De kraker – Jeffrey Babcock
Jeffrey Babcock is een eigenheimer in het Amsterdamse culturele veld, beroemd van underground filmvertoningen. Hij was dit jaar de verrassende winnaar van de Amsterdamprijs, tot zijn eigen spijt.
Zoals Wikipedia zou zeggen: ‘Cet article concerne un événement récent ou en cours.’ (Normaal gesproken weet mijn zoekmachine dat ik een in Nederland gevestigde spreker van het Engelse ben, maar doordat ik dit schrijf vanuit Parijs, zijn al mijn zoekresultaten ineens in het Frans). Dus hoewel ik deze disclaimer heb gegeven, veronderstel ik dat iemand die wordt omschreven als de ‘vertegenwoordiger’ van 2018, dat als een dubieuze eer zou beschouwen. Het was echt een vreselijk jaar.
‘Er staat: “Scraps for the Dogs.”’ Een aantal weken geleden stond ik in de Rabozaal van de Stadsschouwburg voor de jaarlijkse Amsterdamprijs voor de Kunst van het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK). De drie awards gaan gepaard met een fors honorarium. Het podium was ingericht met modulair meubilair, bevolkt door de genomineerden en hun gasten. Ik liep erlangs om naar de andere kant van het auditorium te gaan. Onderweg zag ik Jeffrey, wiens underground filmvertoningen ik regelmatig bijwoon en die genomineerd is voor de prijs van Beste Prestatie. Er was een meer dan levensgrote foto van hem aan de achterkant van het podium te zien waarop hij iets dat lijkt op een houten stok en een zeis vasthoudt. Ik zie Jeffrey bijna nooit buiten zijn filmvertoningen, die plaatsvinden in kraakpanden, onafhankelijke bioscopen, zelfgeorganiseerde ruimtes en af en toe in een galerieruimte of een cultureel instituut. Deze avond droeg hij een jasje en een broek met grote vierkante lappen erop gestikt. Ik vroeg hem wat erop staat.
Hij is voor mij altijd gewoon Jeffrey geweest; ik kende zijn achternaam niet eens, totdat ik hem vroeg als stem mee te werken aan één van mijn audiowerken. Ik kende de stem van Jeffrey vrij goed, want voor elke vertoning geeft hij een pittige introductie die begint met een keelgeluid en een dreunende ‘Hallo!’. Hij sluit zijn ogen achter zijn smalle leesbril tijdens elke half geïmproviseerde lezing over de film, zijn regisseur en de politiek van dat moment. Jeffrey wijst in elke lezing naar de krachten die creativiteit verstikken: de bedrijfscultuur (met name in Hollywood), gentrificatie (met name in Amsterdam) en, breder gezien, het fascistische gedrag dat ‘de tirannieke bitterheid van ons dagelijks leven’ vormt, zoals Michel Foucault het benoemde.
Wanneer ik na één van zijn filmvertoningen buiten met Jeffrey praat, vraag ik hem hoe hij denkt over zijn nominatie door het AfK. Hij is eerlijk gezegd niet blij: het geld doet hem niks. Sommige mensen trekken zich niets aan van 35 duizend euro, maar ook zij zullen verlangen naar de legitimiteit die met de toekenning van zo’n prijs gepaard gaat en de manier waarop het de serieuze kunstenaar van de amateur onderscheidt. Het is niet alleen dat Jeffrey niet veel interesse heeft in het verdienen van geld, afgezien van wat hij nodig heeft om te leven en gezond te blijven, het is dat uit geld eenvoudigweg voor hem geen waarderende kracht spreekt. Zijn bioscopen ontlenen hun waarde aan een geheel andere bron.
De enige aantrekkingskracht die van de prijs uitging voor Jeffrey was dat hij het platform kon gebruiken om te bespreken hoe Amsterdam is verkocht aan ontwikkelaars, hoe kunstenaars (of wie dan ook) de keuze hebben om zich of neer te leggen bij de eenzijdige taak om geld te verdienen of anders worden weggeduwd naar de rand van de stad. Natuurlijk, als mensen al worstelen om simpelweg hun huur te kunnen betalen, hoe zit het dan met de ruimtes waar Jeffrey zijn films vertoont? Waar de filmvertoningen goedkoop of zelf gratis zijn? Jeffrey haalde al deze punten aan in een interview met een krant als onderdeel van zijn nominatie, maar het gepubliceerde artikel werd teruggebracht tot iets dat volledig in het teken stond van zelfpromotie, alsof hij simpelweg een filmclub runt. De scheiding van esthetiek en sociale werkelijkheid is niets nieuws, maar het is nog steeds verrassend wanneer het zo botweg wordt afgedwongen.
Ik hoop dat Jeffrey in de kraakpanden en onafhankelijke bioscopen kan blijven en ik hoop dat hij in de periferie van kunstcentra actief blijft. Wanneer dingen worden opgenomen in de kunstwereld betekent dat meestal dat ze verouderd zijn geworden in de echte wereld. Dit is een manier om de opkomst van sociale kunstpraktijken te lezen, zoals Chris Kraus doet in haar essay ‘Kelly Lake Store’: ‘Deze activiteiten zijn zo gedegradeerd en verwaarloosbaar binnen de cultuur dat de enige kans voor hen om zich te manifesteren binnen de hedendaagse kunstwereld ligt, met zijn gecodeerd, maar toch oneindig kneedbare discours.’ Deze activiteiten worden omgevormd tot uitvoerbare versies van zichzelf. Door ze ‘artistieke praktijk’ te noemen, worden deze activiteiten klaargemaakt voor herinvestering, zoals een slechte hypotheek die opnieuw is verpakt als een asset-backed beveiliging.
In een artikel over de kunstenaar Paul Thek schreef Antek Walczak: ‘Thek ging kraken in de kunstwereld toen er in de wereld buiten de kunst ook nog te kraken viel. Het is tegenwoordig niet meer mogelijk om op dezelfde manier te kraken.’ Terwijl de wereld krimpt en uitzet, vormt de kunstwereld een wankel onderdak. Walczaks punt is dat het kraken in de kunstwereld grotendeels semiotisch van aard is; een armoedig chique onverschilligheid wat betreft geld (die mensen die niks om 35 duizend euro geven). Maar echte armoede betekent niks, behalve een bedreiging. Jeffrey kraakt niet in de kunstwereld; hij probeert te kraken in de echte wereld, zodat er nog een plek overblijft waar de kunstwereld kan kraken. Blijkbaar kun je een galerie niet kraken als de galerie haar huur niet kan betalen.
Terug naar de Amsterdamprijs: Jeffrey stond op het podium met de andere genomineerden en de gastheer van de avond. Hij besprak hoe hij door het krantenartikel verkeerd werd voorgesteld, hoe zijn boodschap verloren is gegaan. De interviewer gaf hem vervolgens veertig seconden om zijn zegje te doen en leek oprecht verbaasd toen hij het klusje in vijftien seconden klaarde. Het verbaasde mij niks; ik heb hem zijn boodschap tijdens zijn verschillende filmvertoningen op honderd verschillende manieren horen zeggen. Zijn toespraken zijn als de favoriete passages uit een roman; die lees je steeds opnieuw. Wat me wel verbaasde, was dat hij de prijs daadwerkelijk won. Gevraagd naar hoe hij zich voelde, met de prijs in de hand, bleef zijn antwoord consistent: hij voelt zich ambivalent. L’esprit de 2018.
Becket Flannery
is beeldend kunstenaar, Amsterdam
Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen
Becket Flannery
is beeldend kunstenaar, Amsterdam