metropolis m

Er is momenteel sprake van een verhoogde interesse in poppen in de beeldende kunst. In Nederland werd dat recent meest zichtbaar in de prominente presentatie van Jordan Wolfson in het Stedelijk. Maar er is meer. Florian Göttke is al enkele jaren bezig met een PHD naar zogenaamde effigies, popachtige figuren die bekende personen moeten voorstellen in acties en protesten. In deze tekst gaat hij op zijn onderzoek, en plaatst zo ook het gebruik van poppen door enkele recente kunstenaar in een breder perspectief.

In 2012 doken er foto’s op uit Noord-Korea van een figuur die de Zuid-Koreaanse president Lee Myung-bak voorstelde. De beelden tonen een gekweld gezicht en een gebroken lichaam. De pop was aangevallen door een hond, overreden door een tank en gestenigd door een groep demonstranten ter vergelding van Lee’s kritiek op Noord-Korea. Het extreem dramatische vertoon op de foto’s tovert het realisme van de figuur om in een overdreven, filmisch hyperrealisme, waarin één dood niet genoeg is en via de fantasie allerlei mogelijke gewelddadige scenario’s worden opgevoerd.

Dit vertoon van excessief geweld weerspiegelt het ‘spektakel van het schavot’, zoals Michel Foucault het beschrijft in Discipline, toezicht en straf.1 In dit type spektakel, waarin de straf erger is dan de misdaad, wordt de almacht van de heerser getoond en bevestigd via het lichaam van de dader. Omdat de Zuid-Koreaanse president niet in levende lijve beschikbaar was, werd de straf uitgevoerd op zijn plaatsvervangende lichaam, de pop.

Dit ging ook zo in de begindagen van het moderne Europa, waar de straf voor bepaalde misdaden, zoals verraad, ketterij of vervalsing, bestond uit het straffen van een nagemaakte weergave als de dader niet kon worden aangehouden. Tijdens de Spaanse inquisitie werd ongeveer bij de helft van de veroordeelden hun beeltenis verbrand in plaats van de werkelijke persoon, omdat ze het land al waren ontvlucht. Een ander voorbeeld was de straf voor de beeltenis van Kai Lykke, een Deense edelman die schuldig werd bevonden aan majesteitsschennis in 1661. Lykke kon niet worden aangehouden en daarom werd er een realistische pop gemaakt van was, gekleed als een edelman met pruik. Deze vervangende figuur werd gestraft volgens de rituele procedures van een echte executie. Eerst werd de rechterhand van de figuur afgehakt, daarna het hoofd. Vervolgens hield de beul het hoofd aan het haar omhoog, toonde het aan het publiek en spijkerde het samen met de hand aan de schandpaal. De pop werd door een paard door de straten gesleept en tentoongesteld in het huis van de beul, voordat het onder de galg werd begraven.2 Daarmee was de ceremoniële procedure van rechtspraak met succes afgerond en de schade die de misdaad de sociale en politieke orde had berokkend teniet gedaan.

Deze poppen, effigies het Engels, zijn niet enkel representaties, maar instrumentele objecten die worden ingezet voor specifieke activiteiten. Het zijn objecten waarmee een handeling wordt uitgevoerd en waarmee men interacteert. Ze worden gebruikt, gekoesterd en misbruikt. De nagemaakte figuur is een affectief voorwerp, de marionet een figuur binnen een verhaal waarmee men zich kan identificeren, de crashtestdummy een surrogaat om de gevolgen van een ongeval op het menselijk lichaam te bestuderen. Het zijn allemaal geanimeerde tussenwezens. Ze suggereren de aanwezigheid van een persoon, zijn bijna menselijk, bijna in leven, maar nooit echt. En juist omdat ze nooit echt menselijk zijn, kun je je fantasie erop loslaten. We kunnen ze gemakkelijk een eigen wil toeschrijven. We praten tegen ze, terwijl ze nooit iets terugzeggen. Ze weerspiegelen enkel de houding van de eigen schepper of gebruiker.

