
De galerie als projectruimte
Galeries zijn volop in beweging. Nu de handel zich meer en meer verlegt naar de anonieme kunstbeursvloer, groeit het belang van de tentoonstellingen in eigen huis. Sommige galeries openen zelfs speciale tentoonstellingsruimtes om zichzelf beter te kunnen profileren.
Was het vroeger als galeriehouder voldoende om je in de galeriebuurt van het culturele centrum van een land te vestigen, tegenwoordig worden er steeds vaker bijzondere ruimtes op bijzondere locaties gezocht. Hoewel er in de steden nog steeds duidelijke agglomeraties zijn aan te wijzen, kiezen veel galeries ervoor zich elders te vestigen; buiten het circuit, in grote karaktervolle ruimtes, zelfs al liggen ze buiten de stad. Of het nu een grachtenpand, een afgedankte bedrijfshal, of een verlaten schuur is, de genius loci telt volop mee.
In de zomer van 2014 openden Iwan en Manuela Wirth van het beroemde Hauser & Wirth een galerie in een boerderij nabij hun woonplaats Bruton, een provinciedorp in het Engelse Somerset. Het programma van de nieuwe kunstruimte richt zich volledig op de omgeving, met presentaties voor een breed publiek in een onderkomen van museale allure. Er is zelfs een residency-programma voor zowel gevestigde namen als lokaal talent. Alice Workman, senior directeur van Hauser & Wirth Somerset, legt over de telefoon uit: ‘Het unieke aan Durslade Farm is dat het de mogelijkheid biedt een ander soort tentoonstelling te maken dan in onze galeries in Zürich, Londen en New York, in een rustiger tempo.’ Over de relatie tot de omgeving zegt ze: ‘Hauser & Wirth is altijd al geïnteresseerd geweest in participatie op verschillende niveaus; in het betrekken van ruimtes die voorheen een andere functie hadden en in het organiseren van evenementen die een relatie met deze ruimtes aangaan.’
Ook Wilfried Lentz, eigenaar van de gelijknamige galerie in Rotterdam, koos er onlangs voor zijn galerie te vestigen op een minder centraal gelegen plek. Eind vorig jaar verhuisde hij van het Groothandelsgebouw nabij het Rotterdamse centraal station naar Spangen, om zich er meer dan voorheen te kunnen richten op een hoogwaardige en kloppende programmering. Er was behoefte aan meer ruimte, en toevallig diende zich het monumentale badhuis in het Justus van Effenblok in Spangen aan. ‘Ik had twee opties: een plek aan de culturele as van Rotterdam of een locatie daarbuiten. In het centrum heb je misschien iets meer aanloop, maar ik wilde vooral meer ruimte. De huur in het centrum is bovendien veel hoger, dus kostentechnisch was de keuze snel gemaakt’, aldus Lentz.
Voor Jaring Dürst Britt en Alexander Mayhew bleek het karakter van de voormalige garage vlakbij instellingen als NEST, West en 1646 leidend bij hun beslissing in Den Haag een galerie te openen en niet in galeriehoofdstad Amsterdam. ‘In Den Haag heb je voor hetzelfde geld een ruimte die drie keer groter is dan in Amsterdam’, vertelt Jaring Dürst Britt. ‘Toen deze ruimte voorbij kwam, wisten we dat dit het moest worden. De voormalige garage is geen standaard white cube, en dat willen we zo houden. We willen de ruimte niet onze wil opleggen, maar juist de bijzondere eigenschappen ervan benutten.’
Diana Stigter en Martin van Zomeren openden in 2013 Le Plafond, vlakbij hun eigen galeries. Stigter: ‘We wilden graag iets gezamenlijks doen en deze ruimte, die precies tussen ons in ligt, kwam vrij. Het is een heel intieme, charmante plek. Het was te mooi om te laten gaan. Het gaat bij Le Plafond niet zozeer om het vertegenwoordigen van kunstenaars, maar meer om het maken van bijzondere presentaties. Dit kan bijvoorbeeld het brengen van een jong talent zijn in combinatie met een oudere gevestigde kunstenaar. Het kan ook het werk van een overleden kunstenaar zijn. Wie weet tonen we er ook een keer een zeventiende-eeuws schilderij.’ Wat opvalt is dat er niet geïnvesteerd wordt in een langdurige samenwerking met een kunstenaar, wat normaal gesproken kenmerkend is voor een galerie. Stigter: ‘Met Le Plafond hanteren we een lossere manier van samenwerken. Het gaat om tijdelijke presentaties. Er wordt niet direct een samenwerking voor de lange termijn gezocht. De opzet is ook persoonlijker en kleiner. Dat past ook beter bij de ruimte. Maar dat wil niet zeggen dat er uit iets kleins niets groots kan voortkomen.’
Dürst Britt sluit zich daarbij aan: ‘Bij het kunstinitiatief de Nieuwe Vide in Haarlem maakte ik in de tijd dat ik directeur was een keer de tentoonstelling McVideo, een thematentoonstelling in een leegstaand pand aan de markt in het centrum van Haarlem. In Den Haag zou ik in de toekomst ook graag dit soort tentoonstellingen samenstellen.’ Ook Wilfried Lentz geeft aan op zijn nieuwe locatie vaker thematische tentoonstellingen te willen gaan organiseren, waarin hij zal samenwerken met kunstenaars die niet noodzakelijkerwijs door de galerie worden vertegenwoordigd. De eigen visie op kunst staat daarbij centraal, los van het meer commerciële belang. De galeriehouder als liefhebber en curator. Startend vanuit het kunstobject willen zij een verhaal vertellen waarin kunstenaar, oeuvre en ruimte elkaar versterken.
De onafhankelijke presentaties dragen bij aan de institutionalisering van de galerie. Gezien de schaal en professionaliteit waarmee dit bij sommige galeries gebeurt, kun je zelfs spreken van een musealisering van de galerie. Met als meest duidelijke voorbeeld Hauser & Wirth Somerset, ook wel the next Guggenheim genoemd. Directeur Alice Workman plaatst Hauser & Wirth Somerset graag op een lijn met Inhotim in het zuidoosten van Brazilië, waar grote kunstenaars van naam in op maat gemaakte paviljoens grote kunstprojecten realiseren. Ze noemt ook Mildred’s Lane in de bossen van Noordoost-Pennsylvania als referentie voor hun koers.
Hoewel de galeries verschillende motieven hebben voor hun investering in speciale, artistiek uitdagende tentoonstellingen op bijzondere locaties is er ook een gemeenschappelijk motief: het verzet tegen de anonimiteit en universaliteit van de kunstbeurs, waar ze door de ontwikkelingen op de markt gedwongen worden steeds meer tijd door te brengen. Gereduceerd tot enkele witte vierkante meters, blijft er op een kunstbeurs weinig van het eigen karakter van de galerie over, terwijl ze daar soms jaren zorgvuldig aan hebben gesleuteld. In artistiek prikkelende tentoonstellingen herontdekt en verdiept de galeriehouder als het ware zijn interesse voor de kunst. Wilfried Lentz: “Veel galeries worden moe van de steeds verder ontwikkelende commercialisering van de kunstindustrie.” Uitzonderlijke presentaties in bijzondere ruimtes bieden dan uitkomst. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de galeries de kans voorbij laten gaan als er een aantrekkelijk handeltje uit voortkomt. Het blijven tenslotte galeries.
Sanneke Huisman