De schadegevallen van Ciprian Muresan
Ciprian Muresan vertelt over de lange lijst incidenten in zijn oeuvre. En over de keren dat hij zelf zijn werk voor nieuwe doeleinden inzette, onverhoopt overtollig verklaard. Met wisselend resultaat.
Ik wil met je praten over de achtergrondverhalen van je werk. Over het maken ervan, de echte productie die vaak beslissend is voor de uitkomst van een werk. Dat wat je als toeschouwer nooit gepresenteerd krijgt, maar dat wel aanwezig is in de kunst.
‘Ik moet dan meteen denken aan de keer dat een werk kapot is gegaan tijdens het transport naar een tentoonstelling. Of de keer dat ik een ontwerp maakte voor kerkbanken, die ik klein had gemaakt, op kinderformaat. Ik was steeds bang dat volwassenen erop zouden gaan zitten. Wat ook een keer gebeurd is, in Genève. Er was niet veel schade, maar er zaten wel barsten in. Er is ook het voorval in Berlijn waar ik een wassen figuur toonde, althans de handen en het hoofd waren van was. Het was tijdens de zomer en ze sloten voor een paar weken maar vergaten de airconditioning aan te zetten. Het hoofd was compleet vervormd door de hitte.’
Was het er zo heet dan?
‘Het was wel een uitzonderlijke zomer toen. Er stierf ook iemand in de metro.’
Wat heb je met dat werk gedaan?
‘Ik heb het een beetje klungelig hersteld. Gelukkig was de tentoonstelling nog maar een week open. Later heb ik het werk opnieuw gemaakt. Op een gegeven moment had ik was nodig. Daar heb ik toen dat hoofd voor gebruikt.’
Je hebt gewoon was uit dat werk genomen voor een ander kunstwerk?
‘Ja, een beetje.’
Was het uit een deel van het hoofd dat je gemakkelijk kon reconstrueren?
‘Ach, ik had toch al twee van die hoofden.’
Je hebt dus materiaal gebruikt uit bestaand werk, de nek en de achterkant van het hoofd. Waar had je het voor nodig?
‘Ik heb het gebruikt voor een tekening in brons.’
In brons?
‘Ja, gedurende het proces verwijder je de was en in de lege ruimte komt het brons. Het was een experiment.’
Heb je het tentoongesteld?
‘Nee, dat wil ik nog gaan doen. Ik ben bezig met 27 van dat soort tekeningen. De eerste was een experiment om te zien of het werkt.’
[Met de tekening in handen] Dus ik heb hier eigenlijk een achterhoofd in mijn handen?
‘Ja eigenlijk wel.’
Waar is het hoofd nu?
‘In een doos. [Pakt foto’s] Deze is gesmolten in 2010 en het andere heb ik nog steeds. Ik heb ook foto’s van hoe ik het kapot heb gemaakt. Hier een andere uit de serie. Het is een keer naar een tentoonstelling van Cosmin [Costinas, curator, red.] gestuurd. Het ding was niet goed verpakt met gevolg dat er glas brak en er krassen opkwamen.’
Op de tekening?
‘Ze hebben hem toen gerestaureerd in Hongkong. Ik heb trouwens nog een foto gekregen uit Hongkong. Er is ook een keer een storm geweest, waardoor het water in de galerie langs de muren naar beneden kwam. Al mijn tekeningen kleddernat.’
Echt waar?
‘Het was verzekerd, maar ik heb geen cent ontvangen.’
Je hebt die tekeningen niet gerecycled voor een ander project?
‘Nee, die liggen nog bij de verzekeringsmaatschappij. Ik moet ze hoognodig eens terugvragen. Maar ik heb ze wel opnieuw gemaakt, alle twintig. Ze zijn deel van een installatie van honderdtwintig tekeningen. Zoals bij een animatie; elk frame telde ongeveer twintig frames.’
Ik herinner me een verhaal van je over een video waarop je zoon cola drinkt.
‘Ik wilde die performance eerst zelf doen, in Hi8 in 2005. Maar ik vond hem niet goed genoeg en wilde het idee laten varen. Mijn zoon Vlad had echter iets gezien en kwam erop terug. Hij zei: “Dat wil ik wel doen.” Omdat hij natuurlijk lekker veel cola wilde drinken, wat hij normaal niet mocht. We hebben het in één take erop gezet. Het was leuk om hem erin te betrekken en er alles over te vertellen. Eigenlijk is die hele video het resultaat van ons nauwe contact uit die tijd. Kinderen vragen veel, zoveel goede vragen, vanuit een soort van kinderlogica. Daar komt ook dit project uit voort. We hadden het een keer over tweelingen. Als een van de twee iets te verbergen heeft is het enige dat hen onderscheidt hun naam. We maakten er een soort spelletje van, en bedachten dat we Coca Cola en Pepsi zouden mixen. We moesten er zelf erg om lachen.’
Cool, ja, ik ken dat wel, zo’n gesprek met kinderen. Weten mensen dat het je zoon is?
‘Nee, het staat er niet bij vermeld, maar ik vertel het er wel steeds bij. Grappig is trouwens dat ik een keer in Tate was, een jaar of zes geleden, bij de installatie van een werk samen met mijn zoon, die toen een jaar of elf was. Ze maakten een film over mij en interviewden mijn zoon over dat werk. Ik vond het leuk om te horen hoe hij erover sprak.’
Wat zei hij dan?
‘Hij zei: “Op een dag kwam mijn vader en gingen we naar de winkel. We kochten twee flessen, een Pepsi en een Coca Cola. Laten we er iets mee doen, zei hij. Ik wist niet dat het kunst zou worden.”’
Denk je niet dat hij straks gaat zeggen: ‘Hey pa, je hebt er geld mee verdiend. Nu wil ik een scooter.’
‘O ja, dat kan goed.’
Kon hij het verschil proeven?
‘Ja, hij had een voorkeur voor Coca Cola. Ik weet niet waarom. De video zit vol connotaties, omdat we voor 1989 in Roemenië alleen maar Pepsi hadden. Ik weet niet waarom. Ik denk dat Pepsi een slimme route gevonden had om achter het IJzeren Gordijn te komen, vraag me niet hoe. Maar het was wel alleen in de restaurants aan de kust. Niet bij de kruidenier. Pas na 1989 zagen we voor het eerst Coca Cola.’
Dat is best kort geleden.
‘Er waren toen mensen die de blikjes gingen verzamelen. Ze waren erdoor geobsedeerd. Ik schoot de film eerst met flesjes. Pas daarna realiseerde ik me dat blikjes geschikter waren, vanwege die betekenis. Het is interessant hoe dat werk verband houdt met Roemenië en het voorbije communisme.’
Kun je je herinneren dat je wel eens iets aan een werk veranderd hebt om het te kunnen voegen in een tentoonstelling?
‘Dat lijkt me meer iets voor jou. Ik doe niet veel site specific werk. Er is alleen dat werk met die maquette van een stad. Ik had het eerst in een grote open ruimte gepresenteerd en toen een keer in een meer besloten Berlijnse galerie. Het paste goed bij de desk.’
Ja, dat werk herinner ik me. Een deel was volkomen platgelopen. Als je naar de desk liep moest je eroverheen. Mensen werden gedwongen erop te gaan staan.
‘Het had voor mij te maken met de functionaliteit van het kantoor en de galerie. Interessant was hoe later kinderen in Hongkong er helemaal los op gingen. In Braunschweig liepen ze er daarentegen liever omheen. In Berlijn was het anders. Daar werd doelbewust getrapt op gebouwen. Ik weet bijvoorbeeld dat Dan Perjovschi het gigantische volkspaleis [uit Boekarest] haat, zoals iedereen uit Roemenië. Ik ken een paar bezoekers die moedwillig panden hebben vertrapt. Ze wilden gewoon gebouwen kapotmaken. Ik kom oorspronkelijk niet uit Boekarest en heb er maar tien jaar gewoond. Voor mij had het weer een andere lading. Er waren ook mensen die alleen stapten waar het al plat was. In Braunschweig liep iedereen bijvoorbeeld snel naar de grote boulevard, een paadje dat anderhalve voet breed was. Het was leuk te zien hoe dat werkt.’
Navid Nuur
is beeldend kunstenaar