De effigy, of ‘beeltenis’ in het Nederlands, is een plaatsvervangend lichaam voor het uitvoeren van het ritueel van straf en zuivering. Ze zijn vaak levensgroot en gemaakt van oude kleding gevuld met stro of papier-maché. Ze worden gemaakt om als rekwisiet te dienen in een uiting van politiek protest. Zoals in 1950 in Noord-Brabant, waar de beledigde vrijgezellen uit de gemeenschap de boer die zijn huwelijksgelofte had gebroken beloonden met een nachtelijk bezoek en een pop achterlieten.3 Of de in elkaar geknutselde weergaves van Ierse nationalisten die werden opgehangen aan een huis in een Unionistenwijk in Belfast, Noord-Ierland in de jaren twintig, en de poppen in wijken in El Alto, Bolivia, die dieven, bendeleden en andere criminelen waarschuwden dat de buurt korte metten met hen zou maken. Ook is er een nagemaakte beeltenis van een atheïstische blogger uit 2013, die door studenten van een islamitische school in Bangladesh werd geslagen als waarschuwing dat hij zich moet houden aan de regels van het islamitische geloof.

Het opvoeren van deze popachtige figuren binnen een sociale context is een daad van uitsluiting: diegene die de sociale orde van de gemeenschap bedreigt wordt gestigmatiseerd en symbolisch verdreven. De beeltenis maakt dat het lichaam van de afgebeelde persoon aanwezig is en de opvoering zorgt voor sociale schade of een sociale dood. Het geweld dat inherent is aan deze bestaande orde wordt symbolisch uitgevoerd op het nagemaakte lichaam.

Het geweld uit deze praktijken is niet alleen symbolisch. De figuren eisen onderwerping aan de regels van de gemeenschap en moeten gezien worden als een dreigement voor verdere sancties. Dit wordt heel duidelijk in de poppen die werden gemaakt in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten tijdens de lange strijd voor burgerrechten en de segregatie van de Amerikaanse samenleving. Poppen van zowel mensenrechtenactivisten, Afro-Amerikaanse leiders als blanke medestanders werden opgehangen om kiezers bang te maken. Poppen van Afro-Amerikaanse studenten werden opgehangen bij middelbare scholen om de komst van de gemengde school die door het Federaal Hooggerechtshof werd ondersteund tegen te houden. Uit de gelijkenis van deze beelden met afbeeldingen van lynchpartijen, die op grote schaal werden verspreid tot voor de Tweede Wereldoorlog, blijkt dat het geweld niet alleen symbolisch is, maar ook echt, en dat deze praktijken zo werden gebruikt om de onderwerping van het zwarte lichaam in het zuiden van Amerika voort te zetten.

Zelfs de nagemaakte poppen van president Barack Obama, uit de verkiezingscampagnes in 2008 en 2012, leken een onderdrukkende gemeenschappelijke vergelding tot doel te hebben. De meeste van die figuren verschenen opgehangen aan bomen, aan billboards, van bruggen of zelfgemaakte galgen, vaak vergezeld door openlijk racistische teksten en tekens.

Quasi-machtsovername

Effigies worden ook regelmatig gebruikt in politieke protesten die de bestaande machtsverhoudingen betwisten. Met de figuren willen de demonstranten een carnavaleske omkering van de orde tonen: de demonstranten nemen de macht over, terwijl de echte machthebber wordt onttroond, bevuild en overgeleverd aan de demonstranten. De figuren worden bespot, uitgelachen, geslagen, op de grond gegooid en gedood in een alles verterende vuur.4

In deze vorm houdt de praktijk van beeltenissen verband met archaïsche rituelen die de cyclische tijd vieren. Op veel plaatsen worden beeltenissen van de winter, Año Viejo (het oude jaar), het carnaval of Judas verbrand in vieringen op de vooravond van het nieuwe jaar of aan het begin van de lente. De oude en uitgeputte energieën worden ritueel verbannen om de wereld voor te bereiden op de komst van nieuw leven in het voorjaar. Dit ritueel van voorbereiding op verandering kan gemakkelijk omgezet worden in een protestuiting in het politieke domein. Het algemene beeld van het kwaad wordt vervangen door een specifieke politicus die verantwoordelijk is voor de politieke kwalen van dat moment.

De meeste poppen van Donald Trump zijn op deze manier behandeld in acties die verwijzen naar de Mexicaanse tradities van Nieuwjaar en Pasen. De nagemaakte Trumps worden rondgetrokken in massale demonstraties tegen zijn beleid en gaan dood in vurige spektakels of als piñata, waarbij de snoepjes op de grond vallen, zodra de pop kapotgeslagen is. De protesten hebben een feestelijke sfeer en er ligt nadruk op de gemeenschappelijke actie. De uitvoering en uitdrukking van een gemeenschappelijke politieke positie in het publieke domein vormt de gemeenschap. Het zijn toekomstgerichte acties die zijn georiënteerd op het veranderen van de hiërarchische orde die als onderdrukkend en onrechtvaardig ervaren wordt. In een carnavaleske omkering wordt het geweld dat in de bestaande orde schuilt toegepast op de machtsfiguur zijn effigy aan te vallen. Het feitelijke gebrek aan macht van de demonstranten wordt gecompenseerd door het buitensporige geweld dat wordt uitgeoefend op het nagemaakte lichaam.

Het geweld van de repressieve orde wordt ook zichtbaar gemaakt in de poppen zelf. Met hun hangende buiken, bungelende benen, te grote hoofden en bevroren grimassen zijn ze volledig misvormd. De poppen zijn doelbewust, maar ook uit onvermogen vormloos. Hun makers zijn meestal niet capabel een gelijkenis op ware grootte na te maken.. Hun vormeloosheid haalt de figuren uit de taxonomische orde en verschijnen als groteske lichamen: vernederd, vervormd, gedemoniseerd, ontmenselijkt. Ze refereren daarmee aan alles wat onzuiver en abject is: dieren als honden en ezels, demonen, lichaamsvloeistoffen en allerlei afval.

Vaak vinden we een veelvoud aan denigrerende symbolen op de figuren. Op de spookachtige beeltenis van president Obama staat bijvoorbeeld zijn naam op zijn kop, een teken van ontkenning en ontering. De davidster moet in deze context gezien worden als een teken van de verachtelijke aard van president Obama net zoals de naam Hussain op de borst van de figuur, terwijl de dubbele SS in dat woord, geschreven in de stijl van de SS-runen van nazi-Duitsland, fungeert als een soort van markering van de dader op het lichaam van het slachtoffer. Semantisch gezien corresponderen deze tekens niet noodzakelijkerwijs met elkaar. Maar dat geeft niet zolang de bedoeling om te denigreren maar evident is.

Het vernederen en denigreren, het declasseren, het overtreden van grenzen, het mengen van mens en dier, het demoniseren; het zijn allemaal uitvoeringen van het groteske. De afgebeelde persoon wordt buiten de geaccepteerde norm geplaatst en gepresenteerd als categorisch verwerpelijk.5 De attributen van de beeltenissen onthullen de slechte eigenschappen die verborgen zitten achter het masker van de mens. Ze maken die eigenschappen zichtbaar op de buitenkant van de beeltenis. Door die omkering beïnvloedt de beeltenis ook de figuur; alsof hij geïnfecteerd is met een besmettelijke ziekte gaat het prototype op de beeltenis lijken. In die zin heeft het groteske ook een soort waarheidsfunctie. Zoals we door de gelijkenis van de crashtestdummy met het menselijk lichaam kennis verkrijgen van wat er gebeurt met een mens in een ongeval, zo schept de effigy ook kennis. Hoewel het een groteske uitgroei van de verbeelding is, spreekt de groteske, vervormde pop de waarheid. De beeltenis ontmaskert de schurk en onthult zijn ware aard.

