metropolis m

Aanhangers van een ethische opvatting van kunst veronderstellen dat de kunstwereld zich op een bevoorrechte plaats bevindt van waaruit we de wereld en de gemeenschap op een nieuwe manier kunnen zien en zelfs veranderen. Is dat wel zo?

Kan kunst een nieuw ethos, dat wil zeggen een nieuwe manier van leven of een nieuwe gemeenschap scheppen? En moet de kunst dat willen? Dergelijke vragen stellen kunstinstellingen zich vandaag, en spreken ze ook uit in een aantal kunstprojecten dat de afgelopen jaren werd opgezet. Casco stelt zich die vraag bijvoorbeeld in het nieuwste project New Habits. Maar ook de New World Summit van Jonas Staal wil bijdragen aan het openbreken van de politieke orde, en dus van onze maatschappij.

Het verlangen van kunstinstellingen naar gemeenschappelijkheid en politieke relevantie is niet nieuw; het politieke streven van kunst zagen we al bij de avant-garde. Ik wil drie paden traceren die het de kunst mogelijk lijken te maken om politieke en ethische relevantie te verwerven. Ieder pad kent zijn eigen problemen, doodlopende straatjes of blinde vlekken. Een eerste pad is dat van het modernistische engagement. Een tweede pad is dat van de gemeenschappelijkheid (the common) dat vandaag populair is. Een derde pad exploreert een loophole.

1.
Terwijl modernistische critici en kunstenaars autonomie en engagement als de twee uitersten van de moderne kunst presenteren, vooronderstellen ze elkaar in feite. Voorwaarden voor engagement is de keuze om zich al dan niet te engageren. Dat wil zeggen een keuze om zich als kunstenaar al dan niet in te laten met politiek, religie, en zo verder. Die keuze kan er alleen zijn als de kunst in wezen onafhankelijk is van die andere domeinen. Die keuze veronderstelt dus autonomie.

De kunst, zo luidt de mythe van de modernistische autonomie, is sinds de negentiende eeuw niet langer afhankelijk van politieke of religieuze regimes en haar mecenassen. De kunst heeft haar eigen domein veroverd met haar eigen regels. Wil ze zich wel nog verbinden met een politieke beweging of tendens, dan is dat een vrije keuze. Die politieke betrokkenheid op basis van een vrije keuze noemen we engagement. En omdat het een keuze is, kunnen we hier spreken over een ethiek.

Maar er is een probleem. Deze modernistische ethiek laat iets belangrijks buiten beschouwing: kapitalisme. Het klopt dat de kunst niet langer afhankelijk is van religie en politiek, van kerk en staat. Maar die onafhankelijkheid verkreeg de kunst in de negentiende eeuw met behulp van een nieuwe macht: een eigengereide burgerlijke kunstmarkt, begeleid door de opkomst van particuliere kunstgaleries die kunstenaars toestonden om hun werk tentoon te stellen buiten de officiële salons en ver weg van de kerk. Voor modernistische kunst was de galerie tegelijkertijd het epicentrum van de markt én van het experiment, van burgerlijke broodwinning én van antiburgerlijk verzet tegen de nieuwe broodheer. In de galeries van de jaren twintig werd stennis geschopt op dada-avonden maar evengoed (zelfs juist daardoor) werken verkocht.

2.
Inmiddels weten we dat de zogenaamde autonomie van de kunst het resultaat is van een eigen kunstmarkt met eigen wetten. Dus stellen we ons de vraag: als de onafhankelijkheid van de kunst alleen mogelijk is door radicale afhankelijkheid van de markt, hoe kunnen we ons daar dan tegen verzetten? De beste manier: de autonomie loslaten en de onmiddellijkheid heruitvinden. Niet langer de scheiding van kunst en politiek nastreven die het autonome modernisme eiste, maar juist de vermenging van beide.

In die context wordt in de hedendaagse kunstwereld vaak over de commons gesproken, over gemeenschappelijke gewoontes en gebaren, over het esthetische of het zintuiglijke dat ons omgeeft. De kunst raakt aan al deze dingen. En al die dingen raken ons onmiddellijk in ieder aspect van ons eigen leven. En dus is er een directe band tussen kunst en politiek. Mijn probleem is dat die onmiddellijkheid net zo’n grote mythe is als de autonomie van de kunst. Dat wil zeggen: de begrippen van gemeenschappelijkheid, commons en esthetische zintuiglijkheid waardoor nogal wat kunstprogramma’s in Nederland en elders zich laten inspireren, treffen geen doel.

Op het eerste gezicht lijken begrippen zoals de commons een alternatief te bieden voor de oude tweedeling tussen privé en publiek bezit. Een concreet voorbeeld is de taal. Wie behoort de taal toe? Ze is geen privébezit, want een geordend klankensysteem wordt pas een taal wanneer het mededeelbaar is en dus gedeeld wordt. Taal is ook geen publiek bezit dat door een staatsapparaat gereguleerd en in de hand gehouden kan worden. Het woordenboek holt de ontwikkeling van de taal immers altijd achterna. De taal valt tussen privé en publiek in, ze is juist zo onuitputtelijk omdat ze een common is: we wordt rijker en verrijkt in het gemeenschappelijk gebruik.

Ook de kunst is een common of weet het op een unieke manier zichtbaar te maken. Het nieuwe project van Casco vertrekt vanuit die gedachte. Met New Habits (voorjaar/zomer 2014) stelt het Utrechtse kunstcentrum zich de vraag of het niet juist de kunst is waar de commons oplichten, dat wil zeggen waar die vormen van gemeenschappelijkheid waarop onze samenleving is gebouwd zichtbaar worden en gebruiksklaar kunnen worden gemaakt voor een andere samenleving, een nieuwe ethiek.

