De chroniqueur – Ta-Nehisi Coates
In de maalstroom van media kunnen we ons dagelijks laven aan reflecties op alle problematiek in de wereld. Het probleem is alleen dat op tv en de sociale media het dagelijkse vaak niet wordt overstegen. Sommige schrijvers weten wel voorbij die waan van de dag te kijken en de wereld te observeren en te analyseren met gepaste afstand en vanuit gedegen kennis. Ta-Nehisi Coates is zo’n schrijver.
Ta-Nehisi Coates is misschien wel de belangrijkste schrijver van vandaag. Hij is een kritische volger van zowel Donald Trump als Kanye West. Zo weet Coates de tijdsgeest niet alleen te vangen, maar ook in een populaire, culturele en historische context te plaatsen. Hij is een denker die rondkijkt, onderzoekt en zijn pen inzet precies daar waar anderen dat niet konden, mochten of durfden. Soms in de littekens van het verleden, andere keren in de open wonden van het heden. Altijd precies op de plek waar het pijn doet, de plek die door velen wordt ontzien en omzeild.
De doorbraak bij het grote publiek kwam met zijn boek Between the World and Me. In een tekst gericht aan zijn zoon verhaalt Coates over het leven van de zwarte man in Amerika. In navolging van het boek dat James Baldwin aan zijn neefje schreef (The Fire Next Time, 1963) waarschuwt Coates zijn zoon voor de eindeloze gevaren van de Amerikaanse samenleving. In zijn beschrijvingen van de verschrikkingen van het zwarte bestaan toont Coates zich een pessimist pur sang. Hij stelt nergens gerust; het zal nooit beter worden, er is geen hoop. Hoe goed je het ook doet, hoe lief je ook lacht, hoe succesvol je ook bent; je zult altijd weer geconfronteerd worden met de inherent racistische ruggengraat die de Verenigde Staten kenmerkt. Deze buigt soms een beetje, maar veert altijd weer terug en zal in essentie nooit veranderen.
Coates brengt dit gegeven logischerwijs in verband met de slavernij, maar herleidt het ook tot de gecreëerde beeldvorming rondom de Amerikaanse Burgeroorlog en de mythes over het ontstaan van de Verenigde Staten: verhalen waarin zwarte mensen ontbreken, terwijl ze daar grote offers brachten en er op grote schaal deel van uitmaakten. Ook bespreekt hij de beweegredenen, invloed en uitwerking van de Great Migration tijdens de jaren twintig: de omvangrijke migratie van arme zwarte Amerikanen die het racistische zuiden verlieten voor een beter leven in de noordelijke staten. Hier vindt Coates de basis voor zijn indrukwekkende pleitstuk ‘The Case for Reperations’ (2014) waarin hij argumenten aandraagt voor het financieel compenseren van de zwarte Amerikanen. Hij geeft een uitgebreide historische uiteenzetting over de structurele uitsluiting van zwarte bewoners uit bepaalde wijken (ook wel bekend als redlining) en uitbuiting van zwarte huizeneigenaren die via overheidswegen geen hypotheken konden krijgen en daardoor waren aangewezen op louche constructies die intentioneel veel te duur en precair waren. Coates bespreekt het historische doorwerken van het niet kunnen hebben en mogen opbouwen van middelen en bezit. Deze vicieuze cirkel heeft invloed op de educatie, zorg en alle andere aspecten van het leven: dit geheel aan factoren ligt tot op de dag van vandaag aan de basis van het sociaaleconomisch onderscheid tussen floreren of creperen.
Zijn eerste boek The Beautiful Struggle (2008) is een ode aan zijn vader waarin het mannelijk perspectief centraal staat. Een geste die hem veel kritiek opleverde, omdat vrouwen veelal een prominente plek innemen binnen de zwarte gemeenschap. Coates wil daarentegen juist aandacht geven aan de mannelijke positie, omdat deze vaak als minimaal en ondermaats wordt voorgesteld. Zijn vader was wél aanwezig en had grote invloed op de in Baltimore opgroeiende Ta-Nehisi Coates. De man die hem de Egyptische naam voor Nubië als voornam gaf, bezat een clandestiene bibliotheek met boeken over zwarte geschiedenis, Afrika en belangrijke zwarte Amerikanen, die Coates gulzig tot zich nam. Ook was hij prominent lid van de lokale Black Pantherbeweging en werkzaam voor Howard, de belangrijkste zwarte universiteit.