Jordan Wolfson

In het werk Colored Sculpture van Jordon Wolfson, dat onlangs in het Stedelijk Museum te zien was, zit een soortgelijke overdaad aan geweld. Een grote pop wordt rondgetrokken door drie kettingen aan zijn hoofd, voet en arm. De marionet wordt over de grond gesleept, omhooggetrokken richting plafond, verwrongen in groteske vormen en valt op de grond in een eindeloze, zorgvuldig gechoreografeerde cyclus. De zwaartekracht wordt gecombineerd met de kracht van drie motoren die de figuur animeren en martelen. Het licht van twee videoschermen dat uit de ogen schijnt wijst op een bewustzijn in het verminkte hoofd.

Deze pop wordt onderworpen aan een continue, mechanische en onontkoombare stroom van geweld. Als we het werk aan de hand van de theorie van Foucault interpreteren, zou het martelen van Wolfsons pop geen afspiegeling van soeverein geweld zijn, dat uitgaat van een duidelijke bron – de heerser -, maar van de onzichtbare krachten die inherent zijn aan de Foucauldiaanse biopolitiek. Deze krachten werken in het geheel van onze maatschappij door middel van continue zelfsurveillance en zelfcensuur en delen ons op in individuele subjecten.

Cabaret Crusade

Een ander werk dat geweld laat zien op plaatsvervangende poppen is de trilogie Cabaret Crusades van Wael Shawky, gemaakt tussen 2010 en 2015. In deze films spelen poppen de geschiedenis van de kruistochten uit de elfde tot de dertiende eeuw na, niet bezien vanuit het dominante westerse perspectief, maar vanuit een Arabisch oogpunt. Shawky vertoont zo geen culturele partijdigheid, maar vertelt over de wreedheden die werden begaan door alle partijen, met inbegrip van de interne conflicten in de islamitische samenlevingen uit die tijd.

De schoonheid van de poppen staat in schril contrast met de wreedheid van het verhaal. In elke film maakt hij gebruik van andere poppen: prachtig gemaakte marionetten uit een historisch, Frans poppentheater, naast groteske figuren, dieren en monsters van klei en glas. Ze nemen allemaal deel aan het geweld in het verhaal; er is geen onderscheid tussen slachtoffer en dader. Dat het verhaal wordt verteld in klassiek Arabisch, begeleid door betoverende muziek die het niet-Arabisch sprekende publiek alleen kan volgen via Engelse ondertiteling, voegt een distantiërende laag aan het poppenspel toe. De enscenering van het geweld is niet bedoeld als entertainment, maar om empathie en betrokkenheid te creëren en over de gebeurtenissen te onderwijzen. Het geweld in het verhaal deelt het publiek niet op in individuen zoals bij het werk van Wolfson, maar richt zich op het publiek als een collectief en stimuleert om via het verleden na te denken over de huidige politieke crisis.

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

1 Michel Foucault, Discipline and Punish – the Birth of the Prison. New York: Vintage Books, 1977, p. 44

2 Wolfgang Brückner, Bildnis und Brauch – Studien zur Bildfunktion der Effigies, Berlijn: Erich Schmidt Verlag, 1966, p. 303

3 Geert Rooiakkers, Eer en schande. Volksgebruiken van het oude Brabant, Nijmegen: SUN, 1995, p. 7-11

4 Mikhail Bakhtin, Rabelais and his World, Indianapolis: University of Indiana Press, 1984

5 Yve-Alain Bois, Formless: A User’s Guide, New York: Zone Books, 1997, p. 15

Florian Göttke

is kunstenaar, onderzoeker, schrijver en docent aan het Dutch Art Institute

Recente artikelen