De logica van overdaad
De logica van overdaad
De obsessieve schilderijen van Anj Smith
Op de tentoonstelling Don Quijote in Witte de With was onlangs het werk te zien van de jonge, Londense schilder Anj Smith (1979). Een aantal kleine doekjes met minutieus geschilderde taferelen waarin zich een fantastische, vreemde en verleidelijke wereld ontvouwt. Schijnbaar moeiteloos verwerkt Smith tijdloze thema’s als het sublieme en de dood tot doorwrochte voorstellingen, die opvallen door hun virtuoze combinatie van traditionele olieverftechnieken en expressionistische details.
Een van de meest opvallende kenmerken van jouw werk is het kleine formaat en je gebruik van traditionele technieken. Je maakt etsen en olieverfschilderijen, bijna als miniaturen, met een heel fijne detaillering. Tegelijkertijd lijkt jouw werk geïnspireerd op de Londense straatcultuur en mode. Zou je als inleiding op je werk iets kunnen vertellen over dit ‘schizofrene’ karakter van je werk?
‘De schilderkunst is een specifieke techniek, maar het is tegelijkertijd natuurlijk ook heel veelzijdig. Schilderkunst gaat niet alleen over autonomie en de representatie van tekens, ze staat ook altijd in relatie tot haar historische erfenis. Ik ben me er voortdurend bewust van dat ik als kunstenaar hier altijd tussen aan het laveren ben, daarom is er in mijn werk sprake van een mix van “stijlen en technieken”. Ik wil de toeschouwer graag op een intieme manier bij het werk betrekken, vandaar het kleine formaat en de extreme detaillering in bepaalde stukken. De meer ruwe stukken en pasteuze, dikke plakken verf, die ook in de schilderijen zitten, gebruik ik als tegenhanger, om een bepaald conservatisme dat het zou kunnen uitstralen, te ontzenuwen. Er kunnen bijvoorbeeld bepaalde stukken in een gedeelte van een schilderij zitten die superminutieus geschilderd zijn en verwijzen naar mijn ideeën over bepaalde, sociale obsessies, of wat dan ook, of die een hiërarchische gelaagdheid van aandacht aangeven binnen het schilderij als geheel.’
Over wat voor soort sociale obsessies heb je het hier? Kun je daar een voorbeeld van geven?
‘Een voorbeeld van een sociale ontwikkeling die me fascineert is de ongebreidelde hang naar het nieuwe en het mooie, dat diepgeworteld zit in ons sociaal bewustzijn. Deze parasitaire aandacht voor oppervlakkigheden en status frustreert me mateloos, toch houdt het me ook erg bezig en vind ik het verleidelijk. Dit spanningsveld en de intensiteit daarvan, intrigeert me in het bijzonder.’
De kunstcriticus Franscesco Mancorda schreef dat de twee belangrijkste aspecten van jouw werk natuur en mode zijn en de wijze waarop je die met elkaar verbindt.
‘Ja, dat klopt. Ik moet er wel bij zeggen dat ik vind dat mijn werk ook meer gefragmenteerde ideeën ontwikkelt, dan alleen de deconstructie van natuur en mode, of de relatie ertussen. Ik denk dat het ook heel belangrijk is dat het werk een bepaalde ongrijpbaarheid behoudt, zodat de toeschouwer het niet in een hokje kan plaatsen en zich dus meer verlaat op de eigen persoonlijke reactie. Het gaat daarnaast ook net zozeer over het schilderproces, mijn controle over het medium en autonomie.’
Je beeldt in je schilderijen vaak weelderige, vrouwelijke figuren af tegen een pittoreske, landschappelijke achtergrond. Ook je stillevens, waarin opgezette dieren, stoffen en stukken rots figureren, hebben een naturalistische uitstraling. Hoe kies jij de motieven en personages voor je schilderijen uit?
‘Er is in ieder geval geen sprake van een lineair verhaal, of een verhaal überhaupt. Ik ben geïnteresseerd in datgene dat zou kunnen functioneren als een hedendaagse, lo-fi vertaling van traditionele ideeën over het sublieme (of juist niet). Het idee van de oneindigheid van de natuur vind ik interessant. Dat hangt samen met mijn voorliefde voor mode, met het bovennatuurlijke van een “look” op de pagina’s van Vogue, in feite de sociale projectie van een geïdealiseerde perfectie. Het heeft ook te maken met “het andere” als een exotisch beeld van jezelf, ten opzichte van traditionele opvattingen over het zelf. Ik zet dat weer af tegen het bovennatuurlijke karakter van het landschap. Wat me aan mode boeit is de logica van de overdaad, de afwijzing van het praktische gebruik van kleding en de wijze waarop het bedoeld is om het lichaam te perfectioneren. Deze ideeën zijn universeel, denk ik, of je het nu over lokale straatcultuur hebt of haute couturecollecties.’
De schildertechniek die jij hanteert is nogal bijzonder. Hoewel de achtergrond vaak heel mooi uitgewerkt is, geven op de voorgrond dikke klodders olieverf een bepaalde soort materialiteit aan bijvoorbeeld de kleding van de meisjes die je afbeeldt of bosschages. Je hebt bijna een microscopische aandacht voor details en ik heb begrepen dat je uren aangesloten aan een schilderij bezig bent. Een gevolg van die precisie is dat hoe klein de schilderijen ook zijn, de toeschouwer echt tijd nodig heeft om het werk stukje bij beetje te ontdekken. Hoe heb je die techniek ontwikkeld en hoe belangrijk is het bijna obsessieve karakter ervan voor jou?
‘De beslissingen die ik neem over detaillering, iets juist heel schraal houden of heel pasteus maken hangen samen met waar ik me op dat moment mee bezighoud in het schilderij. Voor elk afzonderlijk gedeelte binnen het schilderij probeer ik na te denken over de schildertaal die ik wil gebruiken om het best de specificiteit ervan uit te drukken. In de praktijk is het natuurlijk onmogelijk om zo dictatoriaal te werk te gaan, het medium heeft ook zijn eigen kenmerken. Elk schilderij biedt nieuwe verrassingen. Ik werk inderdaad uren achtereen in mijn studio, maar dat heeft ook te maken met de intensiteit van bepaalde stukken die ik uit wil werken. Ik heb ooit ergens gelezen dat de gemiddelde tijd die een toeschouwer aan een schilderij besteedt minder is dan drie seconden. Ik hoop toeschouwer te verleiden tot meer aandacht, door verschillende gelaagdheden in de voorstelling. De mensen die langer kijken naar een schilderij worden beloond, omdat ze dingen zien die bij een eerste indruk onzichtbaar bleven. Het obsessieve karakter van mijn werk klopt wel, maar dan vooral in inhoudelijke zin. De schilderijen zien er zo uit omdat ik het belangrijk vind dat de esthetische kwaliteit op gelijke hoogte staat met de conceptuele uitgangspunten van elk werk.’
Als ik zou proberen om mijn vinger te leggen op de meest essentiële kenmerken van jouw fantastische wereld, en ik zou zo diep mogelijk duiken in de achtergrond ervan, waar moet ik dan beginnen met zoeken? Iemand schreef dat je werd geboren binnen een strenge, religieuze sekte. En je zei ooit zelf: ‘Ik leef nu in een seculiere, hedendaagse kunstwereld, maar ik zie veel parallellen tussen de mode en religieuze sekten.’
‘Ik vind het moeilijk om te praten over de omgeving waarin ik ben opgegroeid, vooral ook omdat ik in het verleden vaak verkeerd geciteerd ben. Ik ben er wel zeker van dat de pathologische bedreiging die in sommige gevallen uit mijn werk spreekt, hier vandaan komt en misschien komt mijn interesse in een bepaalde extreme vormen van logica en sociale waardesystemen daar ook wel vandaan. Ik zie het in ieder geval zelf als een rijke bron van informatie, die ik zo nu en dan, bij periodes, raadpleeg. Er verder zíjn er heel veel overeenkomsten tussen mode en sekten. Ik denk dat ik het toen had over het compromisloze fanatisme, de zelfontkenning en extreme gedachten over het ontsnappen aan de alledaagse wereld. Maar het had ook kunnen gaan over visionaire denkers, progressieve, sociale reorganisatie en de viering van het leven.’
Vind je inspiratie, of voel je een verwantschap met de historische stromingen in de kunst, het symbolisme bijvoorbeeld, of naturalistische tendensen in de kunst waarnaar je werk lijkt te verwijzen?
‘Ik ben me voortdurend bewust van de kunstgeschiedenis in algemene zin. Ik heb behoefte om verbanden te leggen tussen deze geschiedenis en te reflecteren op de hedendaagse context van het maken van kunst. Ik kan niet zeggen dat ik een speciale band heb met het symbolisme, maar ik hou wel van Gustave Moreaus schilderij Hercules en de Hydra van Lerna. Al die fallische, slangachtige monsterlijkheden, verbazingwekkend. Toen ik recentelijk in Nederland was ben ik gaan kijken naar de Nederlandse, zeventiende-eeuwse stillevens. Ik ben gek op de manier waarop de banale werkelijkheid van een stilleven met etenswaren wordt getranscendeerd door iets exclusiefs aan de tafel van spullen toe te voegen, bijvoorbeeld de obsessief gedetailleerde kom uit de ming dynastie van Willem Kalf, gevuld met rottend fruit.’
Bij de symbolisten stond het vrouwelijke karakter symbool voor seksualiteit en sensualiteit. Ze stond symbool voor het spanningsveld tussen de twee belangrijkste thema’s van het leven: de dood en erotiek. Welke rol spelen jouw vrouwelijke figuren?
‘Ik vind zulke reacties op mijn werk ongelooflijk interessant en ik denk dat het belangrijk is dat het werk open genoeg is om ze toen te staan. Maar in tegenstelling tot de symbolisten probeer ik op geen enkele manier om een absolute waarheid te verkondigen of zo strikt te zijn over de rol van mijn vrouwelijke personages.’
De belangrijkste kwaliteit van je werk is het hybride karakter, het mengen van stijlen en technieken, zoals je zelf al aangaf. Er is geen sprake van een verhalend karakter of een symbolische betekenis achter je motieven en personages, zeg je. Kun je dan stellen dat jouw werk decoratief en illustratief is in de beste en meest brede zin van het woord, omdat dít jouw persoonlijke en hedendaagse kijk op de wereld het best reflecteert?
‘Ik heb er geen probleem mee als mijn werk wordt beschreven als decoratief op sommige plekken, maar ik ben me er wel bewust van dat er sprake is van een soort gedateerd intellectueel snobisme dat “decoratief” automatisch verbindt met “niet kritisch”, wat niet het geval is, vind ik. Decoratie kan een goed visueel middel zijn om ideeën over overdaad, of een pornografische aandacht voor details uit te drukken, of het plezier in het spelen met de zinnelijkheid van schilderkunst. Toch moet ik zeggen dat ik mijn werk niet als decoratief beschouw, in wat voor opzicht dan ook. Dat lijkt te verwijzen naar een soort platheid, en doet ook meteen een gesprek stokken, weerhoud je van een dialoog met het werk. Het houdt ook geen rekening met de autonomie van het medium en de wijze waarop dat een eigen leven leidt. Ik denk dat de dingen niet op zo’n zwart-wit manier voor te stellen zijn en wil juist graag dat mijn werk op een fundamentele manier iets uitdraagt dat een eenzijdig, letterlijk niveau ontstijgt.’
In een recent werk als Ultra-Ology (2006) hanteer je niet meer je karakteristieke vrouwenportretten als thema. Hier worden dieren het hoofdonderwerp van een schilderij dat het midden houdt tussen een landschapsschilderij en een stilleven. Ik werd nogal gefascineerd door dit werk. Kun je er iets meer over vertellen?
‘Nou, een groot deel van mijn werk houdt zich bezig met ideeën over de dood, misschien gedeeltelijk wel vanwege sociale taboes die op een echte discussie over dit onderwerp rusten. Baudelaire zei dat het onderwerp ons doet lachen op een “benepen en obscene manier”. Onze cultuur heeft ons aangeleerd om de realiteit van onze dagelijkse verval te ontkennen, in plaats daarvan consumeren we het beeld van “anti-aging” en de niets onziende viering van de cultus van de jeugd. Ik was aan het nadenken over deze dingen, meer in abstracte zin, terwijl ik Ultra-Ology maakte. Dieren kwamen al eerder voor in mijn schilderijen met personages, en omdat ik in die tijd net wat tentoonstellingen had bezocht van opgezette dieren, werd ik enthousiast over het idee om een aantal ervan echt het hoofdonderwerp van het schilderij te laten zijn.’
De wijze waarop je universele thema’s als dood en het sublieme verbindt met mode als idioom en de preoccupatie met schoonheid en jeugd, et cetera, vind ik wel intrigerend. Dood of vergankelijkheid lijkt nogal een gedateerd thema te zijn, terwijl ontzettend veel hedendaagse kunstenaars er op de een of andere manier mee bezig zijn. Maar dat maakt me alleen nog maar nieuwsgieriger naar de wijze waarop jij dit thema visualiseert en hoe het zich verhoudt tot je stillevens en andere motieven die je gebruikt.
‘De dood is inderdaad helemaal geen ouderwets thema, al was het alleen maar omdat het maken van een werk (op zichzelf) onvermijdelijk te maken heeft met existentiële vragen over de reflectie van bepaalde ervaringen en sociale contexten. Maar meer dan dat kan ik er niet over zeggen. Ik gebruik geen specifieke motieven om een bepaald conceptueel uitgangspunt over de dood te illustreren. Mijn omgang met dit thema is meer intuïtief en wordt op een meer abstracte manier tot uitdrukking gebracht, bijvoorbeeld door op een bepaalde plek iets heel fragiel te maken.’
Beschouw je de titels die je gebruikt voor je werken, die allemaal iets mysterieus hebben, zoals Adamas, New Discontinuity, Mighty Mausolus, Death of Dadahah en New Dawn, als een onderdeel van je werk?
‘Ik denk dat je niet één manier kunt definiëren waarop het werk gelezen moet worden. De titels komen allemaal weer ergens anders vandaan. Een schilderij gaf ik de titel Willadeene, naar de zuster van Dolly Parton, die haar hele leven lang in de bediening werkte en nooit een kans kreeg om te stralen. Ik had haar songteksten net verzameld en dacht toen veel na over de kern van een streven. Andere titels zijn meer complex, ze voegen woorden samen om verschillende taalkundige nuances en referenties te creëren. De titel New Discontinuity is wel weer een rechtstreekse referentie naar Bataille, die schreef dat we alleen geïsoleerde entiteiten zijn, totdat we gezamenlijk ons einde vinden. Meestal kies ik echter titels die verschillende interpretaties mogelijk maken. Net zoals met het werk vind ik het belangrijk de kijker ruimte te bieden voor persoonlijk engagement.’
Anj Smith exposeert van 10 oktober t/m 15 november bij IBID PROJECTS, Londen
Anj Smith exposeert van 10 oktober t/m 15 november bij IBID PROJECTS, Londen
Ingrid Commandeur