De gefaseerde kunst van Mieke van de Voort
De gefaseerde kunst van Mieke van de Voort
Tasten, zoeken, vragen
Ze bouwde een rijtjeshuis om tot volière, annex woning van een dierenactivist, liet soldaten in oude kostuums opdraven in de Rijksakademie om de cavalerie die er ooit gevestigd is nieuw leven in te blazen, en recentelijk reconstrueerde ze in het kader van de Shanghai Biënnale de tocht door China van de beroemde communist Henk Sneevliet. Het werk van Mieke van de Voort is veelkleurig en divers, tegelijk documentair en poëtisch, scherpzinnig en vaag. In december opent haar nieuwste project bij Casco in Utrecht.
De film Kial vi ne skribas min plu? (2008) begint met een poëtisch zicht op een trein die diagonaal het beeldvlak doorkruist. De contouren van de rijdende locomotief vervagen, een uniform rood vlak volgt. Zacht voortgeduwd door het mechanisch geluid en het ritme van de bewegende trein, gecombineerd met lange camerashots, word je via stations meegevoerd naar de steden die in de loop der tijd langs de spoorlijnen zijn ontstaan. De plaatsen die passeren, zijn ooit aangedaan door de Nederlandse activist en communist Henk Sneevliet (1883–1942) op zijn eerste reis door China in 1921. Kial vi ne skribas min plu? (Waarom schrijf je me niet meer?) is op hem geïnspireerd.
De indrukwekkende film maakt deel uit van een installatie van de Nederlandse kunstenaar Mieke van de Voort (Nijmegen, 1972) en was recent te zien tijdens de Shanghai Biënnale TransLocalMotion. Van de Voort participeerde eveneens in het kunstwetenschapproject CO-OPs, dat deel uitmaakt van een wetenschappelijk programma dat ‘transformaties binnen culturele praktijken’ onderzoekt. Deze winter organiseert Casco in Utrecht een solotentoonstelling met Van de Voort. Eerder trok ze de aandacht met de performance waarmee ze haar verblijf op de Amsterdamse Rijksakademie afsloot. De revolutie die niet doorging (2005) was een vervreemdende, gekostumeerde opvoering van een opstand waartoe de socialist Troelstra opriep in 1918, maar die feitelijk nooit plaats heeft gehad. Oorzaak van het falen van de revolutie destijds was een confrontatie tussen demonstrerende communisten, anarchisten en soldaten die gelegerd waren in de cavaleriekazerne die de Rijksakademie vroeger was. Bij haar eindpresentatie tijdens de Open Ateliers traden soldaten op in schitterende vroegtwintigste-eeuwse uniformen. Er werden paarden uitgespannen en een communistische veteraan, die uitbundig De Internationale zong, deed je beseffen dat je je nauwelijks bewust was van wat er ter plekke was gebeurd. Ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de schietpartij liet Van der Voort onder de poort van de kazerne een steen metselen.
Wie is deze kunstenaar in wier werk feit en fictie, poëzie en documentair onderzoek, performance en spel op een telkens weer andere wijze samengaan? En wat intrigeert haar in de radicale activist Henk Sneevliet, van wie weinigen ooit zullen hebben gehoord?
Sneevliet
‘Het gaat me om wat er achter Sneevliets verhaal schuilt. Ik heb nooit in het communisme geloofd’, zegt Van de Voort in een van de gesprekken die we over haar werk voeren. ‘Ik wil begrijpen hoe de realiteit in elkaar steekt. Geschiedenis is een abstractie, een menselijk fabrikaat.’ Het is nogal wat om een werk gebaseerd op het verleden van een radicaal communistisch activist te presenteren op een tentoonstelling in China waar nog vaak sprake is van censuur. ‘Toen Henk Slager [een van de curatoren van TransLocalMotion –red] mij uitnodigde een werk te maken, kreeg ik last van het ‘biënnale-syndroom’, het gegeven dat veel kunstwerken bijna ondoordacht en zich niet bewust van de omgeving op een biënnale wordt geplaatst. De bedoelingen achter zulke kunstwerken kunnen goed zijn, maar zonder feeling met de specifieke plek kunnen de intenties ook arrogant zijn. Dat wilde ik niet. (…) Met Sneevliet had ik affiniteit, aangezien hij ook een Nederlander was in China. Mijn interesse voor hem was al eerder ontstaan, toen ik in Suriname iemand ontmoette die heette zoals hij. “Van de beroemde Sneevliet, je weet wel”, werd toen gezegd. Maar ik kende Sneevliet niet.’
De uitnodiging van Slager vormde aanleiding voor Van de Voort om onderzoek te doen naar de van oorsprong Rotterdamse Sneevliet, die aan het begin van de twintigste eeuw met menige bekende Nederlander optrok bij de realisatie van zijn communistische idealen en naar China trok om mee te helpen aan de oprichting van de communistische beweging (het was Sneevliet die naar verluidt Mao naar voren heeft geschoven als leider). Hij was het ‘instrument’ waarmee Van der Voort zich toegang verschafte tot het voor haar onbekende land. Het legitimeerde niet haar verblijf, maar gaf wel een context aan het daar getoonde werk. Ook na langdurig onderzoek naar de activiteiten van Sneevliet in China blijft ze terughoudend in haar oordeel over hem en het communistische land: ‘Ik pretendeer niet te weten hoe het in elkaar zit.’ Ook het werk onttrekt zich aan een al te stellig oordeel.
Van de Voort trachtte de daden van Sneevliet en de uitvloeisels ervan vanuit meerdere perspectieven te onderzoeken. Ze zocht naar zijn persoonlijke motieven en intenties in zijn brieven, de verslagen en de rapporten die hij schreef aan de Komintern [de internationale organisatie van communistische partijen van 1919-1943 –red]. Van de Voort werkte nauw samen met een Chinese historica, gespecialiseerd in de geschiedenis van Sneevliet, die bovendien de negatieve gevolgen van de door Mao Zedong ingezette heropvoeding zelf had ervaren. De diverse standpunten keren terug in Kial vi ne skribas min plu?.
Behalve uit de film bestaat de installatie uit een fictieve correspondentie in het Esperanto tussen de Nederlandse Anna, die 87 jaar na dato Sneevliets reis opnieuw maakt en een Chinese vrouw, Ming. Hierin verwerkte Van de Voort citaten uit Sneevliets geschriften en aantekeningen. De film en de vertaling van de briefwisseling worden op twee aparte schermen getoond. Onbewust verbindt de toeschouwer de tekst met de beelden. Maar door het ‘fictieve’ gehalte van de tekst, iets wat wordt onderstreept door het onbekende, zangerige Esperanto waarin hij wordt opgezegd, ben je amper in staat deze als een ondertiteling of een illustratie of commentaar van wat je ziet op te vatten. Wanneer de bezoeker zich realiseert dat het Esperanto een kunstmatige taal is die geen historische wortels heeft, en door relatief veel ‘anti-imperialisten’ wordt gesproken, kan hij hoogstens concluderen dat niet alleen de tekst op zich, maar ook de installatie in haar geheel uit nevenschikkingen bestaat; gescheiden lagen die door zijn tastende, zoekende en vragende blik tot een geheel worden gesmeed.
Alternatieve geschiedenis
De precaire scheidslijn tussen de legitimatie van het eigen handelen en de maatschappelijke gevolgen ervan, of het verbijsterende gebrek aan ethisch besef en moreel belang, het zijn kwesties die Van de Voort regelmatig bezighouden, eveneens in het werk dat ze in het kader van de kunstmanifestatie Shelter 07 maakte in Harderwijk. Hoewel ze gevraagd was te reageren op het historische centrum van de stad, raakte ze gefascineerd door de nabijgelegen nieuwbouwwijk. De wijk staat voor Van der Voort model voor de maakbare samenleving en draagt een zekere hypocrisie in zich. Je weet niet wat er schuilgaat achter de ondoordringbare façade van het anonieme, betaalbare rijtjeshuis; een schone schijn die hoog wordt gehouden en onderstreept door de uniformiteit van de woningen in de wijk, van de wijken in de stad en van dergelijke provinciesteden in Nederland. In zo’n wijk en huis in Harderwijk woonde de activist en moordenaar van Pim Fortuyn Volkert van der G. Mieke van de Voort richtte een leegstaand rijtjeshuis in als volière. Tussen de fladderende en fluitende, maar gevangen vogels lagen stapels calvinistische literatuur. Door middel van de naargeestige en herkenbare, maar in feite neutrale ruimte werd een beroep gedaan op het inlevingsvermogen van de bezoekers: ‘stel je voor dat een van de gevaarlijkste criminelen van Nederland jouw buurman is’.
In de installaties van Van de Voort wordt de geschiedenis ontkracht zonder haar te ondermijnen. Onderbelichte perioden worden geactualiseerd, historisch belangrijke fases worden genuanceerd, personages worden vanuit een ánder standpunt bekeken. Hoofdrolspelers binnen de geschiedenis worden van hun masker beroofd of ontmythologiseerd, daden worden geduid in het licht van het persoonlijke handelen. Een waardeoordeel ontbreekt. In die zin eigent Van de Voort zich het onderwerp niet toe. En, nee, zelf is ze geen activist, benadrukt ze desgevraagd. ‘Noch een moralist of een maatschappijcriticus. Kunst is voor mij niet bedoeld om politieke boodschappen uit te dragen. Het persoonlijke overstijgt het politieke in mijn werk.’
‘Wanneer ik een project start’, licht Van de Voort haar werkwijze toe, ‘dan zet ik meerdere sporen uit. Sommige van die deelonderzoeken sneuvelen gedurende het werkproces, andere komen bij elkaar.’ Haar fascinatie voor het Esperanto was zo’n uitgezet spoor – Van de Voort studeerde de taal enige tijd. Het breed opgezette onderzoek-zonder-doel, de open werkwijze en de vragende houding die ze hierin aanneemt, zijn de basiselementen die terugkeren in het nog jonge oeuvre van Van de Voort. Het is een werkproces waarbij ze meerdere deskundigen of zelfs het publiek betrekt bij het onzekere, efemere eindresultaat.
Zoals gebleken is in De revolutie die niet doorging en in het recente Kial vi ne skribas min plu?, ondervraagt Van de Voort veelvuldig de methodiek van een onderzoek en de wijze waarop erover gerapporteerd wordt. Dit kwam duidelijk naar voren in het CO-OPs-project uit 2007, waarin wetenschappers en kunstenaars werden uitgenodigd gezamenlijk onderzoek te doen om mogelijk ‘nieuwe’ methodologieën te exploreren. De resultaten van het onderzoek dat Van de Voort samen met viroloog Ab Osterhaus uitvoerde, zijn gepresenteerd in een publicatie, een ‘work in progress’, alsmede in een tentoonstelling in het Leidse Scheltemacomplex.
Deze publicatie, getiteld Een leprozenvertoog, die de kunstenaar schreef voor het CO-OPs-boek, is een fragmentarisch artikel, een verzameling aforismen, een assemblage van zelf geschreven stukken en geschiedkundige, literaire, kunsthistorische en filosofische stellingen over de interpretatie en verbeelding van besmettelijke ziekten in de geschiedenis en de maatschappelijke consequenties van een dreigend, groot gevaar. Het boek verwijst naar de manier waarop de heilige Sebastiaan, de pestmartelaar, wordt afgebeeld (‘Op etsen en schilderijen varieert het aantal pijlen van nul tot veertien en meer’). Er wordt ook gerefereerd aan Michel Foucaults boek Discipline and Punish (1975), naar de ‘Logica van orde en analyse’ ten tijde van crisis: de disciplinerende projecten en strenge maatregelen die het gevolg waren van een uitbraak van de pest. Van de Voort plaatste in de CO-OPs-publicatie handgeschreven passages uit Foucaults boek naast schema’s waarin ze de hiërarchische structuur van CO-OPs zelf probeert te ontwarren. Ze geeft toe dat ze wantrouwend is ten opzichte van de wereld waarin ze zich begeeft. Het schrijven van de tekst ziet ze als een vorm van transformatie van de feiten die ze verzamelt. De lezer, op zijn beurt, ‘wandelt’ door Een leprozenvertoog, zoals Walter Benjamin ‘flaneerde’ onder de Parijse arcaden: met een gelijkmatige interesse in alle spullen die er zijn uitgestald.
Gemeenschapsspel
Het werk Generale staten, een verwijzing naar de Nederlandse Staten-Generaal, is een bijeenkomst, een performance in de vorm van een spel dat deze winter bij Casco zal worden gespeeld. Het imaginaire stadje Orania vormt het decor van Generale staten. Met strepen en lijnen op de grond, worden de grenzen en muren ervan, schetsmatig gesuggereerd. Orania wordt, net als de stad ‘Oran’ in Albert Camus’ roman La Peste (1947), getroffen door een besmettelijke ziekte. De deelnemers krijgen bepaalde symptomen (ze slepen met een been of rollen met de ogen). Van de Voort, die niet alleen geïnteresseerd is in de fysieke gevolgen, maar vooral in de sociale consequenties van de epidemie, geeft de spelers spelregels volgens welke ze kunnen handelen. Ze hebben de vrijheid hun strategie zelf te bepalen. Als gemeenschap kunnen ze besluiten de zieken te isoleren, of om de hulp van een dokter in te roepen. Al snel krijgen de emoties de overhand. In dit spel verbazen spelers zich over hun eigen reactie, vertelt Van der Voort. Zodra ze zich inleven in een extreem, ‘ander’ perspectief, hebben ze zichzelf minder goed in de hand.
Voor haar betekent de dynamische vorm van het spel een manier om de controle over haar werk en ‘het eindproduct’ te verliezen. Iedere uitkomst is anders. Het maakt het geheel tot een surrealistisch proces dat ervan uitgaat dat uit angsten onverwachte gedragingen ontstaan. Het spel is voor Van der Voort niet zozeer bedoeld om een latent extreem, ongeoorloofd handelen te bezweren, als wel om een metamorfose mogelijk te maken, door middel van een nieuwe, van alternatieve regels voorziene, of ‘fictieve’ werkelijkheid. Het fictieve verhaal of de ‘andere’, parallelle wereld ondervragen indirect de bestaande structuren en wereldse wetten. Met enige afstand kan, door middel van een ‘mime’ van het leven, op sociale vraagstukken, maar ook op machtskwesties worden gereflecteerd.
De schematische setting van Generale staten herinnert aan de film Dogville (2003) van Lars von Trier. ‘Personages’ worden door het decor-als-decor deels ontmaskerd en zijn vervolgens akelig zichtbaar, kwetsbaar en bloot. De vage scheidslijn tussen hier en daar, publieke en private ruimte is instrument en onderwerp van onderzoek en leidt tot schijnbaar complexe, maar alleszins herkenbare, verfrissende vormen van studie en werken. Wat eens te meer duidelijk maakt hoezeer de projecten van Mieke van de Voort niet zozeer gelaagd zijn, een karakterisering die een hiërarchie vooronderstelt, maar gefaseerd. Er is sprake van een nevenschikking van verschillende fasen, van gemonteerde fragmenten, die zich soms in tijd nog ontwikkelen. Ze onthullen dat een ‘naakte expositie’ van gegevens en feiten altijd specifiek en gekozen blijft, een standpunt dat in het geval van Mieke van de Voort tevens leidt tot een onverwacht rijke poëzie.
Naar aanleiding van het project Generale Staten heeft Mieke van de Voort van 10 december 2008 t/m 25 januari 2009 een solotentoonstelling bij Casco, Office for Art, Design and Theory in Utrecht.
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus