metropolis m

De oorlog in Oekraïne is niet de eerste oorlog die Europa sinds de Tweede Wereldoorlog treft. Er was dertig jaar geleden de oorlog in Joegoslavië, waarvan de gevolgen nog overal bespeurbaar zijn. Eliane Esther Bots’ film In Flow of Words gaat over hen die verhalen uit de eerste hand interpreteren en in woorden vatten, maar wiens eigen verhalen niet gehoord werden: de tolken van de Joegoslavie-tribunalen. Tijdens een lange treinreis van Zagreb naar München kijkt Lena van Tijen de film samen met haar moeder, die werkzaam was als onderzoeker voor de aanklager bij de Joegoslavie-tribunalen.

Midden in de wijk Trešnjevka, in het noordwesten van Kroatische hoofdstad Zagreb, steekt een groepje lage huizen met rode dakpannen af tegen de hoge flats. Na de Eerste Wereldoorlog werden hier ontheemden uit de provincie Istrië opgevangen die waren verdreven door de Italiaanse bezetter. Nu biedt het hofje onderdak aan het mensenrechtenhuis Kuća Ljudskih Prava, een koepelorganisatie met meerdere leden. Samen met mijn moeder heb ik hier begin oktober afgesproken met haar vriendin Vesna Teršelič. Zij is de directeur van Documenta, Center for Dealing with the Past, een stichting die zich verdiept in de geschiedenis van Joegoslavië, de oorlogsmisdaden die daar begaan zijn en de gevolgen daarvan.

‘Wat doen jullie hier eigenlijk?’ vraag ik Vesna voordat we naar een terras vertrekken. Haar ogen, die ze normaal toegeknepen houdt, lichten op. ‘Wij houden ons bezig met het ontkrachten van populaire mythes, zoals dat de Serven uitsluitend de agressor waren tijdens de oorlog en de Kroaten alleen het slachtoffer.’ Ze neemt me mee haar kantoor in en wijst naar vijf posters die ingelijst bovenop een boekenkast staan. Vier daarvan zijn foto’s van burgers die een proces tegen de staat aanspanden na de oorlog. Naast ieder portret staat beknopt vermeld waarom zij een aanklacht indienden en hoe lang het schikkingsproces heeft geduurd. Documenta gebruikte de beelden als onderdeel van een bewustwordingscampagne. De laatste van de vier, de enige vrouw, trok zich uit de campagne terug nadat ze druk had ervaren vanuit haar kleine dorpsgemeenschap. Naast de portretten staat een houten plank waarop twee zwart-wit foto’s zijn bevestigd: de een van het Spomenik pobjede naroda Slavonije, een socialistisch monument dat in 1992 werd vernietigd, de andere van de beschieting van Dubrovnik die plaatsvond op 6 december 1991. De laatste foto werd gemaakt door fotograaf Pavo Urban die op dezelfde dag overleed bij het vastleggen van een granaatinslag. Hij was drieëntwintig jaar oud.

We steken de trambaan over en nemen plaats op een terras; mijn moeder en Vesna naast elkaar, ik tegenover hen. ‘Waar hebben jullie elkaar eigenlijk ontmoet?’ vraag ik. ‘Op een anarchistisch congres!’ lacht Vesna. Het congres waar zij het over heeft vond plaats in de jaren tachtig. Vesna was toen klimaatactivist en is later, vanaf de jaren negentig, actief geworden in verschillende vredesbewegingen. Mijn moeder, sociologe van beroep, was destijds eveneens activist en actief in de Joegoslavische Democratische Oppositie. Uiteindelijke belandde ze in 2000 in Den Haag waar ze twaalf en een half jaar werkte als onderzoeker voor de aanklager van het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia (ICTY). Dag in dag uit zocht en beoordeelde ze bewijsmateriaal. Op haar zestigste ging zij met pensioen. Dat is nu bijna tien jaar geleden. Ze vond haar werk belangrijk maar het eiste ook zijn tol. Ze sliep er slecht van en dat doet ze nu eigenlijk nog steeds. De reden dat ik haar naam hier niet noem is dan ook, enerzijds, te herleiden tot de gevoelige aard van haar werk. Anderzijds bekleedde zij, in tegenstelling tot Vesna die geregeld van zich laat horen in de Kroatische media, geen publieke functie. Mede op haar verzoek zal ik haar in deze tekst aanduiden met M.

Kun je mij horen?

M en ik zitten in de nachttrein terug van Zagreb naar München. Samen kijken we op mijn laptop naar In Flow of Words, de documentaire waarmee regisseur Eliane Esther Bots afgelopen september een Gouden Kalf heeft gewonnen voor beste korte documentaire. In de film komen Besmir Fidahić, Nenad ‘Pops’ Popović en Alma Imamović-Ivanov aan het woord. Alledrie werkten ze jarenlang als tolk bij het Joegoslavië Tribunaal. M kent ze persoonlijk, zij het niet heel goed. De documentaire opent met een blauwdruk van één van de rechtszalen van het Tribunaal. Te zien is waar de rechters zaten, de getuigen, de aanklager, de beklaagde en het publiek. Helemaal achterin, aan weerszijden van de zaal, bevonden zich de kleine geblindeerde ruimtes van de tolken. Een voice-over vraagt op monotone toon: ‘Can you hear me?’ De stem behoort toe aan Popović, ook wel bekend als Pops.

In een volgend shot zijn de handen van een vrouw te zien die voorwerpen uit een tas halen en ze op een hotelbed leggen. Een flesje water, een klein bloemenvaasje, twee pennen, twee schriften en twee plastic poppetjes maken deuken in de witte sprei. Even later vertelt Imamović-Ivanov wat de meer raadselachtige voorwerpen voor haar betekenen. Eén van de twee poppetjes, een superheld, ziet zij als de advocaat; de ander, een plastic gems, een soort geit die veel op de Balkan voorkomt, als de weerloze getuigen. Het vaasje lijkt het meeste op haarzelf, de tolk. ‘The only purpose of a vase is to hold a flower. And our sole purpose is to provide interpretation.’ vertelt ze. In haar stem is geen emotie te ontdekken. Fidahić komt voor het eerst in beeld terwijl hij uit het raam kijkt van een hoog gebouw. Op de ruit zijn blauwe papierknipsels geplakt die een plattegrond vormen van een kamer. Tussen de knipsels door is een stad te zien. Fidahić draagt een wit T-shirt en heeft oortjes in. Met zijn rechterhand knijpt hij in zijn linkerschouder. Te horen is de getuigenis van een vrouw die haar zoons verloren is tijdens de genocide in Srebrenica. Fidahić vertaalt wat ze zegt naar het Engels. Terwijl haar stem breekt, blijft de zijne kalm en afgevlakt.

Tijdens het kijken vlecht M haar vingers samen en draait rondjes met haar duimen, iets dat ze normaal alleen doet wanneer ze piekert. Pops, Imamović-Ivanov en Fidahić vertellen over de keren dat het tolken hen te veel werd, toen dat wat zij moesten vertalen te dichtbij kwam, te persoonlijk werd. De merendeel van M’s collega’s kwam net als zij en de drie tolken uit voormalig Joegoslavië. M’s team bestond uit Serviërs, Kroaten, Bosniërs en Bosniakken (Bosnische moslims). Afkomst was geen gespreksonderwerp, niet omdat het gevoelig lag maar omdat het er niet toe deed. Middenin de grote kantoorruimte waar zij samen zaten hing zelfs een geprinte foto van Tito. Het team leek net een klein Joegoslavië. Daarom was het soms des te pijnlijker om het uit elkaar vallen van dat land steeds weer te moeten herbeleven. Dit spanningsveld, tussen de eigen identiteit en het beroep dat je uitoefent, wordt door Bots op verschillende manieren uitgelegd zonder dat ze het ooit als dusdanig benoemt. Door de tolken te laten praten over hun eigen trauma’s met hun ‘werkstem’ creëert ze afstand tussen hen en hun eigen ervaring. Maar door ze die ervaring vervolgens op verschillende manieren te laten recreëren en ze hun eigen werk en elkaars verhalen te laten beluisteren, worden er gevoelens uitgedrukt die niet in woorden te vatten zijn.

Wanneer M en ik het licht in onze slaapcoupé hebben uitgedaan begint ze te praten. Zij ligt onder, ik lig boven. Ze vertelt me over hoe ze tijdens het bekijken van een video stuitte op beelden van drie gewapende mannen die een vierde man de bosjes uit trekken. Voor het eerst zag ze doodsangst in iemands ogen: ‘De beste acteur ter wereld had dat niet kunnen spelen. Wanneer je zoiets ziet is het alsof je het ruikt, alsof je het proeft; iets dat normaal op afstand blijft wordt opeens heel concreet.’ M had medelijden met de man, ze voelde zijn angst en ze schaamde zich voor die angst. Als ze erop terugkijkt moet ze altijd denken aan The Third of May 1808 (1814) van Goya. Ze pakt haar telefoon om mij het schilderij te laten zien. Een andere herinnering die bij haar opkomt is aan het documentair materiaal gemaakt door UNPROFOR (United Nations Protection Force) van Medački Djep, een militaire operatie waarbij de Kroatische krijgsmacht de Servische paramilitaire groeperingen die grote delen van de regio Lika in handen hadden uit de weg wilde ruimen. Hierbij werden ook vele Servische burgers verdreven of vermoord en hun huizen vernietigd. Drie dorpen werden volledig van de kaart geveegd. De actie vond plaats in 1993. In dat jaar overleden ook M’s grootouders die in dat gebied woonden. Beiden waren op dat punt bijna honderd. Ze stierven terwijl hun huis beschoten werd, niet van de kogels maar van de angst. ‘Ik zag het bordje waarop hun dorp, Medak, werd aangeven doorzeefd met kogelgaten en besefte plots: dit is echt gebeurd. Mijn herinneringen aan het dorp, rijden in een koets met hooi, de koeien, waren ook aangetast.’
‘Wat deed je na het zien van die beelden?’ vraag ik vanaf het bovenste bed. ‘Ik bleef kijken’, zegt M.

Gevoelswereld

Het belang van In Flow of Words is te vergelijken met het belang van het doen van het werk dat M deed, dat Vesna Teršelič nog altijd doet: het vertellen van verhalen die anders niet gehoord worden. Het verschil tussen de documentaire en het onderzoeken van oorlogsmisdaden is dat Bots meer ruimte laat voor de gevoelswereld van de mensen die dit moeilijke werk verrichten. Op het Tribunaal waren psychologen aanwezig waar werknemers mee konden praten. M heeft hier nooit gebruik van gemaakt, ze voelde er geen behoefte toe. Ze haalde steun uit het contact met haar collega’s. Toch, zo benoemt ze meerdere keren, eist een oorlog haar slachtoffers op in golven. Eerst de mensen die erdoor worden overvallen, dan hun naasten, kennissen, bezittingen en later, bij kleinere rimpelingen, de mensen die hen proberen te helpen. ‘Niemand van ons is ongeschonden gebleven maar de tolken hadden het verreweg het moeilijkst van ons allemaal’, zegt ze. ‘Deze documentaire laat zien wat mensen doormaken die anders onzichtbaar blijven.’ Een van de meest aangrijpende scènes uit de film is wanneer Imamović-Ivanov vertelt dat ze liever niet naar de gevangenis ging om voor de beklaagden te tolken: ‘Protect me!’ zegt ze, in haar stem is voor het eerst een spoor van angst en woede te horen. In de volgende zin creëert ze weer afstand tussen zichzelf en haar herinnering door in de tweede persoon te vervolgen: ‘You feel uncomfortable because you know, had we met fifteen years ago, I would have been the victim for sure.’ De ‘I’ waar Imamović-Ivanov uiteindelijk toch naar terugkeert is ook te zien in de foto waar Urban voor gestorven is en in het schilderij van Goya van de man met zijn borst vooruit, een borst waar meerdere geweren op gericht zijn. Instituties zoals de ICTY en Documenta zijn opgericht om gerechtigheid en afsluiting te bieden aan een grote groep slachtoffers. Kunstenaars zoals Bots kunnen ervoor zorgen dat de individuele ervaring van alle betrokkenen daarbinnen zichtbaar blijft.

Lena van Tijen

is schrijver

Recente artikelen