metropolis m

Met twee gelijktijdige solotentoonstellingen in de Appel en het Stedelijk Museum staat het intrigerende werk van Saskia Noor van Imhoff (1982) dit voorjaar volop in de belangstelling.

Drie jaar geleden viel Saskia Noor van Imhoff op bij de Ateliers met een speelse eindpresentatie. Via een trechtervormige gang werd het publiek geleid naar haar raadselachtige totaalinstallatie, opgebouwd uit ogenschijnlijk willekeurige onderdelen: foto’s, tekeningen, houten constructies, sokkels en een plant. Gekantelde tafelframes met het blad ernaast; alsof ze zojuist met precisie waren omgekieperd. Ingelijste werken – geleend of zelfgemaakt – lagen zorgvuldig gearrangeerd op de grijs geschilderde vloer, soms half bovenop elkaar. Eén van die schilderijen was van Marlene Dumas, toenmalig begeleidend kunstenaar aan het instituut. Lang niet alle bezoekers herkenden het.

Het was Dumas die Van Imhoff vervolgens voordroeg als kandidaat voor de Volkskrant Beeldende Kunstprijs 2013. ‘Een van de interessantste kunstenaars die ik ken’, stelde Dumas destijds in de Volkskrant. ‘Het tentoonstellen zelf is het onderwerp, geïnspireerd op concreet onderzoek van de plek. Erg bijzonder.’ Hedendaags bovendien: in Van Imhoffs non-hiërarchische ordeningen en lukrake connecties herkende Dumas ‘de blik van het internet.’ Hoewel de prijs uiteindelijk aan Van Imhoff voorbijging, timmert ze flink aan de weg. Haar aankomende solotentoonstelling in het Stedelijk Museum van Amsterdam is de eerste in een reeks gewijd aan een jongere generatie kunstenaars – na Van Imhoff volgen onder anderen Magali Reus, Loretta Fahrenholz en Avery Singer. Twee weken eerder opent een grootschalige solo van haar in de Appel.

Al tijdens haar opleiding aan de Rietveld Academie hield Van Imhoff zich bezig met verzamelen en systemen. Haar werkruimte stond tjokvol: oud en recent werk, van haarzelf en van medestudenten, af en onaf. Een associatief netwerk, evenzeer nauw verbonden als incoherent. Voor haar eindexamen besloot ze het als geheel te presenteren, waarna het werd aangekocht door de Verbeke Foundation. Toen ze het werk een tijd later de-installeerde, raakte Van Imhoff geïnteresseerd in het conserveren van objecten. Een onderzoek naar verschillende conserveringsmethodes bracht haar naar het Stedelijk Museum in Amsterdam, dat de collectie bleek te ordenen op basis van afmetingen en materiaal in plaats van tijd of inhoud. Gefascineerd door dit wegvallen van de artistieke context, liet Van Imhoff haar eindexameninstallatie tijdelijk onderbrengen in het depot om het te laten ordenen volgens de museumprocedures. Door elk onderdeel te fotograferen of fotokopiëren, vermenigvuldigde Van Imhoff het werk – wat de status van het origineel op losse schroeven zet. De foto’s vonden hun plek in een nieuwe installatie en in een boek, dat weer als sokkel diende voor het geproduceerde werk.

Van Imhoff verbindt ongebruikelijke elementen met elkaar die samen geordend lijken volgens een nieuwe, onbekende systematiek. Ze zinspeelt weliswaar op vertrouwde museale coderingen rondom het vertonen van objecten, maar door die op een andere manier in te zetten, wordt de betekeniswaarde hernieuwd op de proef gesteld. In Van Imhoffs werk kan een dure Dumas moeiteloos samengaan met een kamerplant, of blijkt een bronzen beeld bij nadere inspectie een homp plastic met een verflaag te zijn. Soms lijkt de systematiek van het depot het tot de tentoonstellingsruimte te hebben geschopt. Subtiel staat er een en ander tegen elkaar aan te leunen. Maar in tegenstelling tot gestandaardiseerde depotprocedures komen haar eigen composities voornamelijk intuïtief tot stand – juist het arbitraire proces van kiezen staat centraal. Om die reden is ze ook zo geboeid door archeologische opgravingen. Het verwondert haar hoe het verleden ‘objectief’ wordt gereconstrueerd aan de hand van vondsten die toevallig de tand des tijds hebben doorstaan. Alsof de geschiedenis doelgericht van A naar B zou zijn verlopen. Het is deze subjectiviteit die Van Imhoff probeert bloot te leggen.

Zelf vergelijkt ze haar benadering ook wel met de beroemde film Powers of Ten (1977) van Charles en Ray Eames. Hierin verbeeldt de camera relatieve verhoudingen, van microscopisch tot kosmisch, door steeds met factor tien uit en vervolgens in te zoomen. Ook Van Imhoff beweegt voortdurend heen en weer. Het eerste wat bezoekers van haar presentatie bij de Ateliers te zien kregen in de trechtergang was een foto die de volledige installatie van bovenaf toonde. Vanuit dit vogelperspectief, een standpunt dat het publiek zelf nooit zou kunnen innemen, zijn vloer en muur gelijk aan elkaar. Dit spel met invalshoeken, evenals het recyclen, repliceren en fragmenteren van haar eigen werk en dat van anderen, maakt dat de afzonderlijke installatieonderdelen uiteindelijk nauwelijks nog te ontwaren of te herkennen zijn. Zodra enige richting lijkt te ontstaan, stuurt Van Imhoff trefzeker een andere kant op. Ze vindt het bijna jammer dat mensen haar werk vaak herkennen: liever zou ze als maker onzichtbaar zijn.

Met haar solotentoonstelling #+21.00 in de Appel bouwt de kunstenaar voort op eerdere architectonische experimenten. Ze benadert het gebouw als een archeologische opgravingsplek, zij het een artificiële. Via een alternatieve ingang betreden bezoekers de eerste verdieping, die over het gehele oppervlak voorzien is van een vloer die alle bestaande hoogteverschillen gladstrijkt. Grote stukken zijn eruit geslagen en als onderdelen van een puzzel verspreid door de ruimte. Sommige fungeren als sokkel. Ook duiken onder meer stalen frames, foto’s en luchtbevochtigers op. De installatie ontleedt op poëtische wijze de periodes waarin Van Imhoff met drie verschillende curatoren aan deze tentoonstelling werkte: eerst met Ann Demeester, toen opvolger Lorenzo Benedetti en vervolgens de huidige artistiek-adviseur Marc-Olivier Wahler. In de Appel verbindt Van Imhoff uiteenlopende onderwerpen die haar tijdens deze periodes bezighielden, zoals een gebroken arm, röntgenscans van een schilderij, foto’s uit haar familiearchief en plastische chirurgie als conservering van de mens.

Midden februari opent Van Imhoffs solopresentatie in het Stedelijk Museum, waar ze een in opdracht geproduceerd werk toont op basis van uitgebreid collectieonderzoek. Dit wordt gepresenteerd samen met de installatie die het museum eerder aankocht, een minimalistisch vormgegeven, U-vormig stoomapparaat. Het verspreidt een luchtvochtigheid die slechts voor bepaalde werken geschikt is. In haar nieuwe installatie breidt Van Imhoff deze klimatologische constructie uit met (fragmenten van) originele en nagemaakte werken uit de collectie van het Stedelijk. Geselecteerd uit verschillende temperatuurkamers in het depot, vormt het geheel een precaire compositie: afhankelijk van het materiaal kunnen de gecreëerde klimaatomstandigheden bij sommige werken tot verval leiden.

Waar een archeoloog zoekt naar expliciete verbanden, kiest Van Imhoff voor de suggestie. Ze raakt aan en laat weer los, ook op technisch gebied. Hoewel ze regelmatig samenwerkt met ambachtslieden of zich laat inlichten door restauratoren en wetenschappers, waakt ze ervoor de techniek volledig onder de knie te krijgen. Soms neemt ze zelfs deel aan hobbycursussen, waar haar status als kunstenaar verdwijnt tussen de amateurs. De subtiele manier waarop Van Imhoff ordeningsprincipes ontvouwt, maakt structuren van interpretatie en betekenisgeving uiteindelijk zichtbaar in elke omgeving. Niet alleen in musea en depots, maar ook in het dagelijks leven. De wereld als systeem – een avontuurlijke oefening in kijken.

Saskia Noor van Imhoff
de Appel art centre, Amsterdam
30.01 t/m 10.04.2016

Stedelijk Museum Amsterdam
13.02 t/m 08.05.2016

Jasmijn Yarram

Recente artikelen