Het is een aanlokkelijk idee. Maar gaat het hier wel echt om een nieuwe, haalbare manier van denken? Dit project, net als andere kunstprojecten waarin de afgelopen jaren werd teruggrepen op de commons, veronderstelt onmiddellijkheid: de wederkerigheid en zelfs overlapping van het esthetische en het politieke. Ik ben bereid om in die veronderstelling mee te gaan, zij het op een andere manier. De kunst, net als de instituties waarbinnen ze mogelijk wordt gemaakt, is ingeschreven in onze politieke en economische wereld. Er is geen kunst zonder kapitalisme. De kunst zit dus verankerd in dat systeem. Onze definitie van wat kunst is, bestaat dankzij dat systeem.

Dat wil echter ook zeggen dat het te gemakkelijk is om een zogenaamde ethiek aan de kunst toe te schrijven die op de één of andere manier zou bijdragen aan een betere wereld of aan nieuwe leefregels. Daarvoor zou de kunst, zoals we die nu kennen, zichzelf moeten afschaffen. De kunst en haar instituties pretenderen opmerkelijk genoeg de contradicties van ons politiek-economische systeem kunnen ontmaskeren; maar ze zijn er vooral ook verdacht goed in om zichzelf daarbij buiten beschouwing te laten. De kunst is haar eigen blinde vlek. Dat adresseren kan een begin zijn van nieuwe regels voor de kunst, een nieuwe ethiek. Anders niets.

3.
In de kunst is nog een andere route, waarbij het uitgangspunt niet de onmiddellijkheid is maar juist de afstand van het esthetische tot het politieke. De New World Summit van Jonas Staal, die de afgelopen jaren onder meer in Berlijn (2012) en Leiden (2013) plaatsvond, tracht een alternatieve kunstethiek uit te werken. Die ethiek is in wezen vintage en ze riskeert juist daardoor ook koket te zijn. Ze is vintage, omdat ze teruggrijpt op de illusie van esthetische autonomie die ook het politiek geëngageerde modernisme voor zichzelf opeiste; ze neigt naar het kokette, omdat ze zich er terdege van bewust is dat die autonomie een illusie is, die ze desalniettemin met het grootste plezier uitspeelt omwille van haar politieke effect. De New World Summit gebruikt het esthetische als masker om het politieke te provoceren, en het politieke als middel om het esthetische een zweem van relevantie mee te geven.

We zien dit concreet terug in de opstelling van de sprekers en vlaggen in Staals project. In de New World Summit komen bewegingen samen die internationaal als terreurgroeperingen geregistreerd staan. Het zijn dus groepen die uitgesloten zijn van deelname aan het democratische proces omdat ze als terreurbewegingen worden gezien in plaats van als politieke bewegingen. In de Summit komen ze echter samen in een esthetisch project: de vlaggen en vaandels van de politieke bewegingen staan in de Summit per kleur opgesteld, niet per ideologie. Het geheel maakt een esthetische indruk en vindt plaats in een museum of theater. Het is, kortom, een kunstwerk. Door dergelijke samenkomst ontsnappen deze politieke bewegingen aan het verbod dat hen wordt opgelegd in het politieke domein.

Omzeilt dit project het systeem daadwerkelijk? Sterker nog: is er wel een loophole? Projecten zoals de New World Summit denken een loopje te nemen met ons politieke bestel, door een esthetische loophole te benutten. Meer recent presenteerden Staal en BAK (Utrecht) de New World Academy als een samenvloeien van politiek activisme en kunst. Maar op de markt (ook op de subsidiemarkt) is het eenvoudigweg een product, een project dat aandacht genereert, bezoekerscijfers. Werkelijk politiek activisme is er niet te bespeuren.

Dat de markt een loopje neemt met de kunst en niet omgekeerd, wordt pijnlijk duidelijk in het benoemen van deze projecten: het is uiterst belangrijk te weten welk instituut, welke curator en welke kunstenaar dit verwezenlijken. Maar waarom eigenlijk? Who cares? De markt. De subsidie. We moeten ‘overleven’. Het belang van eigennaam of de naam van het instituut wordt door de markt afgedwongen en tot product gemaakt. Daarmee wordt het politiek meteen geneutraliseerd.

Lanceer een dergelijk project eens volledig anoniem, naamloos en buiten het kunstinstituut, zonder enige credits. De zaken zouden er plots heel anders uitzien.

4.
In plaats van ervan uit te gaan dat kunst verbonden is met het ethische en het politieke, moeten we ons misschien oprecht de vraag durven stellen: is de kunst eigenlijk wel die bevoorrechte plaats waar we de wereld en de gemeenschap op een nieuwe manier zien en zelfs kunnen veranderen? Dat zou betekenen dat we een veronderstelling loslaten waar we al sinds het de romantiek mee worstelen. Misschien zouden de nieuwe leefregels van de kunst wel juist moeten liggen in het aanvaarden dat kunst vandaag helemaal niet de plaats is waar alternatieven voor het kapitalisme uitgewerkt worden, subversie mogelijk wordt, engagement werkelijkheid is. Maar wellicht is die gedachte gewoonweg te onverdraaglijk.

Bram Ieven

is cultuurwetenschapper, filosoof, schrijver en muzikant

Recente artikelen