metropolis m

De schande van de omkering

In de film Episode 1 (2000-2003) zette Renzo Martens de wereld op zijn kop door zichzelf centraal te stellen en niet de slachtoffers van de oorlog in Tsjetsjenië. Het leidde tot veel discussies onder het publiek. Martens geeft repliek.

Geëngageerde kunst, kunst die zich engageert door onderdrukte of volkeren aan wie de eigen identiteit ontzegd is, af te beelden, lijkt zich de situatie van die onderdrukten aan te trekken, terwijl haar voornaamste engagement toch de ontplooiing van het kunstpubliek is. Zelfs als er na verkoop van wat afval enkele tientjes uitgedeeld kunnen worden aan de verzamelaars in de derde wereld, is het de museumbezoeker die verrijkt wordt met zoveel nieuw opgewekt inzicht.

Het is wat in talloze exposities gebeurt: trage video’s van vernederende checkpoints, vredesplannen voor conflictregio’s, naïef-kleinschalige reddingsacties en zielige documentaires etaleren de verworpene in al zijn ellende, de kijker wordt een blik op de wereld gegund en de kunst noemt zich, precies zoals de journalisten die ons onthullende foto’s van afgerukte ledematen voorspiegelen, geëngageerd.

Maar met hoeveel overgave ze ook gemaakt worden, krantenfoto’s en tv-reportages van zielige Irakezen of door genocide opgejaagde Rwandezen zullen dat lijden niet opheffen.

Toch missen ze hun doel niet.

Getuige de vreemdsoortige ondernemingen die ze opzetten, is media-aandacht voor terroristen van cruciaal belang. Maar ook vluchtelingen, regeringstroepen en Artsen zonder Grenzen kunnen niet zonder. Voor camera’s trekken uitgehongerde negers hun T-shirtjes omhoog, voor camera’s worden aanvallen in scène gezet. Camera’s maken het verschil tussen noodhulp of geen noodhulp.

Wij kijken naar die beelden. Behalve dat wij iets betekenen voor zulke ellende, betekent die ellende ook iets voor ons. Oorlog en onderdrukking op tv verschaffen ons rollen en emoties die we (vooralsnog) niet tot onze beschikking hebben maar waar we ons wel toe willen verhouden. Oorlog kijken ontplooit ons.

Zodoende wachtten ook verklaarde pro-oorlog zenders aan de grens van Irak om, na bombardementen op Bagdad, de langverwachte vluchtelingenstroom aan het thuisfront te kunnen tonen. En zodoende wekt het geen verbazing als die oorlog om psychologische motieven gevoerd zou zijn.

Informatie is bij het begrijpen van zulke media-uitingen nauwelijks van belang. Er zijn zoveel conflicten aan de gang dat het als kijker onmogelijk is om over welke dan ook iets zinnigs te zeggen. Objectiviteit is niets meer dan het ook belichten van de tranen van de tegenpartij. Tranen zijn overal, dus betekenen die extra tranen simpelweg nog meer tranen voor het publiek.

Soms hebben ze positieve gevolgen: dan start opgewekte sympathie Een voor Afrika of Live Aid op. Soms hebben ze andere gevolgen, of verschaffen andere situaties het publiek andere types emoties.

Niets mis met zulke foto’s en reportages, al blijft het een beetje cru dat mensen in rampsituaties, die dolgraag gezien willen worden, omdat daar hun overleven van afhangt, vervolgens bekeken worden door mensen die in hen iets van zichzelf willen zien.

Kunst

Het zij de media vergeven dat ze niet boven zichzelf staan. Het is lastig iets te laten zien, als dat slechts te tonen is door het in te schakelen in een economie die een andere werking heeft dan jij, als geëngageerde, met dat tonen voor ogen had.

Maar in kunst is het obsceen. Niet omdat geëngageerde kunst (vredesplannen, reddingsactie’s, documentaires) geen onderdrukten helpt. Dat is jammer voor wie er nu weer in figureert, maar niet voor de kunst. Het is obsceen omdat de suggestie van engagement in deze kunst slechts volgehouden wordt door de eigen werking moedwillig niet te onderzoeken.

Het potentieel van kunst is nu net dat het een vorm van kennisverwerving (of desnoods van politiek of ontwikkelingshulp) is die zijn eigen bewustzijn over de functie die het vervult als hoogste inzet heeft. Juist kunst, getuige Kosuth’s Five Words in Blue Neon kan in wat het toont een bewustzijn omtrent de aard van dat tonen ontwikkelen.

Onderdrukten en conflicten tonen in de veronderstelling dat zulks engagement inhoudt, gaat onder andere voorbij aan het feit dat de kijker ervan naar believen voor de ene of andere partij kan supporteren, terwijl zijn eigen positie slechts schijnbaar onder vuur ligt. Hij kan niet zeggen dat de afgebeelde situatie niet vreselijk is. Maar hij wordt – net als in de media – niet lastig gevallen met het flagrante feit dat hij die beelden consumeert.

Het is precies door enkel naar zichzelf te verwijzen dat kunst een uitweg biedt uit de patstelling. Kunst kan een externe praktijk in zich opnemen, haar positie in die door haar verdubbelde realiteit beschrijven, en die externe praktijk zo ontleden.

Kunst kan, in haar zelfonderzoek, ellende en het kijken naar ellende binnen zichzelf laten afspelen. Ze kan de ellende daarmee onttrekken aan de economie waar ze doorgaans deel van uitmaakt, en haar eigen kijken inzetten in de verklaring ervan.

Het is dat vermogen een extern fenomeen binnen zichzelf te verklaren dat het mogelijk maakt ellende als geheel te beschouwen, het is dat vermogen dat het zinvol maakt kunst te willen maken van ellende en het is dat vermogen dat de bewering dat kunst autistisch zou zijn naar de vuilnisbak verwijst, samen met de plannen, acties en documentaires die dat autisme zouden doorbreken.

Als kunst zich al met politieke en sociale toestanden bezig moet houden, en als ze dat al waarachtig kan, is dat niet omdat ze ellende overtuigender of ellendiger kan tonen, maar doordat ze een strategie ontwikkelt waarmee ze haar eigen positie in het tonen van die ellende recht in de ogen weet te kijken.

Dan wordt die kunst kunst, dan heeft de wereld er iets aan, en vooral: dan pas wordt het ellendig.

Renzo Martens

Plug In, Futura, Praag

van 7 mei tot en met 27 juni 2004

Yugoslav Biennial, Belgrado

van 4 juli tot en met 10 september 2004

Renzo Martens

Recente artikelen