit cynisme over het veronderstelde vermogen van kunstenaars om afgelegen dorpen te (re)vitaliseren is niet ongegrond. Neem de aankoop van een oud landhuis in het Britse dorp Toddington door Damien Hirst in 2005. De kunstenaar zou er niet alleen zelf in gaan wonen, maar er ook zijn kunstcollectie huisvesten. Grote restauraties werden gepland om het historisch erfgoed in oorspronkelijke staat te herstellen, en bovendien de bruisende bestemming van een publiek toegankelijke galerie te geven. Afgelopen 8  januari, zeventien jaar later, deed The Guardian verslag van de inmiddels vervlogen ambities van de kunstenaar. De restauratie is gestaakt en het gebouw staat inmiddels bekend als de plaatselijke ‘witte olifant’; steevast aangekleed door steigers en witte zeildoeken vormt het een doorn in het oog van de lokale gemeenschap.

Meer en meer lijken kunstenaars en kunstenaarscollectieven het platteland op te zoeken. En lang niet altijd om er met een grote stapel (loze) beloftes onder de arm in het dorpscafé of op het boerenerf te verschijnen. Een tijdelijke residentie of leven lang wordt er gezocht naar gelijkwaardig contact met dorpsgenoten en inspiratie opgedaan voor duurzamere vormen van samenleven, niet in de laatste plaats voor verrijking van de eigen kunstpraktijk. Gold lange tijd een verblijf in de stad als voorwaarde voor een rijk kunstenaarsbestaan, recentelijk duikt het land op als de daadwerkelijke creatieve vrijplaats. Voor dit themanummer willen we die belofte van het afgelegene, het kleinschalige, het stille, het lokale, het ‘authentieke’ en het duurzame in kaart brengen.

Het thema opent met kleine verhalen, verteld aan de Kosovaarse kunstenaar Petrit Halilaj tijdens zijn verblijf in Runik, een dorp in zijn geboorteland. De dorpsverhalen helpen niet alleen de kunstenaar zelf, maar ook Maisa Imamović die zijn portret schrijft, zich te verhouden tot het grotere verhaal van de recente geschiedenis van geweld dat hun beider jeugdland overschaduwt.

Van Kosovo naar Nederland, naar de kunstenaarscollectieven Myvillages, The Outsiders en Four Sisters die aan de randen van respectievelijk Rotterdam, Utrecht en Amsterdam de drassige grond opzoeken. Vertrekken uit de stad, zo laat Maxim Litjens’ rondgang zien, betekent hier terugtrekken: terug naar de plaatselijke agro-culturele geschiedenis, terug naar de belichaamde ervaring van het land, terug naar de kennis van eeuwenoude Latijns-Amerikaanse landbouwmethodes en bovenal terug naar respectvolle vormen van samenleven: met elkaar, met voorouderlijke zaden, met grazende koeien en met alles wat er in de grond onder onze voeten groeit en broeit.

Het land laat zich zien als plek waar we op hernieuwde manieren met onze omgeving kunnen verstrengelen. Toch staat het ook nog altijd te boek als plek van isolatie en meer individuele bezinning. Moet de kunstenaar zich in stad nog terugtrekken op de spreekwoordelijke kleine zolderkamer om zich zonder afleiding op het maken te kunnen storten, krijgt zij op het platteland alle ruimte om aan dit romantische ideaal van afzondering te voldoen. Sanne van Baalen ging naar Friesland, haar thús, waar zij langsging bij drie kunstenaars die haar vertellen over hun trek naar het noorden: Klasiena Soepboer, Saskia Noor van Imhoff en Rory Pilgrim.

Bas Blaasse stelt  kritische vragen over het waarom, en het voor wie, van de hedendaagse retraite. Bewerkstelligen we daadwerkelijk een breuk met de stad en de overprikkeling, globalisatie en concurrentiestrijd die haar karakteriseren, of wordt dit alles slechts tijdelijk ‘tussen haakjes’ gezet?

Sceptisch over te veel plattelandsromantiek toont zich ook Darko Lagunas in zijn column. Hij vertrekt naar de ‘diepe Natuur’ van zuidelijk Chili, om daar te ontdekken dat hij zijn stedelijke lichaam heeft meegenomen. Vogelgeluiden kan hij niet herkennen, stormen niet anticiperen en vissen niet conserveren; het land laat zich moeilijk lezen door hen die opgroeien met de supermarkt binnen handbereik, in met dijken en dammen omlijnde steden.

De kunstenaarsmigratie wordt ten slotte door Beate Kegler in een breder sociaalgeografisch kader geplaatst. De Duitse onderzoeker stuurt ons het ‘pampaparadijs’ in, het zeer afgelegen en vaak door sociaaleconomische achterstand geteisterde niemandsland. Mijlenver van niet alleen de stad, maar ook van de gevierde creative hubs in makkelijker bereikbare plattelandsgebieden.

Het moge duidelijk zijn: er is niet één platteland, en er is niet één reden om ernaartoe te trekken. Nu de torenhoge huurprijzen en eindeloze wachtlijsten voor sociale huur bovendien de grenzen tussen vrijwillige stadsvlucht en geforceerde stadsverdrijving troebel maken, is het goed om de balans op te maken. Wat verwachten we van het platteland?

Marsha Bruinen is samensteller van dit thema en (web)redacteur bij Metropolis M. Ze rondt momenteel de onderzoeksmaster Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam af.

Marsha Bruinen

is webredacteur bij Metropolis M

Recente artikelen