De struggle waar Coates in zijn memoires over schrijft, is illustratief voor de precaire (levens)strijd van veel zwarte Amerikaanse mannen in een land dat is gebouwd op het stelselmatig onderdrukken en vermoorden van zwarte mensen. Dat Coates deze strijd als beautiful beschouwt, zit in de realiteitszin: het bewustzijn dat het land zo in elkaar steekt, dat de wereld niet leuk en aardig is, maar een plek waar je moet vechten voor je rechten en waar je evenzeer moet uitkijken voor de bendes in je eigen wijk als voor de politie: beide kunnen zonder reden je leven beëindigen. Dat is de reële werkelijkheid buiten de waan.
Dankzij zijn vader en broer heeft Coates zichzelf grotendeels kunnen behoeden voor die gewelddadige omgeving. In de luwte heeft hij kunnen uitgroeien tot een vakkundig observant die vanuit een enigszins verhoede positie de wereld gadeslaat. Door financiële steun van zijn vader kon hij jarenlang een blog bijhouden, waarop hij observaties, ideeën en referenties deelde met een schare trouwe lezers. Zij voorzagen hem van feedback, richting en input. Langzaam maar zeker vond Coates zijn toon, interesses en onderwerpen, buiten de mainstream. Na de verkiezing van Obama werden zwarte schrijvers ineens gevraagd om over deze opmerkelijke zwarte president en zijn vrouw te schrijven (economie, ecologie en politiek bleven voorbehouden aan de witte schrijvers). Coates was er klaar voor en schreef een imposant portret van Michelle Obama (‘American Girl’, 2009).
Het Amerikaanse doembeeld dat Coates door de jaren heen schetste, culmineert in één van zijn recentere essays: ‘Donald Trump is the First White President’ (2017). Hij beschrijft de wortels van Trump in dezelfde uitbuitende en uitsluitende vastgoedwereld die Coates eerder aanduidde als belangrijkste reden voor structurele zwarte armoede. En hij beschrijft hoe de progressieve intellectuele elite zichzelf en de feiten ontkennen. Zij bestempelen Trump als president van de arme, achtergestelde staalarbeiders en mijnwerkers uit de flyover states. Zij zouden gefrustreerd zijn over het verlies van hun banen en het feit dat ze niet profiteren van het mondiale kapitalisme en bijbehorende vooruitgang. Maar Coates toont de statistieken waaruit blijkt dat niet inkomen of locatie uitmaakte of er voor Hillary Clinton of Trump werd gestemd, maar etniciteit. Tegelijk genieten niet-witte groepen de laagste inkomens en het gemiddelde inkomen van de Clintonstemmer was lager dan dat van de Trumpstemmer.
Dat Trump de president is van de arme witte arbeider is dus een mythe die veel schrijvers en hun ‘intellectuele’ lezers zichzelf voor blijven houden om de realiteit niet onder ogen te hoeven zien. Tevens komt deze ontkenning van de feiten ze zeer goed uit, want Trump komt uit hun midden: de New Yorkse high society, waarin de financiële elite en succesvolle ondernemers samenkomen met de alumni van de Ivy League-universiteiten. Trump representeert dat witte en financiële privilege schaamteloos en laat het door identiteitspolitiek weg gewaande spook van white supremacy weer uit de diepten van het onderbewustzijn verschijnen: hij toont de ware aard van de Verenigde Staten. Coates beschreef dit rondwarende spook al jaren. Nu het springlevend blijkt, graaft hij naar de wortels ervan en legt deze bloot, samen met diens historische lijnen en huidige structuren waarin het zich blakend van zelfvertrouwen manifesteert. Het maakt hem niet alleen de chroniqueur van het hedendaagse zwarte leven, maar van dat van iedere Amerikaan.
Vincent van Velsen
is redacteur bij Metropolis M
Ta-Nehisi Coates
The Beautiful Struggle: A Father, Two Sons, and an Unlikely Road to Manhood
New York: Spiegel & Grau, 2008
ISBN 9781784785345
Vincent van Velsen
is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam