metropolis m

De ridderlijke schoonmaak
Een gesprek met Patrick van Caeckenbergh

Hij omschrijft zich als een conceptueel kunstenaar, die in zijn huis vooral bezig is met taal en concepten. Én met verzamelen. Zijn werkruimte staat vol met doosjes en kistjes met de vreemdste dingen. In gesprek met Patrick Van Caeckenbergh, naar aanleiding van zijn tentoonstelling in M in Leuven.

Patrick Van Caeckenbergh (1960) ontvangt mij in zijn sigarenkist: een doos van meranti multiplex die werd ingebouwd in zijn huis. Muren, vloer en plafond, een bed, de boekenkasten en de werktafel zijn van hetzelfde materiaal en sluiten ons bijna volledig in, alsof de kunstenaar de chaos van de wereld zo op een afstand kan houden, of, omgekeerd, zijn eigen verbeeldingswereld kan beletten grenzeloos uit te dijen.

Als ik het gesprek op Oliver Sacks breng, wiens werk hem ongetwijfeld zou boeien, verstrakt hij. Als ik vertel dat Oliver Sacks zichzelf als een discipel van Alexander Luria beschouwt, begint hij enthousiast te praten. Luria blijkt deel uit te maken van zijn afgebakende wereld. Een van zijn eerste sculpturen, vertelt Van Caeckenbergh, was een antwoord op het boek van deze neuropsycholoog over de man die alles onthield en daardoor geen normaal leven meer kon leiden.

Patrick Van Caeckenbergh

‘Als die man een menu las in een restaurant, dan proefde en rook hij meteen alle gerechten die hij ooit had gegeten, hij hoorde alle gesprekken die hij in een restaurant had gevoerd en hij zag al die restaurants voor zich: een gigantische, simultane, synesthetische verwarring die hem belette te functioneren. Ik wilde die man bevrijden en maakte een soort hoed voor hem, met honderden schuifjes, zoals men zich het geheugen vroeger voorstelde. In die schuifjes zitten dingen die hij kon gebruiken om te overleven zoals vishaken, kaarsen, bonen en rijst. Beneden vind je ook peper, zout en vaatwasmiddel. Bovenaan prijkte een plumeau om schoon te maken. Zo was de man klaar voor een bedevaart, voor een ridderlijke schoonmaak.’

Hans Theys

Eigenlijk droom je ervan de man te worden die alles tegelijk ziet, zoals in Borges’ verhaal ‘De Aleph’.

Patrick Van Caeckenbergh

‘Ik droom ervan elke ochtend in één synoptische oogopslag alles te kunnen overzien wat ik heb gemaakt in mijn leven. Daarom tracht ik genealogieën te ontwerpen. Dat is moeilijk, want als ik iets nieuws ontdek, moet ik alles herzien.’

Hans Theys

Zou je iets willen vertellen over je vroege jaren als kunstenaar?

Patrick Van Caeckenbergh

‘Ik ben afgestudeerd aan de academie zonder één werk te maken of te tonen. Ik sprak wel over andere dingen, bijvoorbeeld de technische tekeningen van mijn grootvader, die smid was. Ik heb ook eens een lezing gegeven in het oude Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen in Gent. Ik toonde dia’s en vertelde. Ik had een vriend die filosofie studeerde en mij eens had meegenomen naar de universiteit. Daar heb ik ontdekt dat je om het even welke les kon bijwonen. Zo maakte ik kennis met vakken als neurologie en kunstgeschiedenis.
Al die jaren woonde ik in een fabriekspand waarin ik een kleine wooneenheid had gebouwd die de structuur had van twee forse boekenkasten, die verbonden werden door een brede plank die los op de voorlaatste schappen lag en dienst deed als bed. De open ruimtes kon je afsluiten met gordijnen. Kunstenaars hoorden dat en kwamen mij bezoeken. Soms namen ze hun studenten mee. Zo heb ik veel mensen leren kennen. En uiteindelijk ben ik afgestudeerd met deze “living box”, zoals ze die wooneenheid zijn gaan noemen. Zelf zag ik dat niet als een artistiek project, het was gewoon een manier om op een praktische manier te kunnen leven in die grote, kale ruimte. Later zijn de zaken vaak op dezelfde manier verlopen: mensen zien iets en willen het tentoonstellen. Elk jaar in juni kwamen er een paar mensen naar de Gentse kunstscholen om de drie beste studenten uit te kiezen. Die konden tijdens de zomer dan iets tentoonstellen bij De Vereniging, die toen nog gevestigd was in een herenhuis. Zo kwam het dat mijn living box tentoongesteld werd. En zo ben ik ook tot mijn volgende werken gekomen: een huisje op wielen en een sculptuur die een paard voorstelde.
Dat kwam zo: door het tentoonstellen van de living box had ik geen plek meer om te wonen en ben ik voor enkele weken ingetrokken bij mijn ouders. Ik belandde daar als een soort antropoloog, die hen in een nieuw licht aanschouwde. Mijn vader had een bijzondere passie, die erin bestond kleine voorwerpen op te rapen en op te bergen in een stalletje. Een verroeste, kromme spijker werd weer recht geklopt, geschuurd, geolied en opgeborgen in een doosje met als opschrift “Nagels van 0,5 tot 0,8 mm”. Zo waren er honderden doosjes. Hij bewaarde ook plankjes, die verticaal naast elkaar geplaatst werden op schappen. Het vreemde was dat mijn vader nooit iets deed met die voorwerpen. Nooit heb ik hem iets zien maken of herstellen. Toen ik opnieuw bij mijn ouders introk, gebeurde er echter iets uitzonderlijks. Mijn vader was ernstig ziek. Daarom vond mijn moeder dat er telefoon moest komen, voor noodgevallen. Het snoer kwam door een gaatje in de muur naar binnen en reikte ongeveer een meter ver. “Vader,” vroeg ze, “we zouden die telefoon ergens moeten kunnen neerzetten.” Ik keek naar mijn moeder, met die telefoon in haar handen, en ik keek naar mijn vader. Hij ging zitten en keek naar de muur, naar de telefoon en dan weer naar de muur. Tien minuten, een kwartier, een half uur. Dan stond hij op en ging hij naar zijn schatkamer. Toen hij terugkwam, droeg hij een plankje dat precies even groot was als de bodem van de telefoon. Het paste! Hij plaatste het tegen de muur en zei: “Hier moet het komen.” In dat ene moment viel alles samen en leek alles zin te krijgen. Mijn vader was een ‘bricoleur’ in de betekenis die Claude Lévi-Strauss daaraan hecht! Het was een magisch moment! Ineens begreep ik wat ik de wereld moest gaan vertellen. Ineens had ik een boodschap die ik wilde uitdragen. Spoedig daarna stierf mijn vader. En maakte ik dat tweede huisje, een soort van maquette van het cité-huisje van mijn ouders, dat ik op een kar plaatste.’

Hans Theys

De ervaring met het plankje toonde je hoe je kon leven als kunstenaar en toch trouw blijven aan je vader.

Patrick Van Caeckenbergh

‘Ja.’

Hans Theys

Ik vermoed dat je de wereld hebt ontdekt door te bladeren in boeken van Artis-Historia [voor de Nederlandse lezer: boeken over allerlei onderwerpen waarvoor je afbeeldingen kon sparen en inplakken, een vorm van democratische cultuur, die omwille van de suggestie dat je er ook nog geld mee spaarde, terechtkwam in gezinnen die verder geen boeken aankochten].

Patrick Van Caeckenbergh

‘Wij hadden thuis geen boeken, behalve de catalogus van een postorderbedrijf en een Winkler Prins encyclopedie die mijn moeder zich had laten aansmeren door mijn onderwijzer van het eerste leerjaar, die als bijverdienste encyclopedieën verkocht. Omdat we geen plek hadden voor boeken, stonden de acht delen van die encyclopedie tussen mijn speelgoed, naast de stripverhalen. Daardoor, maar ook omdat ik nog niet vlot kon lezen, benaderde ik die encyclopedie als een beeldverhaal. Sommige beelden waren ontzettend fascinerend, bijvoorbeeld een grote paarse afbeelding van een waterdruppel en al het microscopische leven dat zich daarin kon afspelen. Het lijkt wel een abstract schilderij. Wat kon dat toch zijn? vroeg ik me af. Tot ik heel traag las: w a t e r d r u p p e l. Later heb ik dat beeld gebruikt voor de kaft van een van mijn boeken.’

Hans Theys

Je sculpturen starten vaak als maquettes. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat de grote versies door anderen gemaakt worden. Waar worden ze gemaakt?

Patrick Van Caeckenbergh

‘Hier in huis. In de garage of in de woonkamer. We maken dan een beetje plaats. Maar het eigenlijke maken van de sculpturen neemt misschien maar 5% van mijn tijd in beslag. Hier draait alles rond woorden en taal, mijn werk is heel conceptueel. Ik ben niet bezig met materie, wel met denken, schrijven en studeren. Ik probeer kennis te verwerven, zoveel mogelijk kennis te verwerken. Het is een enorm werk. Ik heb ook een heel traag ritme, vergelijkbaar met romanschrijvers. Pamuk, bijvoorbeeld, heeft het over projecten van vijf tot tien jaar. Dat is een ritme dat ik ook aankan, als mens, om de vijf, zes jaar probeer ik iets af te ronden… Het is een heel inert proces, dat creatieve.
Pamuk en Sebald zijn de enige min of meer hedendaagse auteurs die ik lees. Mijn bibliotheek stopt bij Thomas Mann, bij wijze van spreken. Louis Paul Boon heb ik natuurlijk ook gelezen, maar het was te overweldigend, het was als alsof ik de dingen las en herbeleefde tegelijkertijd. Het stond te dicht bij mij. Ik ben van Aalst. Ik kom uit een arbeidersgezin. Mijn literair parcours is heel intuïtief. Ik heb gewoon de schrijvers gevolgd. Ik heb niet veel gelezen, maar de dingen die ik heb gelezen, ken ik heel goed. Flaubert, Valéry, Roussel. Ik ga genealogisch te werk, ik zoek verbanden. Dostojevski, Dante, Cervantes, Montaigne, Pascal, Goethe, Eckerman, Stendhal, Flaubert, Proust, Thomas Mann, Pavese, Canetti, Calvino, Broch, Foucault, Mircea Eliade, Sebald. Het is een solitaire bezigheid, dat lezen en schrijven, maar toch vinden er ontmoetingen plaats, met auteurs en met personages. Mijn bibliotheek is een klankbord. Het lijkt alsof ze zingt, maar eigenlijk is het een sprekend zingen, een recitatief. De boeken spreken met elkaar en dat klinkt als een lied. Maar ik zit echt vast in de klassieke literatuur. Het is een fataal instinct…’

Hans Theys

Heb je deze boom zelf getekend?

Patrick Van Caeckenbergh

‘Ja. De voorbije drie jaar heb ik tweeëndertig bomen getekend, denk ik. Onlangs bleek dat ik deze boom twee keer heb getekend, zonder het te beseffen. Als zo’n werk af is, vertrekt het meestal meteen. Ik zie ze nooit samen. Nu worden de tekeningen verzameld, omdat ze binnenkort getoond worden in Museum M in Leuven. Daardoor hebben ze ontdekt dat ik twee keer dezelfde boom heb getekend.’

Hans Theys

Waarom zou je ze niet samen tonen? Identiek kunnen ze toch niet zijn. De deuren zeker niet. Het zou boeiend kunnen zijn ze samen te zien.

Patrick Van Caeckenbergh

‘Ja, want misschien zijn ze wél identiek! Dat zou straf zijn… Bomen hebben mij altijd gefascineerd, niet alleen op fysiek vlak, ook als stamboom. Bomen zijn als woningen, voor mij, daarom zitten er deuren in. De tekeningen zien er hyperrealistisch uit, maar ze zijn het resultaat van improvisatie. Het is als free jazz: een paar noten liggen vast, de rest wordt geïmproviseerd.’

Hans Theys

Wil je iets vertellen over de ordening van je bibliotheek?

Patrick Van Caeckenbergh

‘Het begint bij de sterren, met kosmogonieën, sprookjes en de ontdekking van de aarde: ik ben dol op verhalen van en over ontdekkingsreizigers. Dan komen de antropologie, de etnologie en de meer biologische kant van de mensen, de dieren en de planten. Dan volgen architectuur, magie, wetenschappen, chemie, alchemie en koken. Ik kook heel graag, elke dag. En onderaan vind je nog een schap met boeken over folklore. Als ik iets doe, probeer ik naar de kern te gaan, dan onderneem ik etymologische dwaaltochten die dagen of weken kunnen duren. Verder zijn er nog encyclopedieën en literaire werken.’

Hans Theys

De laatste kast is gevuld met sigarenkistjes, die op hun kant geplaatst zijn, zoals boeken of de plankjes van je vader.

Patrick Van Caeckenbergh

‘Die kistjes heb ik allemaal gekregen. Toeschouwers denken vaak dat ik werk maak met voorwerpen die afkomstig zijn van rommelmarkten, maar dat is niet zo. Veel dingen worden mij aangereikt door mensen uit het dorp, die mijn passies kennen. Andere voorwerpen koop ik gewoon nieuw. Als ze er uiteindelijk beduimeld uitzien, dan is dat omdat ik er lang aan heb gesleuteld of omdat ze hier al lang rondslingeren. Dit gezegd zijnde, moet ik wel toegeven dat ik erg gesteld ben op verweerde, oude voorwerpen. Ze dragen sporen van erosie, ze hebben iets erotisch.’

Hans Theys

Wat zit er in de kistjes?

Patrick Van Caeckenbergh

[Neemt er een.] ‘In dit kistje zitten blozende kaakjes.’

Hans Theys

Uitgeknipte afbeeldingen van een blos, daarna op de vier hoeken beplakt met bronskleurige barokke hoekjes uit fotoalbums, als vergulde lijst. Mini-schilderijtjes. Vreemd. Ik heb nog nooit zulke blozende kaken gezien. Waar vind je die?

Patrick Van Caeckenbergh

‘In catalogi met foto’s van porseleinen poppen. Die hoekjes zijn het enige wat is overgebleven van fotoalbums die mensen mij hebben geschonken. Ik moet veel wegknippen. Censureren. Ik isoleer de kaakjes van hun omgeving.’

Hans Theys

Hoe ben je tot de blozende kaakjes gekomen?

Patrick Van Caeckenbergh

‘Ik wilde nederigheid in beeld brengen. Nederigheid heeft voor mij iets te maken met schaamte. Je bent beschaamd over wat je doet, maar je tracht trouw aan jezelf te blijven, ook al kan dat leiden tot afkeuring door anderen. Het lijkt hoogmoedig af te wijken van de norm, maar soms moet je nederig genoeg zijn om jezelf te aanvaarden zoals je bent. Als iemand iets niet mag doen, maar op heterdaad wordt betrapt, dan begint hij of zij te blozen. De blos is een leugendetector. Later vond ik bij Darwin een tekst over de uitdrukking van emoties bij mensen en dieren. Dieren blozen niet. Ik heb eens een zelfportret gemaakt dat alle mogelijke gebreken vertoonde: een dikke buik, een bochel, een hazenlip, konijnentanden, flaporen; allerlei deformaties die als lelijk beschouwd worden, maar die door hun samenkomst iets sympathieks opriepen. Daar vormden die blozende kaakjes een onderdeel van.
Mensen als Mendel en Darwin geven mij moed. Wist je dat Gregor Mendel zijn eerste artikel gepubliceerd heeft in een lijfblad van duivenmelkers en dat hij daar blij mee was? En Darwin! Twintig jaar na zijn belangrijkste bevindingen durfde hij er nog niet over spreken met zijn vrouw, die heel gelovig was. Hij schaamde zich voor zijn bevindingen, voor zijn geheime leven. Toen ik dat las, viel alles samen in een mooi moment: zijn eigen schaamte, zijn tekst over de uitdrukking van emoties bij dieren, Mendel, en mijn eigen pogingen trouw te blijven aan mezelf door alles klein te houden. Schroom is belangrijk.
Het heeft ook iets te maken met traagheid. Ik vind dat we trager met de wereld moeten omgaan. Trager en nederiger. Mensen met een trage, nederige en intieme omgang met de wereld hebben vaak een heel grote invloed. Iets kan hier drie of vier jaar liggen, plotseling pak je het vast en komt het spontaan naast iets anders te liggen, waar het bij hoort. Zo gaat het vaak: het werk vloeit voort uit een eenvoudige geste, een kleine beweging, een kleine geur, een kleine tast, een kleine smaak, een alledaagse omgang met het leven, op het ritme van je gezin, niks spectaculairs: een krantenkop, een opmerking van je dochter, een vraag van de buurman. Plotseling vermengen alle zintuigen zich en klikken de dingen ineen.’

Hans Theys is kunstcriticus, Montagne de Miel

Hans Theys is kunstcriticus, Montagne de Miel

Hans Theys

Recente artikelen