Dick Raaijmakers – Monografie
‘Wat kunst tot kunst maakt is dat ze de werkelijkheid beschouwt vanuit dimensies die vreemd zijn aan die werkelijkheid zelf’, zegt Dick Raaijmakers (Maastricht, 1930) met betrekking tot zijn werk Drie ideofonen (1973), een museale installatie van luidsprekers die zelf muziek maken. De uitspraak karakteriseert niet alleen Raaijmakers’ veelzijdige oeuvre, maar ook zijn uitzonderlijke positie in de wereld van de kunst. Of hij zich nu begeeft op het gebied van de muziek, waarin hij is opgeleid, het theater of de beeldende kunst, in eerste instantie deconstrueert hij vanuit een beschouwend standpunt het gegeven dat hem fascineert. Het geanalyseerde gegeven bouwt hij vervolgens volgens niet-hiërarchische structuren weer op, zoals kolonies worden geformeerd in de biologie, aldus Raaijmakers. Dit kan een enkele toon zijn of een muziekstuk, maar ook een film (Shhh!, 1981; De weergave, 2000), een beweging of handeling (De grafische methode fiets, 1979; Hermans hand, 1995), een kleiner of groter historisch persoon of feit (Drie Mao-stukken, 1970-1977); Scheuer-cyclus, 1985-1995) of een apparaat als de luidspreker in Drie ideofonen. Met deze werkwijze en de eigenzinnige visie die eraan ten grondslag ligt, overschreed hij in het verleden de ‘grenzen’ tussen de verschillende disciplines, en tussen kunst en techniek. Buiten de wereld van de muziek bleef zijn inspirerende denken en werk echter lange tijd ongezien. Daar lijkt nu een einde aan gekomen. Onder redactie van Arjen Mulder en Joke Brouwer publiceerde V2 in samenwerking met NAi Uitgevers Dick Raaijmakers – Monografie.
Omdat de elektronische composities van Raaijmakers eerder op cd zijn verschenen, concentreren de samenstellers van de copieuze monografie zich op zijn beeldende werk. Dat blijkt geen gemakkelijke opgave, zo verzuchten zij zelf. Want ‘waar stopt het puur compositorische werk van Raaijmakers en begint het beeldende en muziektheatrale?’ Zo word je in de eerste pagina’s van de monografie geconfronteerd met een volledig uitgewerkte grafische partituur (Grafisch kwartet, 1968). De bladzijden zijn beeldend gezien interessant, zelfs adembenemend, maar het horror vacui aan tabulatuur en actieschrift, ideogrammen en symbolen breekt vooral met de traditionele, ondubbelzinnige muzieknotatie en –praktijk. Ook in muzikaal opzicht moet Grafisch kwartet daarom niet worden onderschat.
In zijn uitvoeringspraktijk herinnert het werk van Raaijmakers aan de theatrale concerten en quasi-performances van Karlheinz Stockhausen en aan de happenings en de neodadaïstische Fluxus-events uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De overeenkomsten tussen Konzert für … (1997-2000) en Nam June Paiks Concerto for TV, Cello and Videotape (1971) zijn frappant, zowel visueel als wat betreft het experimentele, grensoverschrijdende karakter ervan. In Music for the Five Senses, een manifestatie ter afsluiting van het bezoek in 1988 van John Cage aan het Koninklijke Conservatorium in Den Haag, treedt Raaijmakers op als ‘metacomponist’, net als Cage in Untitled Event uit 1952, waarin hij samenwerkte met onder meer Merce Cunningham en Robert Rauschenberg. De verschillende bijdragen van de studenten combineert Raaijmakers in een open structuur, waarbij hij slechts de plaats en de tijdsduur bepaalt. De muzikale, theatrale voorstellingen die Raaijmakers later met Paul Koek en Theatergroep Hollandia maakte, kunnen vanwege de kenmerkende open vorm van het script eveneens in het licht van de concerted actions van Cage worden beschouwd. In het boek krijgen ook de intermediale experimenten veel aandacht. In De val van Mussolini (1995) zijn visuele elementen onderworpen aan technieken uit de muziek, zoals herhaling en vertraging. Bovendien wordt in de immense industriële ruimte waar het stuk wordt opgevoerd, het publiek ingezet als acteur. Ieder mens is potentieel een kunstenaar, componist of acteur.
Van de vaak poëtisch getinte, theoretische geschriften van Raaijmakers’ (in het boek wordt de vergelijking gemaakt met ‘een romantisch leerdicht’) zijn er twee opgenomen in het boek: Het grote vlak, het eerste hoofdstuk van Kleine mechanica van de open vorm (1992) en het programmatische De kunst van het machine lezen, een geïllustreerd essay uit 1978, waarin hij de manier beschrijft waarop in de loop der jaren elektriciteit – in wezen ongrijpbaar – in lichamen en objecten is opgewekt en bewaard. Hier is het afgedrukt in de opmaak van het tijdschrift Raster, waarin het werd gepubliceerd met inbegrip van de kanttekeningen die Raaijmakers plaatste in zijn exemplaar. Zoals in het Grafische kwartet, deelt hij ook hier zijn compositie met zijn publiek. Tevens bevestigt de keuze voor de reproductie van juist deze tekst de didactische opzet van de monografie. Mulder en Brouwer definiëren het boek als een handboek en handleiding tegelijkertijd. Zij respecteren hierin Raaijmakers adagium, aangehaald door Frans Evers, een van de auteurs die het werk van de kunstenaar in een bredere context plaatsten: ‘Het moet voor lessen bruikbaar zijn’.
De enorme hoeveelheid en verscheidenheid aan foto’s, schema’s en schetsen voorzien van beschrijvingen afkomstig uit de originele programmaboekjes, uit het persoonlijke archief van Raaijmakers, of door hem herschreven, maken van dit boek een rijke publicatie. Buiten een bibliografie, vind je hierin een biografie van Raaijmakers, geannoteerd met beelden en delen uit interviews of brieven, waardoor ook deze buiten de gebaande chronologische opbouw treedt die veel publicaties kenmerkt. De ‘open vorm’, waarnaar Raaijmakers zelf zocht, blijft in het boek tot het einde toe gehandhaafd. Dick Raaijmakers – Monografie kan, zoals zijn werken, vanuit verschillende, niet-hiërarchische standpunten worden gelezen, ge- of herinterpreteerd en benaderd. De keuze is aan de lezer. Mulder en Brouwer vervullen op deze wijze de ideale rol van subcomponisten die de grafische partituur waarmee het boek opent, hen uitnodigt te zijn.
Arjen Mulder en Joke Brouwer (red.),
Dick Raaijmakers – Monografie,
V2_Instituut voor instabiele media/NAi Uitgevers, Rotterdam 2007,
ISBN 978-90-5662-599-3
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus