Denken in dingen
Denken in dingen
Nieuw materialisme en zijn afsplitsingen
Leek het denken een kwestie geworden van taal, van concepten, de laatste jaren is er sprake van de terugkeer van het ding in het denken. Mede gevoed door ideeën over animisme en begeestering is het autonome object volop aanwezig in de kunst. Het nieuw materialisme probeert de gevolgen daarvan in meer filosofische zin te begrijpen.
Waar het materialisme sinds Marx vooral ging over de materiële grondslag van sociale verhoudingen, heeft het object tegenwoordig ook buiten dit relationele discours betekenis. Het kunstwerk is niet langer slechts de belichaming van een idee of het esthetisch residu van een artistieke handeling, het overstijgt zijn passieve, representatieve functie. In een tijd waarin het bestaansrecht van de kunst opnieuw wordt bevochten, roept deze herinterpretatie van het materialisme relevante vragen op over het belang, de betekenis en de functie van kunst.
Binnen de filosofie wordt de discussie over deze meer dingmatige opvatting van de realiteit gevoerd onder het stempel ‘nieuw materialisme’. Hoewel sceptici spreken over een hype, zijn er anderen die er een nieuwe hoofdstroming in zien. Opmerkelijk is de rol van het internet, waar boeken onbeperkt beschikbaar zijn en deskundigen zich mengen in discussies op meerdere blogs.
Het is niet mogelijk de stroming als eenduidig of een geheel uitgewerkt systeem te bespreken, er is (nog) geen eenduidige terminologie of visie. Het is meer een methodologie, met als doel beter inzicht in de wereld te verschaffen. Nieuw materialisme is hedendaagse filosofie in de maak, en kent afsplitsingen zoals de in de kunstwereld zeer geliefde ‘speculatieve theorie’.
Binnen nieuw materialisme worden de grenzen van de filosofie opgezocht en wordt er een relatie gelegd met de wetenschap in algemene zin, vanuit het besef dat daar veel inzichten over de werkelijkheid te vinden zijn. Deze studieuze benadering, gebaseerd op herinterpretatie en het combineren van inzichten uit meerdere disciplines,wordt gezien als een de-territorialisation (term van Gilles Deleuze) van het dualisme in de wetenschap en de culturele theorie. Modernisme en postmodernisme zijn de bron van dit dualistisch denken, omdat zij zich bezighouden met in- en uitsluiting en geen oog hebben voor het totaal dat de materie vertegenwoordigt.1
Alles is materieBinnen het materialisme is materie de enige realiteit die bestaat. Alles, zoals gedachten, beeldvorming, gevoelens, emoties en de wil, komt hieruit voort of valt hiertoe te herleiden. Het materialisme positioneert zich daarmee tegenover het idealisme, dat de werkelijkheid als iets volledig mentaals ziet en daarmee immaterieel. Het nieuw materialisme biedt niet zozeer een compleet nieuwe benadering van deze eeuwenoude basistheorie, maar wel een heel nieuwe verwerking ervan.
Rick Dolphijn en Iris van der Tuin hebben getracht de tendensen binnen het New Materialism in kaart te brengen in het boek New Materialism: Interviews & Carthographies (2012). Zij interviewden belangrijke figuren binnen de stroming en voorzagen de bestaande theorie van commentaar.
Rosi Braidotti wordt in dit boek voorgesteld als naamgever van het New Materialism. Ze heeft een genealogie aan het begrip gegeven die voert van Spinoza en Descartes, via Nietzsche, naar Freud en Lacan. Zij is het die ook aangeeft dat het nieuw materialisme het best te zien is als een methode om naar de werkelijkheid te kijken; een conceptueel kader en een politiek standpunt, die het overheersende linguïstische paradigma van de laatste decennia weigeren te volgen. In plaats daarvan spreekt Braidotti liever over de complexe maar concrete materialiteit van entiteiten en hun relaties die soms ondoorgrondelijk zijn.2
Verwant aan Braidotti’s denken over vormen van belichaming van ideeën, is de deleuziaan Manuel DeLanda, die eveneens is geïnterviewd in New Materialism: Interviews & Carthographies. In zijn interview gaat hij nog een stapje verder dan Braidotti door te spreken over het bestaan van een materiële wereld onafhankelijk van onze geest, die bestaat uit individuele (unieke) entiteiten die ook buiten ons om met elkaar communiceren. Het spreken daarover vereist een vorm van speculatie die ongebruikelijk is binnen de critical en linguistic theories die de laatste decennia de filosofische praktijk hebben gedomineerd.
Het belang van speculatieEen belangrijk onderdeel of verwante stroming van het nieuw materialisme is het speculatief realisme (Speculative Realism), dat zijn oorsprong kent in april 2007 toen aan het Goldsmiths College in Londen de conferentie Speculative Realism and Speculative Materialism werd gehouden.3
In 2006 publiceerde een van de deelnemers, Quentin Meillassoux, het boek Après la finitude (After Finitude). Hierin introduceert hij zijn kritiek op Kants ‘correlationisme’, waarin het menselijk subject de gegeven objecten en daarmee de realiteit vanuit zijn positie beschouwt. In het correlationisme is dit de enige manier van het ontstaan en vinden van kennis – er bestaat niks buiten deze subject-object relatie. De mens is het uitgangspunt van waaruit naar de wereld wordt gekeken.
Meillassoux toont de inherente beperkingen van deze filosofie met (onder andere) zijn arche-fossil theorie. Deze behelst dat fossielen het bewijs zijn van een realiteit die bestond voor de menselijke waarneming, en die daarmee logischerwijs los staat van het menselijk subject. Na de mens zal er eveneens een realiteit bestaan die niet wordt waargenomen maar wel is. Dit bewijst dat er dingen kunnen bestaan buiten de kantiaanse subject-object verhouding. Meillassoux wijst er in dat verband op dat Descartes’ beroemde stelling ‘ik denk dus ik ben’ (cogito ergo sum) niet betekent ‘dat ik niet ben als ik niet denk’. Ook zonder denken, los van de cognitieve perceptie is er een bestaan mogelijk.4
Graham Harman geeft een meer algemene kritiek op het correlationisme. Zijn theorie, genaamd Object-oriented Onthology (OOO), behelst een wereld die bestaat uit ‘entiteiten met specifieke kwaliteiten, autonoom van ons en autonoom van elkaar.’ Het Zijn (Dasein) is niet voorbehouden aan de mens, maar geldt ook voor objecten.5 Dasein behelst volgens Harman niet de capaciteit zichzelf te kunnen overdenken – die als belangrijkste kenmerk van de mens wordt gezien – maar ‘slechts’ het aanwezig zijn zelf. Hij focust op de verhouding tussen alle verschillende objecten die alle gelijk zijn – mens, idee én ding. Dit wordt door Levi R. Byrant in het gelijknamige boek uit 2011 de ‘democracy of objects’ genoemd.
Voor zijn OOO gebruikt Harman ook Heideggers theorie over de onherleidbare schaduwkant (irreducible dark side). Dit houdt in dat ongeacht hoe vaak we een munt omdraaien, we nooit zeker weten hoe de andere kant er uitziet. Harmans speculatieve theorie breidt de schaduwkant uit naar een object-object relatie waarin niks zichzelf geheel laat kennen. Objecten ontmoeten elkaar, maar zullen elkaar nooit geheel kunnen doorgronden. Zo ook de realiteit niet. Harman: ‘No interpretation of a dream or a historical event ever gets it quite right, nor would it even be possible to do so.’ Door deze zienswijze dient er een nieuwe vorm van denken over objecten geformuleerd te worden waarin correlationisme, antropocentrisme en de daaruit volgende ondergeschikte rol van het object worden achtergelaten en een gelijkheid tussen objecten wordt betracht.
Ook W.J.T. Mitchell heeft het over dingen (things) die niet langer passief op subjecten wachten om zich te laten benoemen.6 Materie staat los van taal, omdat beide autonome objecten zijn. Het taalkundige concept ‘stoel’ is niet dezelfde stoel als het ding zelf. Taal is een autonoom conceptueel instrument dat van buitenaf wordt opgelegd aan de wereld van objecten. Het vat de wereld, maar is de wereld niet. Het is alleen mogelijk een aanname te maken over de buitenkant (of verschijning) van een object, niet over het Zijn: alle objecten staan los van taal. Het Hebreeuwse woord voor object (chefetz) geeft dit precies aan, het betekent ‘doel’ – en in het Engels ‘having an objective’.7
Kunst als autonoom agentschapVoortkomend uit het bovenstaande is er binnen het speculatief realisme logischerwijs kritiek op de manier van analyseren van kunst. In de kunst wordt het werk over het algemeen gezien als een passief object dat door een actieve maker wordt geconstrueerd en van buitenaf wordt geladen met betekenis. Binnen het speculatief realisme is het werk zélf sprekend en handelend – het heeft agency.
Focillon sprak honderd jaar geleden al over kunstwerken als autonome, handelende entiteiten en niet als antropomorfe overbrengingsmechanismen (vessels) van het idee van een ander. Een werk doet zelf iets; brengt een ervaring teweeg. Ook hij spreekt dus over ‘agency’ en het problematische aspect van de poging om kunst te vatten in talige concepten.
Focillon was een van de denkers die aan bod kwam in het symposium Speculative Art Histories, dat in mei werd georganiseerd door Witte de With en het Center for Art and Philosophy (Erasmus Universiteit Rotterdam). Tijdens het symposium spraken een aantal belangrijke theoretici op het gebied van speculatief realisme en kunstgeschiedenis met keynotes van onder anderen Reza Negarestani, Bertrand Prévost en Kerstin Thomas.
In zijn lezing ging kunsthistoricus en speculatief reali8stisch-denker Bertrand Prévost in tegen de methodologie van de invloedrijke Erwin Panofsky, waarin een werk wordt opgesplitst in bepaalde referenties naar objecten en situaties van buiten. Volgens Prévost is dit niet mogelijk: een werk bestaat als eenheid (monistisch) en is niet deelbaar. Hij haalt hier Deleuze aan: ‘niets blijft hetzelfde na scheiding.’ Het geheel is niet hetzelfde als de som der delen, waarbij gedeeltelijke betekenissen op het werk worden geprojecteerd en daarbij aan het eenduidig autonoom object worden opgelegd. De betekenis van een werk verandert op het moment dat je het probeert uit te leggen. Kleur is bijvoorbeeld niet uit te leggen en onmogelijk te benaderen door middel van taal. Prévost pleit dan ook voor een analyse waarbij de ervaring van groter belang is. Hij richt zich liever op de mystieke in plaats van mechanische betekenis.8
De speculative turn kan dus significante gevolgen hebben voor de kunstbeschouwing, zelfs voor de gehele kennisproductie binnen de maatschappij. Het academisch systeem berust voor een groot deel op het correlationisme en is de belangrijkste kennisproducent in de samenleving, met serieuze invloed op de menselijke beleving. Het monistische aspect van het materialisme kan de omgang van de mens met de natuur en leefomgeving beïnvloeden, als de idee dat er een wisselwerking is tussen beide wordt geïnternaliseerd en de habitat als gelijke zal worden gezien. Eigendom krijgt een andere betekenis als wordt begrepen dat gebruiksvoorwerpen en materialen langer meegaan dan de eigen aanwezigheid. Maar los van alle functionele en ideologische mogelijkheden, is het nieuw materialisme een interessante theorie en vruchtbaar gedachte-experiment.
Vincent van Velsen studeert kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Noten:
1 Van der Tuin, I. and R. Dolphijn, The Transversality of New Materialism, Women: A Cultural Review, 21.2, 2010, pp. 153-71 http://www.academia.edu/1475676/ The_Transversality_of_New_Materialism_2010_
2 Dolphijn R. en I. van der Tuin, New Materialism: Interviews & Carthographies, Open Humanity Press, Michigan 2012
3 Sprekers waren Ray Brassier, Ian Hamilton Grant, Graham Harman en Quentin Meillassoux. Hun teksten zijn gepubliceerd in het tijdschrift Collapse.
4 Quentin Meillassoux, 21st Century Theory, Spike Art Quarterly 35, 2013, pp. 88-105
5 Morton, T. Here comes Everyting. The Promise of Object-Oriented Ontology, pp. 165-168, via http://www.academia.edu/934518/Here_Comes_Everything_The_Promise_of_Object-Oriented_Ontology
6 W. J. T. Mitchell, What Do Pictures Want? The Lives and Loves of Images, Chicago and London: University of Chicago Press, 2005, p.112 via Sven Lütticken, Art and Thingness, Part I: Breton’s Ball and Duchamp’s Carrot, E-flux Journal #13 02/2012
7 Joshua Simon, Neo-Materialism, Part I: The Commodity and the Exhibition, E-flux Journal #20 11/2010
8 Tijdens het symposium Speculative Art Histories, terug te zien op www.wdw.nl/nl/speculative-art-histories-recordings-2
Nieuw boek over Neo-MaterialismNadat hij een drieluik over Neo-Materialism schreef voor e-flux journal heeft Joshua Simon nu een boek uitgebracht onder dezelfde titel. Hier beschrijft en analyseert hij de veranderde betekenis van materie binnen de samenleving. In de jaren zestig en zeventig werd materie losgelaten: conceptuele kunst werden geïntroduceerd, geld werd losgekoppeld van de goudstandaard en marketing heeft ervoor gezorgd dat een merk belangrijker is geworden dan het materiaal waaruit iets bestaat. Deze tendens heeft ervoor gezorgd dat alles is verworden tot koopwaar (commodity), maar ook dat betekenis van dit woord is veranderd. Op neomaterialism.tumblr.com blogt Simon over dit onderwerp, in zijn boek onderzoekt hij de betekenis van en verhouding tussen symbolen en materie.
Vincent van Velsen
is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam