De stedelijke conditie/ The Urban Condition
De camera dwaalt in vogelvlucht over eenvormige huizen, lege straten en onberispelijk nette, glooiende gazonnen. Geen mens te zien. De blinde muren van de huizen ontkennen ieder leven. Jonas Dahlberg toont beelden van invisible cities, middelgrote steden waar niemand, behalve de eigen inwoners, aandacht aan besteedt. Hij heeft de ramen en deuren van de huizen weg geretoucheerd, met als resultaat een soort archetype van de slaapstad. Een imago waar Almere zich met man en macht aan tracht te ontworstelen.
‘Stedelijkheid’ is de toverformule die in Almere wordt ingezet om aan het beeld van een wezenloze, uit een zee van buitenwijken samengestelde stad te ontkomen. Want ‘stedelijk’ is aantrekkelijk, levendig en vooruitstrevend. Recentelijk werd het Stadshart opgeleverd, een sandwich van parkeren, winkelen, uitgaan en wonen. Het maakt deel uit van het masterplan dat OMA/Rem Koolhaas ontwierp voor het centrum van Almere. Verdichten, mengen en ‘de hoogte in’ is daarin het devies.
Op steenworp afstand van het centrum denkt ook Museum De Paviljoens na over stedelijkheid. Maar in De Paviljoens is stedelijkheid niet de toverformule die OMA erin ziet. Anoniem, dwingend en in verval, de stad komt er niet best vanaf op de tentoonstelling De stedelijke conditie. In de film Obstructions (2003) van Lonnie van Brummelen en Siebren de Haan banen voetgangers, fietsers, auto’s en trams zich moeizaam een weg langs stedelijke bouwputten. Voetgangers balanceren over planken en wurmen zich door nauwe, met hekken afgezette doorgangen. Auto’s volgen geïmproviseerde wegaanduidingen. Wanneer de auto’s zijn gepasseerd, is het de beurt aan de fietsers, die vogelvrij hun weg vervolgen. Alleen de tram doorkruist onaangedaan de chaos.
In enkele werken staan Sabine Bitter & Helmut Weber stil bij de keerzijde van de modernistische traditie van grootschalige woningbouw. Le Corbusier, één van de founding fathers van het modernisme, pleitte aan het begin van de vorige eeuw voor huizen als machines. De standaardwoning zou iedereen passen, van arbeider tot intellectueel, en kon overal worden neergezet. Hij kwam tot de conclusie dat het een zaak was van ‘architectuur of revolutie’. Goede woningbouw zou zorgen voor een nieuw maatschappelijk evenwicht. In de video Living Megastructures (2003-2004) onderzoeken Bitter & Weber de geschiedenis van achtendertig woningblokken die in de jaren vijftig in Caracas (Venezuela) werden gebouwd. De woningen waren bedoeld voor mensen uit de sloppenwijken, die hiermee een beter bestaan zouden moeten krijgen. Maar de complexen werden gebouwd ten tijde van de militaire dictatuur van Marcos Pérez Jiménez en de rigide, modernistische taal werd een symbool van onderdrukking. Tot de dictatuur viel, in 1958, en een nog in aanbouw zijnd deel van de superbloques werd bezet en al improviserend bewoonbaar gemaakt.
Gabriel Lester installeerde in het laatste paviljoen van het museum de ruimtelijke installatie Cross Section, waarin het lijkt alsof de muren van twee leegstaande woningen zijn samengebald tot een serie smalle corridors. Iedere corridor roept een ruimte op; een woonkamer, een badkamer, een gang. Met minimale middelen, als een jaren zeventig behang, het randje van een lambrisering, een medicijnenkastje en een plafonnière, worden verschillende ‘woonsferen’ gesuggereerd. Op zolder hangt een vervormende spiegel. Het spiegelbeeld verdubbelt zich, zet de wereld op zijn kop, vergroot hier en verkleint daar. Het is onmogelijk om een helder beeld van jezelf te krijgen.
Samen met de video Living Megastructures toont Lesters werk de behoefte die mensen hebben om zich hun omgeving eigen te maken. De verstedelijking keert zich tegen die behoefte, zo lijkt het in De Paviljoens. Verlatenheid en dreiging overheersen, zoals in de slapende huizen in Invisible Cities van Jonas Dahlberg en de nachtelijke straten in de film Urban Surface van Gabriel Lester. Het zwakke schijnsel van licht doet vermoeden dat de stad niet slaapt, ze blijft op haar qui-vive. Straks rijdt een auto de hoek om, een dronkaard zal zwalkend het steegje doorkruisen, nog even en voor dat raam verschijnt een silhouet. De stad als decor, ondersteund door muziek uit de film Pierrot le fou (1965) van Jean Luc Godard. De volgende scène kan ieder moment worden ingezet, een happy end is onwaarschijnlijk.
Waar Almere zijn uiterste best doet zich te ontwikkelen tot een bruisende stad, laat De Paviljoens voornamelijk de negatieve kanten van onze moderne, stedelijke habitat zien. De geselecteerde kunstwerken vestigen de aandacht op het vervreemdende karakter van de hedendaagse stad. Huizen en straten zijn leeg en anoniem. Maar is dit beeld niet wat eenzijdig? Waar zijn de kansen, de mogelijkheden en de perspectieven die de stad ook biedt? De concentratie van leven, de kruising van wegen, de botsende belangen, de uitbarstingen van energie?
Voor optimisme moet je niet in De Paviljoens zijn, daarvoor moet je gaan winkelen in het fonkelnieuwe Stadshart van Almere. Daar ontwierp Ira Koers als onderdeel van het masterplan van OMA drie verschillende trappen die de boven- en onderwereld van het opgetilde maaiveld met elkaar verbinden. Van de drie ontwerpen zijn ansichtkaarten verkrijgbaar bij Museum De Paviljoens die de bezoeker verleiden tot het daadwerkelijk gaan ervaren van de trappen. Het zijn functionele trappen, maar ze bieden vooral ook ruimte voor spel, verpozen en onverwachte ontmoetingen – botsingen, zo men wil.
Lotte Haagsma